Oppervlakkige korte verhalen over het harde leven in Beijing
Xu Zechen (1978) heeft een aantal prijzen gewonnen als een van China’s meest veelbelovende schrijvers. Hij onderscheidt zich door een realistische stijl die met name over de onderkant van de Chinese samenleving gaat. Rennend door Beijing is de titel van zijn meest recent vertaalde boek, een verzameling van drie korte verhalen.
De verhalen laten de grimmige, harde werkelijkheid zien van het huidige Beijing, dat sinds de jaren ‘80 te maken heeft met een enorme stroom aan binnenlandse migranten. Deze mensen zijn op zoek naar het geluk en het goede leven in de hoofdstad, maar wat ze vooral vinden is een stad overspoeld met mensen die strijden voor een inkomen en een dak boven hun hoofd, een bed om in te slapen. En dan wordt de stad ook nog eens geteisterd door zandstormen, SARS en een strenge uitvoering van de wet in de vorm van de politiemacht, die het extra moeilijk maakt om geld te verdienen. Zeker als je geen werkvergunning hebt om legaal in Beijing te mogen werken.
Het boek bevat drie korte verhalen. Het begint met een verhaal over een jongen die op een dag opeens een jongedame op zijn stoep heeft staan, waar de afzender een briefje bij gestopt heeft met: “Hallo Yiding, dit is Tangoet, zorg goed voor haar.” Tangoet is stom en kan Yiding Wang niet vertellen waar ze vandaan komt en waarom ze juist bij hem gedropt is. Yiding neemt haar in huis en al snel leven ze samen als een stel. Dit dwingt Yiding na te denken over zijn eigen toekomst. Het laatste verhaal, ‘Rennend door Beijing’, gaat over Zunhuang die rennend door Beijing illegale dvd’s verkoopt.
Rennend door Beijing is een boek waarin de verhalen weinig kunnen boeien, de schrijfstijl rommelig is en de zinnen niet lekker in elkaar overlopen. Een voorbeeld hiervan is: "hij propte zijn telefoon in zijn zak, dat ging niet. Het ging niet, hij moest het met zichzelf uitvechten." Dit gaat over een scène waarin één van de hoofdpersonen een vriend moet bellen, maar het uiteindelijk niet kan. Ook wisselt de auteur in de verhalen regelmatig tussen vertelperspectieven, van het ik-perspectie via een alwetende verteller, naar het derde persoon perspectief. Dit gebeurt vaak en op rare momenten, waardoor het zeer hinderlijk leest en de toegevoegde waarde hiervan ontbreekt.
Het boek is zoals gezegd een grimmige afspiegeling van het harde leven in Beijing. Maar in de verhalen komen nogal wat situaties voor die ongeloofwaardig overkomen, waarbij je als lezer geen idee hebt of dit serieus bedoeld is of dat Xu hiermee een komisch tintje aan het verhaal heeft willen toevoegen. Zo komt de hoofdpersoon in het eerste verhaal, die zich constant afvraagt wat nu precies de achtergrond van de stomme jongedame is, geen moment op het idee om haar pen en papier te geven. Dit terwijl Xu wel terloops vertelt dat ze haar bestemming aan de conducteur op een papiertje schreef. In het tweede verhaal gaan twee, voor elkaar volkomen onbekende, mannen met elkaar bier drinken. Dit leidt ertoe dat een van de twee stomdronken wordt. De ander neemt hem mee naar zijn huis, want “ik kon hem nu niet meer vragen waar hij woonde.”
Xu maakt ook overdadig gebruik van taal om de karakters van zijn personages kracht bij te zetten. Dit leidt tot het excessieve gebruik van krachttaal. Zo komt Zunhuang net vrij uit de gevangenis waar hij drie maanden heeft gezeten. Drie bladzijden lang is dat zijn reden om overal schijt aan te hebben, aangezien hij “toch net uit de bak komt”. Het excessieve gebruik van 'kut', dat in één dialoog in bijna elke zin voorkomt, evenals het Amerikaanse 'fuck', is niet alleen onnodig, maar op een gegeven moment ook storend.
Reageer op deze recensie