En geaard slapen, natuurlijk
Karel van het Reve vertelt in De ondergang van het morgenland dat bij hem in de jaren dertig een Komintern-agent, Karl genaamd, een Duitser, thuiskwam. "Het was een aardige man. Hij sprak altijd heel zachtjes en rookte Egyptische sigaretten. Hij is tijdens de oorlog in Duitsland gearresteerd en onthoofd. Af en toe denk ik aan hem. Wie zal als ik dood ben aan hem denken?"
Alle lezers van Karel van het Reve, meent Pieter Steinz, omdat je pas vergeten bent als je naam niet meer genoemd wordt. Dat zou Pieter Steinz graag aan Gus, een van de twee hoofdpersonen uit Een weeffout in onze sterren vertellen, als hij zou hebben bestaan. Dat zou Gus vast getroost hebben.
Zelf heeft Pieter Steinz deze troost niet nodig. Troost is niet de reden voor dit boek. Afleiding ook niet, net zomin als herinnerd willen worden. Steinz wil wat Thoreau wilde: "to drive life into a corner and reduce it to its lowest terms". Steinz had daarbij voor ogen om "te noteren wanneer het bestaan als ten dode opgeschreven patiënt minderwaardig was [...] én wanneer het subliem was [...]" en dat te doen aan de hand van boeken die hij zich herinnerde en die hij las. Zo moet Steinz op zijn 51ste verjaardag denken aan De verjaardag van alle anderen van Toon Tellegen omdat het alweer zijn tweede verjaardag is die hij viert nadat de diagnose ALS bij hem gesteld is. Net als de hagedis in het boek, voelt het alsof hij tijd cadeau heeft gekregen. En net als de eekhoorn en de mier hoopt hij dat de tijd zin zal krijgen om stil te staan. "Want als hij echt stil wilde staan, dan kon hij dat. Dat wisten ze."
Situaties, maar vooral ook mensen, doen Steinz vaak denken aan boeken en personages uit boeken. Er is een arts, een behandelend arts die voor hem de coördinatie moest doen van alle (para)medische diensten, die beschreven wordt als een Dobby, "de huiself in de Harry Potter-cyclus die zichzelf slaat of met zijn voorhoofd tegen de muur bonkt als hij een fout heeft gemaakt", met het postuur van Mr Pickwick, het draaierige van Uriah Heep en voorzien van een flinke dosis tegen-beter-weten-in-optimisme van Mr Micawber. Rowling meets Dickens, zogezegd.
Alle raadgevingen, suggesties voor hulp- en geneesmiddelen die Steinz ongevraagd ontvangt op het moment dat hij bekendmaakt dat hij aan de spierziekte ALS lijdt, doen hem denken aan Het sleutelkruid van Paul Biegel. Het sleutelkruid neemt daarbij diverse, vaak Aziatische, vormen aan: scalp-acupunctuur, voetbaden om het gebrek aan Yang te herstellen, mediaanmassages, werken met een 'photon moxibustion'-apparaat (in Taiwan), natuurgeneesmiddelen uit Peru, biofotonentherapie, bloedelektrificatie, elektromagnetische pulsering of soep van groene bonen, selderij en courgette. En geaard slapen, natuurlijk.
Steinz overpeinzingen naar aanleiding van wat hij meemaakt als gevolg van de diagnose en het verloop van de ziekte trekken geen tranen, verwonderen niet (mits je de kronkelige krochten van 'de zorg in Nederland' daarbij niet meetelt), amuseren regelmatig, maar laten je vooral verlangen naar lezen of herlezen van de door hem genoemde boeken. Het meest in het oog springende is echter het plezier dat Steinz zelf heeft beleefd aan het schrijven van deze columns, omdat dat uit elk woord in elke zin op elke pagina blijkt en aanstekelijk werkt op je eigen humeur. Het leven is geweldig, een lezend leven nog geweldiger en schrijven over levenslang lezen is het geweldigst.
Reageer op deze recensie