Geloof versus wetenschap
Je kan niet anders dan houden van de hoofdpersoon uit dit boek: ze krijgt het zwaar te verduren, maar houdt de moed er dapper in. Zo neemt haar vader zijn gezin uit Ghana mee naar de VS, en zo verdwijnt hij, zijn gezin achterlatend. Zo zwaait ze haar broer uit, in zijn beste pak uit op weg naar zijn diplomabal, en zo is hij dood door drugs. Als de term 'gevangen tussen twee culturen' ooit ergens van toepassing was, dan is het hier. In Ghana is Gifty een vreemde eend in de bijt en op school in de VS ontkomt ze niet aan het stempel immigrant.
'Zwarte mensen kunnen geen prinses zijn', zegt snottebellen-Geoffrey, net als Gifty veroordeeld tot een plek achterin de klas op de basisschool.
Later, op de universiteit, is ze een buitenbeentje. ‘Van de 50 promovendi zijn er drie zwart, waarvan één vrouw en dat ben ik.' Voor haar onderzoek implanteert ze sondes in de breinen van muizen. Dat stemt haar filosofisch. Neuropsychologie is een mooi vakgebied, maar haar broer kon er niet mee van zijn verslaving afgeholpen worden en tegen de depressie van haar moeder – die inmiddels in Gifty ‘s appartementje bivakkeert – helpt het ook niet. Waar vind je wel houvast om in de maalstroom van het leven het hoofd boven water te houden? ‘Veel bidden’ zegt moeder. Dat kerkse geeft haar rust, maakt haar verbazend mild over de drama’s in haar leven. De jonge Gifty vond het maar niks. Maar misschien heeft het geloof de volwassen Gifty toch iets te bieden?
Zo’n levensverhaal kan ontsporen in een jammerklacht over gemiste kansen of in eenzijdig bekeringsproza. Niet hier. Ayaa Gyasi doet nuchter, bijna wetenschappelijk-objectief, verslag van haar ijzingwekkende jeugdbelevenissen en herontdekking van het spirituele. De persoonlijkheden van de familieleden maakt ze zo interessant dat de lezer méér wil weten over hun drijfveren. De ontwikkeling van Gifty, die bij zichzelf te rade moet gaan hoe ze het geloof een plek kan geven in de geseculariseerde westerse samenleving, maak je bijna van binnenuit mee. En tussendoor grijpt Gyasi de lezer bij de kladden met klinische beschrijvingen van de experimenten die Gifty doet op de muizen – wat moeten we dáár eigenlijk van vinden?
De stijl en opbouw doen denken aan Isabel Allende: een warme belangstelling voor mensen en hun worstelingen met het leven en dat binnen grote historische perspectieven. Gyasi gaat nog dieper: ze verweeft thema’s als verlating, depressie en discriminatie moeiteloos met intieme, persoonlijke verhalen. En er is hoop: ze citeert de Victoriaanse natuurpoëet Gerard Manley Hopkins die aandacht vraagt voor het mooie dat er – naast alle narigheid – ook is. ‘Gods pracht.’
Eerder al had Gyasi succes met haar debuut Weg naar huis. Ook daarvan was het onderwerp niet bepaald kinderachtig: in achttiende-eeuws Ghana wordt de ene halfzus uitgehuwelijkt aan een Westerse rijkaard, de andere als slaaf op de boot naar Amerika gezet. Als metafoor voor de volksverhuizingen die Amerika vormden, beschrijft ze de levens van zeven generaties nakomelingen van deze vrouwen. ‘Een modern Amerikaans meesterwerk’ werd het genoemd. Dit boek heeft ook dat brede en meeslepende. In de vertaling door Nicolette Hoekmeijer lopen de zinnen zo goed dat je zou vergeten dat het oorspronkelijk in het Engels is geschreven.
Alom wordt Gyasi geprezen als een nieuwe ster aan het literaire firmament. Op een intelligente manier stelt ze actuele thema’s aan de orde, terwijl de lezer gefascineerd de belevenissen van haar protagonisten volgt. Zoveel kracht, zoveel diepgang, zo weinig bitterheid, dat kom je niet vaak tegen.
Dit is Bookerprijzenwerk.
Reageer op deze recensie