Een lange weg naar veganisme
Van journalist en historicus Erik Schumacher (1983) verscheen in 2016 Mau en Gerty. Een Joodse liefdesgeschiedenis tussen volksverhuizingen en wereldoorlogen. Dat boek werd goed ontvangen, blijkens de vier sterren in NRC Handelsblad. We mogen dus wel aannemen dat hij kan schrijven. Zou het aan het genre liggen, of aan het gevoelige onderwerp, dat de schrijver met het boekje De koe knikte ja. Pleidooi voor veganisme. (oktober 2018) bij de lezer niet bereikt waarnaar hij streeft?
Het is overduidelijk dat Schumacher geraakt is door dierenleed; het is ook niet moeilijk je voor te stellen dat dat voor iedereen geldt. Dat weet hij ook wel, maar het gaat hem in dit boekje dus om de volgende stap: je verantwoordelijkheid nemen en ervoor te zorgen dat het stopt. Het is natuurlijk een nobel streven te proberen mensen af te brengen van vlees eten en, indien mogelijk, ertoe te brengen het veganisme te omarmen. Schumacher lijkt echter niet te kunnen kiezen tussen de kracht van een pamflet, een goed beargumenteerd pleidooi en het nogal persoonlijke verhaal van zijn dwalingen. Het werd dus van alles wat en dat resulteerde in een tot drieënnegentig bladzijden uitgewalst verhaal, waarvan, bij elkaar opgeteld dertien en een halve pagina blanco is! Lettertype en regelafstand zijn groot. Zonde!
In zijn enthousiasme om te overtuigen struikelt Schumacher over zijn gedachten. Het geheel maakt een nogal rommelige indruk, met gedachtesprongen die niet meteen duidelijk zijn. Zinnen worden niet logisch afgemaakt, zoals: “Ik zou vanzelfsprekend vlees blijven eten, want ik was nu eenmaal een echte vleeseter. Niets aan te doen. Maar was er niet een humane manier, met respect voor het dier en de natuur?” Een humane manier voor wat?
Ook is het storend dat de schrijver wanneer hij aanhaalt hoe onnadenkend hij zelf was voordat hij vleesweigeraar werd, die onnadenkendheid (en wreedheid) ons allen in de schoenen schuift door het terugkerend gebruik van ‘we’: “We gebruiken de dieren omdat we dat kunnen en omdat we er zin in hebben. Wat we er aan verhalen omheen vertellen voelt voor mij als aankleding achteraf.” Meteen na deze zin gaat hij verder met: “’Wie zijn “ze”?’ Ik geloof dat het antwoord moet zijn: de zwakkeren.” Een voorbeeld van een niet te volgen gedachtesprong.
Waar Schumacher betoogt dat vlees eten als goddelijke opdracht een manier is om de verantwoordelijkheid af te schuiven, gaat hij wel erg kort door de bocht. Over de sacrale offers bij de Atheners zegt hij:
“Priesters klusten bij als slagers. Ze verhieven anderen de schuld geven tot poëzie. In Athene bestond een ritueel waarbij priesters nadat ze op het altaar een stier hadden geslacht, (…) Nog mooier was het als de dieren zelf akkoord gingen met de slacht. Daarvoor was in Athene ook iets bedacht. Priesters schonken water op het hoofd van de koe. Als die het water afschudde, riepen ze: ‘De koe knikte ja!’ Aan tafel. Het zijn natuurlijk idiote verhalen. Je kunt je bijna niet voorstellen dat die mensen zichzelf zo voor de gek hielden. Maar ja, ze leefden in tamelijk primitieve culturen.”
Zo’n anekdote doet het natuurlijk aardig. Maar afgezien van het feit dat een stier niet op maar bij het altaar geofferd werd, is het behoorlijk overdreven. Voor het gemak laat Schumacher onvermeld dat het sacrale offeren zeker geen dagelijkse praktijk was en dat voor veel Grieken dit de enige gelegenheid was waarbij ze vlees aten! Arme mensen, de overgrote meerderheid in die tijd, aten geen vlees of zelden. En dat is zo gebleven, vlees was schaars, eeuwenlang. Pijlen afschieten op de mens in het verleden heeft geen zin. Misschien kan Schumacher middels een echt pamflet deze richten op onze vleesverslindende welvaartsgeneratie die slechts een klein deel van de wereldbevolking uitmaakt.
Schumacher is via een lange weg bij het veganisme uitgekomen. Dat heeft hij met dit boekje wél duidelijk gemaakt.
Reageer op deze recensie