Lezersrecensie
Een ode aan het vooroorlogse Rotterdam en een inkijk in de ziel van vervolgde mensen
Emanuel is vlot geschreven en geeft een inkijk in de geschiedenis van Rotterdam vóór het bombardement en speciaal in de joodse gemeenschap. In 1930 woonden er bijna 11.000 joden in Rotterdam, na de oorlog nog nauwelijks 800.
Vanaf 1942 werden de meesten opgepakt en afgevoerd, of direct naar de vernietigingskampen of in dwangarbeid in Polen. Dit laatste is de hoofdpersoon overkomen, gestorven van ontberingen in metaalfabrieken in Silezië in Polen in 1943. Zijn vrouw en dochter gingen rechtstreeks naar Auschwitz en werden direct vergast in 1942.
Het verhaal is een roman gebaseerd op de hoofdpersoon, Emanuel Cats. We volgen zijn levensverhaal dat zeer geloofwaardig uit de verf komt. Bij gelovige joden wordt een jongen op 13-jarige leeftijd Bar Mitswa. Vanaf dat moment wordt hij verantwoordelijk tegenover God om zich aan alle geboden en verboden te houden die onder de joodse wet vallen. Dat start met een ceremonie in de synagoge, waarbij de dertienjarige een stuk uit de joodse bijbel, de Thora, moet reciteren.
Zo begint het verhaal in het boek. Het zou allemaal zo gebeurd kunnen zijn. De schrijver, Chris Buitendijk, weet twee dingen absoluut zeker. Namelijk dat Emanuel Cats een Thora bezat. Zijn naam en adres staan er in vermeld en de schrijver erfde deze Thora van zijn eigen grootvader. Het tweede dat zeker is zijn de overlijdensdata van Emanuel en zijn gezin.
Opgepakte joden werden in Rotterdam bijeengedreven in een loods aan de Stieltjesstraat, Loods 24. Daar staat nu een monument en er is een stichting Loods 24 om de herinnering aan deze geschiedenis levend te houden, een stichting waarvan de schrijver lid is.
We volgen het leven, opgroeien en werken van Emanuel. We worden meegevoerd in zijn familie, schoonfamilie en vriendenkring. Verder leren we veel over tal van plekken uit het vooroorlogse Rotterdam. De vader van Emanuel is in de roman beheerder van de joodse begraafplaats aan het Toepad. Die ligt daar nog altijd.
Emanuel en zijn vrouw, Sientje, komen uit eenvoudige milieus in Rotterdam. Sientje werkt als dienstmeisje bij een zeer welgestelde joodse familie. De welgestelde joodse families kwamen meestal uit Portugal. De arbeiders, handwerkslieden en kleine handelaars uit Duitsland, Polen en Oostenrijk. De eerste groep heten sefardische joden en ontvluchten Portugal al in de zestiende en zeventiende eeuw, de tweede groep zijn de Asjkenazische joden, meestal gevlucht voor de progroms in hun landen in de negentiende en twintigste eeuw.
Emanuel heeft geen makkelijk karakter (in het verhaal). In sommige opzichten heeft hij enigszins onsympathieke eigenschappen. Maar dat maakt het verhaal juist lezenswaardig omdat je meegevoerd wordt in een geloofwaardige strijd met zichzelf en met anderen, met name met zijn vrouw, Sientje, waarmee het huwelijk steeds slechter wordt, omdat hij zich gaandeweg in zichzelf keert en studeert. Terwijl Sientje het wat vrijgevochten karakter heeft van de mensen uit de oude Zandstraatbuurt, de toenmalige grens van Rotterdam met vele café’s, danslokalen en ook prostitutie. Een buurt die begin 1900 werd gesloopt, zodat het gemeentehuis er gebouwd kon worden, op wat later de Coolsingel zou worden.
Toch verlies je niet de sympathie voor Emanuel, juist omdat hij als een ‘compleet’ mens wordt neergezet.
Hier en daar vind ik de schrijfstijl wat formeel. En niet alle episoden komen in evenwicht aan bod. Sommige episoden worden zeer (te) uitvoerig beschreven en door weer andere, zoals het bombardement, gaat de schrijver met zevenmijlslaarzen doorheen.
Desondanks blijft het verhaal boeien.
Het geheel is een ode aan het vooroorlogse Rotterdam en geeft een inkijk in de ziel van vervolgde mensen om wie het net sluipenderwijs sluit. Ik snap door dit verhaal ook beter hoe vilein en stap voor stap de uitsluiting, vervolging en uitroeing van joodse burgers heeft kunnen plaatsvinden, zonder dat ze massaal op de vlucht zijn geslagen. Eerst het ontslag van alle joodse ambtenaren, dan na enige tijd de verplichting buitenshuis een ster te dragen (een ster die ze zelf moesten betalen en opnaaien) vergezeld van een grote, gestempelde J in de identiteitspapieren. Dan het ontslag van joden in allerlei bedrijven. Vervolgens, vanaf 1942, de plicht zich te melden om op transport te gaan, naar werkkampen werd gezegd.
Kortom, een geweldig boek.
Vanaf 1942 werden de meesten opgepakt en afgevoerd, of direct naar de vernietigingskampen of in dwangarbeid in Polen. Dit laatste is de hoofdpersoon overkomen, gestorven van ontberingen in metaalfabrieken in Silezië in Polen in 1943. Zijn vrouw en dochter gingen rechtstreeks naar Auschwitz en werden direct vergast in 1942.
Het verhaal is een roman gebaseerd op de hoofdpersoon, Emanuel Cats. We volgen zijn levensverhaal dat zeer geloofwaardig uit de verf komt. Bij gelovige joden wordt een jongen op 13-jarige leeftijd Bar Mitswa. Vanaf dat moment wordt hij verantwoordelijk tegenover God om zich aan alle geboden en verboden te houden die onder de joodse wet vallen. Dat start met een ceremonie in de synagoge, waarbij de dertienjarige een stuk uit de joodse bijbel, de Thora, moet reciteren.
Zo begint het verhaal in het boek. Het zou allemaal zo gebeurd kunnen zijn. De schrijver, Chris Buitendijk, weet twee dingen absoluut zeker. Namelijk dat Emanuel Cats een Thora bezat. Zijn naam en adres staan er in vermeld en de schrijver erfde deze Thora van zijn eigen grootvader. Het tweede dat zeker is zijn de overlijdensdata van Emanuel en zijn gezin.
Opgepakte joden werden in Rotterdam bijeengedreven in een loods aan de Stieltjesstraat, Loods 24. Daar staat nu een monument en er is een stichting Loods 24 om de herinnering aan deze geschiedenis levend te houden, een stichting waarvan de schrijver lid is.
We volgen het leven, opgroeien en werken van Emanuel. We worden meegevoerd in zijn familie, schoonfamilie en vriendenkring. Verder leren we veel over tal van plekken uit het vooroorlogse Rotterdam. De vader van Emanuel is in de roman beheerder van de joodse begraafplaats aan het Toepad. Die ligt daar nog altijd.
Emanuel en zijn vrouw, Sientje, komen uit eenvoudige milieus in Rotterdam. Sientje werkt als dienstmeisje bij een zeer welgestelde joodse familie. De welgestelde joodse families kwamen meestal uit Portugal. De arbeiders, handwerkslieden en kleine handelaars uit Duitsland, Polen en Oostenrijk. De eerste groep heten sefardische joden en ontvluchten Portugal al in de zestiende en zeventiende eeuw, de tweede groep zijn de Asjkenazische joden, meestal gevlucht voor de progroms in hun landen in de negentiende en twintigste eeuw.
Emanuel heeft geen makkelijk karakter (in het verhaal). In sommige opzichten heeft hij enigszins onsympathieke eigenschappen. Maar dat maakt het verhaal juist lezenswaardig omdat je meegevoerd wordt in een geloofwaardige strijd met zichzelf en met anderen, met name met zijn vrouw, Sientje, waarmee het huwelijk steeds slechter wordt, omdat hij zich gaandeweg in zichzelf keert en studeert. Terwijl Sientje het wat vrijgevochten karakter heeft van de mensen uit de oude Zandstraatbuurt, de toenmalige grens van Rotterdam met vele café’s, danslokalen en ook prostitutie. Een buurt die begin 1900 werd gesloopt, zodat het gemeentehuis er gebouwd kon worden, op wat later de Coolsingel zou worden.
Toch verlies je niet de sympathie voor Emanuel, juist omdat hij als een ‘compleet’ mens wordt neergezet.
Hier en daar vind ik de schrijfstijl wat formeel. En niet alle episoden komen in evenwicht aan bod. Sommige episoden worden zeer (te) uitvoerig beschreven en door weer andere, zoals het bombardement, gaat de schrijver met zevenmijlslaarzen doorheen.
Desondanks blijft het verhaal boeien.
Het geheel is een ode aan het vooroorlogse Rotterdam en geeft een inkijk in de ziel van vervolgde mensen om wie het net sluipenderwijs sluit. Ik snap door dit verhaal ook beter hoe vilein en stap voor stap de uitsluiting, vervolging en uitroeing van joodse burgers heeft kunnen plaatsvinden, zonder dat ze massaal op de vlucht zijn geslagen. Eerst het ontslag van alle joodse ambtenaren, dan na enige tijd de verplichting buitenshuis een ster te dragen (een ster die ze zelf moesten betalen en opnaaien) vergezeld van een grote, gestempelde J in de identiteitspapieren. Dan het ontslag van joden in allerlei bedrijven. Vervolgens, vanaf 1942, de plicht zich te melden om op transport te gaan, naar werkkampen werd gezegd.
Kortom, een geweldig boek.
4
Reageer op deze recensie