Meer dan 5,8 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

“Maar ieder doodt wat hij bemint”

Wil 20 januari 2021
Alles waar ik spijt van heb – Philippe Claudel (1999)

HET MOTTO
“Yet each man kills the thing he loves” – Oscar Wilde (1897) uit “The Ballad of Reading Gaol”= het beroemdste gevangenisgedicht aller tijden – zie https://nl.m.wikipedia.org/wiki/The_Ballad_of_Reading_Gaol
Het is zelfs ook een songtekst geworden die Gavin Friday op onnavolgbare wijze voorleest: https://www.youtube.com/watch?v=zrbuFo08fFg en werd ook gezongen door Jeanne Moreau. https://www.youtube.com/watch?v=ZrBkBoz0_Hw in de soundtrack van de Frans-Duitse film “Querelle”(1982) – Werner Fassbinder.

Dit citaat “Chaque homme tue ce qu’il aime” kwam tweemaal voorbij (in mijn Franse versie op blz 86 en 92). Belangrijk dus. Het motto voor dit boek, zo blijkt na lezing en zeker ook door de verwijzing naar de opdracht voorin: “Pour celles et ceux que l’on blesse” (Voor allen (vrouwen en mannen) die men pijn doet, verwondt). En zoals ik al schrijf, dat blijkt uit dit prachtige boek.

DE TITEL
De Nederlandse titel “Alles waar ik spijt van heb” is nogal slordig en te algemeen. De Franse titel “Quelques-uns des cent regrets” geeft aan dat er een paar dingen van de totaal honderd zijn waarvan de verteller in dit geval spijt heeft. De oorzaak is (heb ik ergens gelezen…) dat het Nederlandse woord « spijt » geen meervoud kent. Tja…daar zijn wel oplossingen voor.

“Zo gaat het in het leven …. Van de ene spijt naar de andere… Maar, het zijn er nooit meer dan honderd, niet meer en niet minder”, zegt Jos, de meestal dronken, filosoferende hoteleigenaar die een van de legendes citeert die zijn oom hem als kind heeft doen geloven. Zijn oom vertelde deze legende ongeveer als volgt. Het is beter al je gevoelens van spijt te noteren in een mooi handschrift in “Le livre de dettes”, “Het boek der schulden”, je eigen boek met je honderd schuldgevoelens dus. En als je de honderdste hebt opgeschreven, ga je de volgende dag dood. Je gaat dood omdat je nergens meer spijt van kunt hebben. En dan weet je waarom je dood gaat.

Al eerder hadden we gelezen dat de, ook meestal dronken, maar oh zo erudiete pastoor zegt: “Niemand vraagt ooit waaróm iemand dood is gegaan. Altijd alleen maar hoe? Ook deze vraag komen we twee keer tegen.

En dan weer terug naar het citaat van Oscar Wilde. De verteller heeft op jonge leeftijd (16) heel boos, teleurgesteld en verontwaardigd over het familiegeheim rond de identiteit van zijn vader het huis verlaten. Hij heeft zijn moeder alleen, hulpeloos en immens verdrietig achtergelaten, zonder een woord te zeggen of te schrijven. Zijn moeder. Zij die zoveel van hem hield en hij die zoveel van haar hield. Nooit heeft hij nog iets van zich laten horen. Nu na 16 jaar keert hij terug om zijn moeder te begraven. En hopelijk ook alle herinneringen van spijt en schuld. Maar dan is daar Philippe Claudel…. die een messcherpe analyse geeft via alle personen die de verteller ontmoet en door alle plekken en plaatsen van het stadje in Noord-Frankrijk waar hij ooit gelukkig was als decor op te voeren. De drank, meestal slechte wijn, maar ook “hallucinerende” sterke dranken zijn ook in deze Claudel rijkelijk aanwezig. Hierdoor vloeit de werkelijkheid nogal eens over in dromen en nachtmerries. En wordt het langzaam maar zeker pijnlijk duidelijk waarom de verteller woedend weggevlucht is?

Ook de hemel huilt, zoals men wel eens zegt, want zelfs het weer, de constante, hevige regenbuien waardoor de rivier buiten zijn oevers treedt en het stadje half onderloopt, werkt mee aan de algehele triestheid. Kleine visjes zwemmen door de straten. Het stadje doet denken aan Venetië, stad van verderf en dood. Een prachtig beeld vormt het bootje met de doodskist (“la barque des morts”) op weg naar het kerkhof dat op een heuveltje ligt. Het deed me denken aan de Griekse mythe, de Styx, de rivier die men moest oversteken om naar het dodenrijk te gaan. https://nl.wikipedia.org/wiki/Styx_(mythologie)

Maar zie, eenmaal de begrafenis voorbij, klaart het weer op en wordt het dagelijkse leven weer opgepakt. De verteller vertrekt na een laatste goed gesprek met Jos, de eigenaar van Hôtel de l’Industrie. Onverwachte afloop? De buschauffeur volgt zijn dienstrooster weer en herkent de verteller.
Waren er nog lichtpuntjes? Ja zeker wel….Gewoon dit boek lezen en je laten betoveren.
Een betere titel, bedenk ik nu, is misschien: “Het boek van zestien jaar spijt”. En lees vooral nogmaals de laatste zin van dit boek die alleen al zo mooi is… Deze zin vaagt alle minpuntjes in een klap weg.

DE PERSONAGES
Opmerkelijk is dat alle personages bijna allemaal uiteindelijk een naam krijgen, behalve de verteller zelf. Het kan ieder van ons zijn…

De mensen van vroeger die hij weer tegenkomt, zijn geweldig. De echte, heel karakteristieke Claudel-types die het leven bekijken op een eigen filosofische manier die vaak op het absurde af overkomt maar bij nader inzien toch veel wijsheid bezit. Het zijn gewoon echte mensen, zonder franje. Heel herkenbaar. De meesten hebben, net als dit stadje, hun moment van glorie gehad en raken nu min of meer in verval. De hoteleigenaar, Jos Sanglard, was vroeger een rijk man, maar er komt niemand meer in het hotel, dus hij kan amper meer rondkomen. Er is nog één oude, stapelgekke cliënte in het hotel die haar kamer niet meer afkomt en ’s nachts ligt te schreeuwen om haar overleden baby. De vrouw van Jos lijkt gehandicapt. Ze zit in een rolstoel wanneer het haar uitkomt. Alleen overdag. Heel typisch. Het lijkt een niet geslaagd huwelijk, toch houden ze veel van elkaar.

Er is uiteraard een doodgraver, een weduwnaar, die drie hele mooie dochtertjes heeft maar waar men weinig over weet. En dan de pastoor, alcoholist, heeft niets anders te doen, maar blijkt wel heel erudiet. De eerste keer dat de verteller hem ziet ligt hij met zijn hoofd op een hoek van de tafel te slapen. Zijn mond hangt open. Zijn glas wijn is omgevallen en de opengeslagen Bijbel fungeert als spons, opengeslagen bij de liefdesdialoog van Salomo. Volgens de pastoor is het meer van belang je af te vragen waarom de doden zijn overleden dan waaraan…Een duidelijke hint naar de titel. De pastoor vergelijkt de moeder met een zeldzame bloem. Hij komt daar een paar keer op terug.

Wie is het naamloze zigeunerjongetje dat af en toe naar hem toekomt rennen en hem bij zijn naam roept? Bestaat hij wel echt? Verbeelding misschien? Een waanbeeld uit het verleden? Een alter ego?

Daarnaast ziet hij in zijn herinneringen weer zijn stille grootvader, waar hij nooit in huis is geweest aan de andere kant van de rivier, de kille, kijvende grootmoeder die maandelijks op bezoek kwam en verdriet meebracht. Zijn vader die in een fotolijstje op de kast stond, hij zou gesneuveld zijn in Indochina. En natuurlijk zijn moeder die voor speciale gelegenheden haar mooie jurk met het kersendessin aandeed. En heel morbide: zo lag ze ook in de kist. Zie citaat onderaan.

DE SCHRIJFSTIJL
Zo mooi, zo poëtisch, zo eenvoudig soms. Heel beeldend taalgebruik. Wel met, ik moet eerlijk blijven, wel soms met een overdosis aan metaforen en adjectieven. “Het dekbed ligt zo bol als de wand van een engeltje” is een afschrikwekkend voorbeeld van een “niet zo geslaagde“ vergelijking.
De humor is gelukkig ook in dit boek nog wel voelbaar. Vooral in de beschrijvingen en conversaties van de diverse personen. De vele herinneringen zijn niet alleen nostalgisch maar ook veelal melancholisch en soms zelfs tranen trekkend. Vooral de laatste bladzijden van het boek laten de lezer niet onverschillig en compenseren in mijn ogen ruimschoots de eerder genoemde overdaad aan stijlfoutjes.

MOOIE CITATEN
Claudel is een van mijn favoriete schrijvers, zo niet de allergrootste. Ik vind hem een magische schrijver/verteller. Lees maar.
Citaat: (met dank aan huisvertaler Manik Sarkar)
De verteller neemt zijn intrek in een verlaten en vervallen hotel. Op de eerste dag heeft hij een afspraak bij het mortuarium.
“Een beambte die niet oud en niet jong was, met een vreemdsoortig bloemkoolhoofd, liet me binnen zonder vragen te stellen. (…)
Het kostte de beambte maar een paar nietige ogenblikken om te onthullen wat voor mij zo lang verborgen was geweest: het gezicht van mijn moeder, haar gezicht, haar mooie gezicht dat ik al zestien jaar niet meer gezien had. Zestien lange jaren, zestien magere jaren waarin ik een uitgebluste, licht verbitterde man was geworden.
Haar haar was iets langer dan vroeger, Er zat wat zilver tussen het blond. Haar gezicht had nog altijd de eenvoudige schoonheid die er altijd zo karakteristiek voor was geweest. Alleen hadden haar rimpels er een fijn netwerk van beschadigingen overheen gelegd. De tijd, met al zijn lasten en vermoeienissen, had zich als fijn stof op haar afgezet, Haar lange, ronde oogleden die nog halfopen waren hadden dezelfde zachtpaarse tint als vroeger. Haar lippen waren bleek, bijna wit, alsof ze er krachtig op had gebeten en al het bloed eruit was weggetrokken.
Kwam het door de jaren die ik zonder haar had geleefd dat ik vond dat ze er jonger uitzag dan ze eigenlijk was? Het kledingstuk van de dood stond haar merkwaardig goed.”

En verder in het boek lezen we:
"Ik was de zoon van een leegte.
Ik was de zoon van niets".
Zo weinig woorden om zoveel te zeggen.
Overigens, de identiteit van de vader wordt niet onthuld, maar de aandachtige lezer weet genoeg.

CONCLUSIE
Philippe Claudel schreef dit boek in 1999 evenals “Meuse, l’oubli (Rivier van vergetelheid)” Dit is zijn tweede in zijn lange schrijfcarrière. Deze twee werken lijken veel op elkaar. Het is zeker aan te raden om ze na elkaar te lezen om de evolutie van de schrijver te zien en vooral de opbouw en de steeds terugkerende thema’s en motieven, zoals het verleden, de drank en de gevolgen van drank, beschrijvingen van de natuur die wel haast op een biologieles lijken. Familie(leden) zijn onmisbaar en het zijn er velen. Zoek de overeenkomsten… Zijn het wel dezelfde? En dan is er vrijwel in alle boeken van Claudel de zoektocht naar de eigen identiteit, zoals ook dus in dit boek. Het boek van schulden. Enkele. Geen honderd….

Ik gaf, ook na herlezing, VIJF STERREN.
Zeist, 20 januari 2021
Wil

3

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Wil

Gesponsord

Onder leiding van miljonair Anne helpt Jessie in 1918 bij de Franse wederopbouw door kinderbibliotheken op te zetten in omgebouwde ambulances. Totdat ze op een dag spoorloos verdwijnt.

'Uniek aan Wondermond is de keuze van Goemans om een verwende, kortzichtige, mannelijke tiener als hoofdpersonage te nemen in een verhaal dat zo duidelijk stoelt op vrouwenstemmen en verborgen vrouwenleed.'

'Vanhauwaert weet een unieke literaire ervaring te creëren. De inhoud en vorm zijn zo met elkaar versmeed dat ze niet los van elkaar gezien kunnen worden,' zegt de vakjury over het debuut.

Een hartverwarmend verhaal over vasthouden en loslaten te midden van de storm, en een vriendschap die zelfs de diepste wonden heelt. Van de auteur van Onder de magnolia.