Lezersrecensie
Subtiel met diepe impact
‘Stemmen’ is de vierde roman van Naomi Rebekka Boekwijt (1990) na in 2013 gedebuteerd te zijn met de verhalenbundel ‘Pels’. Haar vorige roman ‘Bloedblaren’, die in 2020 uitkwam, bevatte veel autobiografische elementen: een jonge vrouw met psychische problemen die naar Denemarken trekt en van beroep huisschilder is. De dagboekfragmenten daarin zijn van de auteur zelf, waardoor het af en toe heftig en rauw was. Deze roman biedt een andere ervaring, maar een die net zo levensecht is.
De term ‘psychiatrische roman’ zou af kunnen schrikken, maar laat het je er niet van weerhouden om dit boek te lezen, want dan doe je jezelf en het boek tekort. De hoofdpersoon van het boek is Sis, een dertigjarige vrouw met hechtingsproblemen, die daarnaast ook stemmen hoort. Na een zelfmoordpoging blijkt dat ze beter niet meer zelfstandig kan wonen en krijgt ze een plekje in een woongroep. De dynamiek tussen de bewoners en de begeleiders, met de nodige problemen en strubbelingen, wordt levensecht beschreven en je merkt dat de auteur uit eigen ervaring put. De bewoners worden niet allemaal even uitgebreid beschreven, maar toch zie je ze zo voor je.
Een ander belangrijk persoon in het verhaal is de psychiatrisch verpleegkundige Hanne, die zelf ook nog een stukje onverwerkt verdriet blijkt te hebben. Zij is degene die bij Sis weet binnen te komen en haar zo beetje bij beetje, met vallen en opstaan, op het hobbelige pad naar herstel weet te krijgen.
Het verhaal wordt vanuit verschillende perspectieven verteld; dat wat Sis meemaakt en denkt is in de ik-vorm geschreven en dat van de andere personen vanuit het personale perspectief. De wisselingen zijn heel soepel en helpen om de lezer met iedereen mee te laten voelen. De schrijfstijl is subtiel, maar het geschrevene heeft een diepe impact en komt echt binnen bij de lezer.
‘Ik zal stil zijn tot ze me aan het praten krijgt. Dwaal af naar het telefoongesprek met Tijn. Naar vader en moeder. Ze kennen me niet, net zomin als deze Hanne. Ik wil niet dat ze me kennen. Als ik een stukje van mezelf laat zien, ben ik bang dat ze het afpakken. Het in hun handen vermorzelen met hun gehoon. Het heeft me elke dag van mijn leven gekost om dit bolster te vormen, heel te houden. Ze hebben nooit op mij gewacht, nooit gevraagd wat ik nodig had. Hebben me zachtjes de mond gesnoerd. En me vervolgens uitgescholden omdat ik niets meer zei. Ze weten niet wie ik ben. Ik weet dat zelf ook niet. Maar ik weet wie zij zijn.’
Dit is een boek dat je helpt een begin te maken met het begrijpen van wat een psychiatrische patiënt door zou kunnen maken. Niemand is gelijk en niemand heeft precies dezelfde problemen, maar van Sis weten we nu een beetje wat ze door heeft moeten maken en is er erkenning en herkenning.
De term ‘psychiatrische roman’ zou af kunnen schrikken, maar laat het je er niet van weerhouden om dit boek te lezen, want dan doe je jezelf en het boek tekort. De hoofdpersoon van het boek is Sis, een dertigjarige vrouw met hechtingsproblemen, die daarnaast ook stemmen hoort. Na een zelfmoordpoging blijkt dat ze beter niet meer zelfstandig kan wonen en krijgt ze een plekje in een woongroep. De dynamiek tussen de bewoners en de begeleiders, met de nodige problemen en strubbelingen, wordt levensecht beschreven en je merkt dat de auteur uit eigen ervaring put. De bewoners worden niet allemaal even uitgebreid beschreven, maar toch zie je ze zo voor je.
Een ander belangrijk persoon in het verhaal is de psychiatrisch verpleegkundige Hanne, die zelf ook nog een stukje onverwerkt verdriet blijkt te hebben. Zij is degene die bij Sis weet binnen te komen en haar zo beetje bij beetje, met vallen en opstaan, op het hobbelige pad naar herstel weet te krijgen.
Het verhaal wordt vanuit verschillende perspectieven verteld; dat wat Sis meemaakt en denkt is in de ik-vorm geschreven en dat van de andere personen vanuit het personale perspectief. De wisselingen zijn heel soepel en helpen om de lezer met iedereen mee te laten voelen. De schrijfstijl is subtiel, maar het geschrevene heeft een diepe impact en komt echt binnen bij de lezer.
‘Ik zal stil zijn tot ze me aan het praten krijgt. Dwaal af naar het telefoongesprek met Tijn. Naar vader en moeder. Ze kennen me niet, net zomin als deze Hanne. Ik wil niet dat ze me kennen. Als ik een stukje van mezelf laat zien, ben ik bang dat ze het afpakken. Het in hun handen vermorzelen met hun gehoon. Het heeft me elke dag van mijn leven gekost om dit bolster te vormen, heel te houden. Ze hebben nooit op mij gewacht, nooit gevraagd wat ik nodig had. Hebben me zachtjes de mond gesnoerd. En me vervolgens uitgescholden omdat ik niets meer zei. Ze weten niet wie ik ben. Ik weet dat zelf ook niet. Maar ik weet wie zij zijn.’
Dit is een boek dat je helpt een begin te maken met het begrijpen van wat een psychiatrische patiënt door zou kunnen maken. Niemand is gelijk en niemand heeft precies dezelfde problemen, maar van Sis weten we nu een beetje wat ze door heeft moeten maken en is er erkenning en herkenning.
1
Reageer op deze recensie