Juliet tussen duisternis en licht
James Bond. George Smiley. Jason Bourne. Spionnen. Mannen. Maar hoe zit het met de vrouwen die een groot deel van het werk doen? De achttienjarige Juliet Armstrong wordt in 1940 geronseld door MI5 - de wonderlijke wereld van de contraspionage. Alleen al haar haar sollicitatiegesprek, dat om duistere redenen door een ervaren ondervrager van de verhoorafdeling wordt gevoerd:
"Iemand houdt een pistool tegen je hoofd: fascisme of communisme. Welke kies je? Je moet antwoord geven, anders ga je eraan."
Afgeluisterde gesprekken van Britse Nazi’s uittypen, daar begint het mee. Ze worden gerund door MI5-agent Godfrey Toby. Als die tenminste geen dubbelspion is. Want wie is de man in de jas met de Astrakan kraag met wie hij regelmatig stiekem enveloppen uitwisselt? En wat bedoelt zijn baas Perry met "het kenmerk van een goede agent is dat je niet weet aan welke kant hij of zij staat"? Bloedstollende avonturen volgen als Juliet infiltreert in ultrarechtse groeperingen.
Voor Atkinson is dit slechts een aanloop. In 1950 werkt Juliet overdag voor de dodelijk saaie schoolradio ("we is een soort osmotisch membraan tussen de BBC en de geheime dienst") waar haar vroegere MI5-baas opduikt als Perry de natuurdeskundige. De ‘flamingo’ die om 21.00 aankomt is code voor een overgelopen Tsjechische geleerde die haar flatje als schuilplaats gaat gebruiken (vandaar die roze vogel op het omslag van de Britse editie). De geleerde raakt prompt zoek en de Russische atoomgeheimen die hij meebracht ook. Nu moeten de lezers er écht hun hoofd bijhouden. Is er onder het duister nóg een laag, die alleen met infrarood licht zichtbaar te maken is?
Atkinson gaat verder dan de eveneens zeer Britse John le Carré (Tinker Tailor Soldier Spy): het gaat niet alleen om waarheid maar ook om identiteit. Want wie is die grappige, hunkerende Juliet werkelijk? Pion of juist de koningin in dit complexe schaakspel? Wat heeft de oorlogstijd met haar gedaan? Wie trekt er écht aan de touwtjes? We zitten zozeer in Juliets hoofd dat we dingen op haar manier gaan zien. Tot aan het eind Atkinson alles helder maakt en niets meer is wat het leek. Net Agatha Christie op haar best (De moord op Roger Ackroyd).
Honderdduizenden lezers over de hele wereld laat Kate Atkinson (York, 1951) gefascineerd ronddolen in haar schimmenrijken. De mysteries met in de hoofdrol Jackson Brodie werden verfilmd. In A God in Ruins (2015) volgen we een door WOII getraumatiseerde ex-piloot die zijn gezin overeind probeert te houden. ‘Darkness and light’ inderdaad. De fantasieën daarover begonnen al in Kates eenzame jeugd als enig kind van ouders die beschadigd uit de oorlog kwamen. ‘My parents were very reluctant to talk about their past’.
Sommigen zien iets ouderwets in haar aanpak. Zelf is Atkinson ook niet dol op de 21e eeuw: ‘ik hou me verre van de sociale media’. De gezaghebbende New Yorker ziet juist wel veel vernieuwends, zoals het vrouwelijke perspectief in een spionageroman. Kate spot bovendien met de conventies door de hoofdpersoon al op pagina 1 dood te laten rijden. En wat een vakkundigheid. De eerste sprongen door de tijd, die spelen in respectievelijk 1981, 1950 en 1940, zijn korte verhalen op zich.
Wat een boek. Atkinson grossiert in mooie zinnen en absurdistische terzijdes (‘between brackets’). Op de koop toe krijgen we nog een bere-interessante verantwoording en een literatuurlijst: veel van wat we lezen is echt gebeurd. Niet voor niets lijken de hoofdpersonages sterk op die van MI5-oprichter Maxwell Knight en infiltrante Joan Miller.
We hebben hier met een regelrechte classic te maken. In de Nederlandse ‘transcriptie’ - door vaste vertaalster Inge Kok - gaat onvermijdelijk wel iets verloren van de ‘Engelsheid’: als Atkinson het heeft over de Pound of flesh (de vergelding uit Shakespeares Merchant of Venice) blijft er weinig over. (Een pond vlees? Huh?), maar so what. Gooi die zogenaamd eigentijdse ‘literaire thrillers’ aan de kant. Lees dít boek. Intelligent, tijdloos, toegankelijk en spannend. Unputdownable, zouden de Britten zeggen.
Reageer op deze recensie