Lezersrecensie
Een grote liefde vergeten? Is dat mogelijk ?
Een mooie titel : RIVIER VAN VERGETELHEID. Toch is de Franse titel nog veelzeggender want hierin wordt de Maas genoemd die heel belangrijk is in dit verhaal. MEUSE L’OUBLI.
Een prachtige nostalgische cover met een meisje dat in het water staat. Maar in het boek komt geen meisje van die leeftijd voor met haar voeten in het water. Op de Franse cover prijkt een schilderij van de favoriete schrijver van Philippe Claudel : EMILE FRIANT met Le pont de Malzéville. Ook hier weer meer to the point. De brug is belangrijk, de Maas, de Ardennen.
Deze roman speelt zich hoofdzakelijk af in het fictieve plaatsje FEIL in de Ardennen. Een dorp dat ook langzaam maar zeker aan het verdwijnen is….in ieder geval al wel in de vergetelheid is geraakt. Er zijn nog wel enkele bewoners, vier cafés, twee bakkers en een pâtisserie, twee slagers, een fourniturenwinkeltje waar jezelfs een vishengel kan kopen en een « tabac » waar de ik-persoon een paar schriften (merk : Le Conquérant) koopt om notities en tekeningetjes in te maken, als een soort dagboek.
De ik-persoon, de nog jonge, naamloze verteller (30 jaar ?) heeft in vrij korte tijd zijn grote geliefde Paule verloren aan een fatale ziekte en hij kan dit verlies maar niet accepteren. Hij ziet, voelt en hoort haar overal. Zij achtervolgt hem obsessief, tot in zijn, meestal hallucinerende dromen. Zijn geluk heeft slechts 1863 dagen geduurd. En hij telt nu de dagen nà haar dood.
Hij ontvlucht de Vlaamse steden en plaatsen waar hij gelukkig was met Paule (Ostende, Gent, Brugge, Lochristi, e.z.) en komt uiteindelijk terecht in het dorpje Feil, aan de oever van de Maas, waar hij geen verleden heeft met Paule. Als herinnering aan haar heeft hij drie brieven en haar angora trui, waar haar geur nog in hangt, meegenomen. Relikwieën.
Op advies van de plaatselijke grafdelver, Monsieur Maltoorp, vindt hij een kamer bij de aardige weduwe, Madame Outsander. Vaak gaat hij naar het café L’Ancre van Monsieur Pergus waar hij nog wat stamgasten ontmoet die meestal zitten te klaverjassen waarbij ze zich bedrinken. Vooral voormalig slager Lamiral is een markante persoon met zijn levenswijsheden.
Onze ik-persoon wandelt veel in de natuur, aan de oevers van de Maas waarover we lyrische beschouwingen lezen. De Maas waardoor hij ook weer vaak aan zijn afschuwelijke jeugd moet denken, met een moeder die hem nooit had gewild. Aan de scheldpartijen van zijn dorpsgenoten over het beroep van zijn moeder (« filsàputain - hoerenjong»). En zijn immense verdriet om Paule vermengt zich nu met het verdriet om die afschuwelijke moeder met haar klanten en haar pooiers. Hij heeft geen goed woord over haar.
• Is Feil de plek van waaruit de ik-persoon weer opnieuw zijn leven kan oppakken ?
Ja, dat is de vraag en het hoofdthema van het boek. Dood van een geliefde, rouw(verwerking, berusting en acceptatie en het « hoe verder » ? Maar een heel groot neventhema is dus de relatie moeder/zoon die ook nog verwerkt moet worden en waar Paule eigenlijk al mee begonnen was tijdens hun korte leven samen.
Dit is de debuutroman van Philippe Claudel ! Hij schreef Meuse, l’oubli op 37-jarige leeftijd ! Ik heb eerst bijna al zijn andere werk en de grote bestsellers van hem gelezen en opvallend is dat in dit boekje al wel de typische Claudel-beschrijvingen zijn te vinden, maar helaas mondjesmaat. Er zijn vele natuurbeschrijvingen waarin Claudel zich verliest. Met onbekende woorden die het lezen moeizaam maken. Ook maakt hij zelf nieuwe woorden aan. Hij beschrijft Paule als « rodomontade », een beetje pedant ?
En dan is er dat eindeloze wachten. Er gebeurt eigenlijk niets. De kenmerkende Claudel-humor is nog nauwelijks aanwezig. In de verte doet deze roman denken aan « En attendant Godot », toneelstuk van Samuel Beckett. Wachten op niets. Tweemaal.
Is er nu misschien wél een klein lichtpuntje … Aan het eind vergelijkt hij zijn verblijf in Feil met de vakjes op een ganzenbord. En mooi beeld overigens. Uiteindelijk gaat het laatste vakje automatisch over in het eerste vakje. Terug bij « AF ». Maar hoe is het dan met zijn liefdespijn, is het een herinnering geworden ? Toch een ander beginpunt dan ca. Een jaar geleden ?
Geen spoilers hier. Ik verwijs naar de laatste pagina. Ontroerende woorden bij het afscheid van Feil. Dit stadje dat hem een spiegel voorhield.
• De bijpersonen…
Overigens zijn de bijpersonen, ook al hebben ze nog zo’n kleine rol in dit boek, met hun korte (filosofische) dialogen en rake beschrijvingen wél de moeite waard ! Herkenbare Claudel-figuren !
Ik heb genoten van grafdelver Maltoorp die altijd twaalf graven vooruit graaft en de ik-persoon adviseert om niet te veel te denken « Je moet jezelf afleren te denken ». Genoten van de slager die al 15 jaar geen vlees meer eet (voer voor vegetariërs op blz. 136-137). « De vitrine bij een slager is als een kerkhof… » en ook van de brave Madame Outsander die hem helemaal begrijpt, ook al heeft de ik-persoon tegen geen enkele dorpeling ooit zijn verhaal vertelt. De gulzige pastoor doet je watertanden als hij zijn perenbeignets eet terwijl hij de biecht komt afnemen. En dan al die drank elke dag in café L’Ancre, je zou er zelf ook dronken van worden en dan geserveerd door de patron, monsieur Pergus, die wel een neus heeft alsof hij liters wijn drinkt, maar zich beperkt tot limonade. Orgeat, een soort amandelsiroop.
• Intertekstualiteit
Dan nog een opmerking over de opmerkelijke intertekstualiteit.
We komen tegen de dichters Charles Baudelaire, Blaise Cendrars (schrijver en dichter) en heel toepasselijk Gérard de Nerval met El Desdichado (Orphée). Erg mooi gedicht.
Aan Marcel Proust wordt ook gerefereerd. Zelfs door de moeder van de ik-persoon ! Mac Orlan met zijn Quai des Brumes en nog enkele anderen.
Een eye-opener, een volkomen onbekende, was voor mij de 19-eeuwse Gentse kunstschilder THÉO VAN RYSSELBERGHE (La Promenade-1901) die in hoge mate doet denken aan die andere favoriete schilder van Claudel, juist aan Emile Friant ! Als we weer naar de musea mogen… zeker een bezoek waard ! (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Bruxelles).
• Conclusie
Zeker de moeite van het lezen waard ! Toch zoals al eerder gememoreerd. Iets TE VEEL. Maar een geslaagde opmaat naar zijn latere werk. Drie sterren.
Zeist, 14 december 2020
In ‘t Frans gelezen : Folio nr 4356 – Meuse l’oubli
Een prachtige nostalgische cover met een meisje dat in het water staat. Maar in het boek komt geen meisje van die leeftijd voor met haar voeten in het water. Op de Franse cover prijkt een schilderij van de favoriete schrijver van Philippe Claudel : EMILE FRIANT met Le pont de Malzéville. Ook hier weer meer to the point. De brug is belangrijk, de Maas, de Ardennen.
Deze roman speelt zich hoofdzakelijk af in het fictieve plaatsje FEIL in de Ardennen. Een dorp dat ook langzaam maar zeker aan het verdwijnen is….in ieder geval al wel in de vergetelheid is geraakt. Er zijn nog wel enkele bewoners, vier cafés, twee bakkers en een pâtisserie, twee slagers, een fourniturenwinkeltje waar jezelfs een vishengel kan kopen en een « tabac » waar de ik-persoon een paar schriften (merk : Le Conquérant) koopt om notities en tekeningetjes in te maken, als een soort dagboek.
De ik-persoon, de nog jonge, naamloze verteller (30 jaar ?) heeft in vrij korte tijd zijn grote geliefde Paule verloren aan een fatale ziekte en hij kan dit verlies maar niet accepteren. Hij ziet, voelt en hoort haar overal. Zij achtervolgt hem obsessief, tot in zijn, meestal hallucinerende dromen. Zijn geluk heeft slechts 1863 dagen geduurd. En hij telt nu de dagen nà haar dood.
Hij ontvlucht de Vlaamse steden en plaatsen waar hij gelukkig was met Paule (Ostende, Gent, Brugge, Lochristi, e.z.) en komt uiteindelijk terecht in het dorpje Feil, aan de oever van de Maas, waar hij geen verleden heeft met Paule. Als herinnering aan haar heeft hij drie brieven en haar angora trui, waar haar geur nog in hangt, meegenomen. Relikwieën.
Op advies van de plaatselijke grafdelver, Monsieur Maltoorp, vindt hij een kamer bij de aardige weduwe, Madame Outsander. Vaak gaat hij naar het café L’Ancre van Monsieur Pergus waar hij nog wat stamgasten ontmoet die meestal zitten te klaverjassen waarbij ze zich bedrinken. Vooral voormalig slager Lamiral is een markante persoon met zijn levenswijsheden.
Onze ik-persoon wandelt veel in de natuur, aan de oevers van de Maas waarover we lyrische beschouwingen lezen. De Maas waardoor hij ook weer vaak aan zijn afschuwelijke jeugd moet denken, met een moeder die hem nooit had gewild. Aan de scheldpartijen van zijn dorpsgenoten over het beroep van zijn moeder (« filsàputain - hoerenjong»). En zijn immense verdriet om Paule vermengt zich nu met het verdriet om die afschuwelijke moeder met haar klanten en haar pooiers. Hij heeft geen goed woord over haar.
• Is Feil de plek van waaruit de ik-persoon weer opnieuw zijn leven kan oppakken ?
Ja, dat is de vraag en het hoofdthema van het boek. Dood van een geliefde, rouw(verwerking, berusting en acceptatie en het « hoe verder » ? Maar een heel groot neventhema is dus de relatie moeder/zoon die ook nog verwerkt moet worden en waar Paule eigenlijk al mee begonnen was tijdens hun korte leven samen.
Dit is de debuutroman van Philippe Claudel ! Hij schreef Meuse, l’oubli op 37-jarige leeftijd ! Ik heb eerst bijna al zijn andere werk en de grote bestsellers van hem gelezen en opvallend is dat in dit boekje al wel de typische Claudel-beschrijvingen zijn te vinden, maar helaas mondjesmaat. Er zijn vele natuurbeschrijvingen waarin Claudel zich verliest. Met onbekende woorden die het lezen moeizaam maken. Ook maakt hij zelf nieuwe woorden aan. Hij beschrijft Paule als « rodomontade », een beetje pedant ?
En dan is er dat eindeloze wachten. Er gebeurt eigenlijk niets. De kenmerkende Claudel-humor is nog nauwelijks aanwezig. In de verte doet deze roman denken aan « En attendant Godot », toneelstuk van Samuel Beckett. Wachten op niets. Tweemaal.
Is er nu misschien wél een klein lichtpuntje … Aan het eind vergelijkt hij zijn verblijf in Feil met de vakjes op een ganzenbord. En mooi beeld overigens. Uiteindelijk gaat het laatste vakje automatisch over in het eerste vakje. Terug bij « AF ». Maar hoe is het dan met zijn liefdespijn, is het een herinnering geworden ? Toch een ander beginpunt dan ca. Een jaar geleden ?
Geen spoilers hier. Ik verwijs naar de laatste pagina. Ontroerende woorden bij het afscheid van Feil. Dit stadje dat hem een spiegel voorhield.
• De bijpersonen…
Overigens zijn de bijpersonen, ook al hebben ze nog zo’n kleine rol in dit boek, met hun korte (filosofische) dialogen en rake beschrijvingen wél de moeite waard ! Herkenbare Claudel-figuren !
Ik heb genoten van grafdelver Maltoorp die altijd twaalf graven vooruit graaft en de ik-persoon adviseert om niet te veel te denken « Je moet jezelf afleren te denken ». Genoten van de slager die al 15 jaar geen vlees meer eet (voer voor vegetariërs op blz. 136-137). « De vitrine bij een slager is als een kerkhof… » en ook van de brave Madame Outsander die hem helemaal begrijpt, ook al heeft de ik-persoon tegen geen enkele dorpeling ooit zijn verhaal vertelt. De gulzige pastoor doet je watertanden als hij zijn perenbeignets eet terwijl hij de biecht komt afnemen. En dan al die drank elke dag in café L’Ancre, je zou er zelf ook dronken van worden en dan geserveerd door de patron, monsieur Pergus, die wel een neus heeft alsof hij liters wijn drinkt, maar zich beperkt tot limonade. Orgeat, een soort amandelsiroop.
• Intertekstualiteit
Dan nog een opmerking over de opmerkelijke intertekstualiteit.
We komen tegen de dichters Charles Baudelaire, Blaise Cendrars (schrijver en dichter) en heel toepasselijk Gérard de Nerval met El Desdichado (Orphée). Erg mooi gedicht.
Aan Marcel Proust wordt ook gerefereerd. Zelfs door de moeder van de ik-persoon ! Mac Orlan met zijn Quai des Brumes en nog enkele anderen.
Een eye-opener, een volkomen onbekende, was voor mij de 19-eeuwse Gentse kunstschilder THÉO VAN RYSSELBERGHE (La Promenade-1901) die in hoge mate doet denken aan die andere favoriete schilder van Claudel, juist aan Emile Friant ! Als we weer naar de musea mogen… zeker een bezoek waard ! (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Bruxelles).
• Conclusie
Zeker de moeite van het lezen waard ! Toch zoals al eerder gememoreerd. Iets TE VEEL. Maar een geslaagde opmaat naar zijn latere werk. Drie sterren.
Zeist, 14 december 2020
In ‘t Frans gelezen : Folio nr 4356 – Meuse l’oubli
5
1
Reageer op deze recensie