De kunst houdt de nieuwe Harstad overeind
Bijna tien jaar had de Noor Johan Harstad (1979), die in Nederland een cultstatus verwierf met het boek Buzz Aldrin, waar ben je gebleven? nodig om zijn nieuwe roman te schrijven. Het eerste dat opvalt aan Max, Mischa en het Tet-Offensief is zonder twijfel het feit dat het ruim 1200 pagina’s telt. De omvang geeft niet zozeer blijk van een weinig kritische redacteur: De overdaad aan scènes, beschrijvingen en uitweidingen fungeert juist als een van de belangrijkste thema’s in Harstads magnum opus.
“De dag begint.”
Haast misleidend simpel begint Max Hansen, een van oorsprong Noorse toneelregisseur, aan zijn verhaal. Het is namelijk helemaal niet als simpele openingszin bedoeld, maar als een literair trucje om de lezer op het verkeerde been te zetten. Dit blijkt als alinea’s en hoofdstukken op een vergelijkbare manier beginnen. De toon wordt dus gelijk gezet. Max is momenteel op tournee met zijn meesterwerk Better Worlds Through Weyland-Yutani en doet daarmee alle grote steden in de Verenigde Staten aan. Als de regisseur klaar is met de zoveelste uitvoering voor hetzelfde soort mensen (“Het allerliefst zou ik voor vijftig man spelen en hooguit tien dollar voor een kaartje vragen; theater voor hoi polloi”) en terugkeert naar de zoveelste anonieme hotelkamer, gaat het roer om. In een opwelling besluit hij zich terug te trekken en begint aan een eenzaam alternatief voor de traditionele roadtrip. Na elke voorstelling slaapt hij in zijn auto om vervolgens naar een nieuwe stad te rijden. Daar wordt hij overvallen door jeugdherinneringen die de lezer meenemen naar het Noorwegen van zijn jeugd, dat hij in de vroege jaren ’90 moet achterlaten voor een keurige wijk in de staat New York. Hij kan er niet aarden en doet er ook geen moeite voor, totdat hij er bij toeval achter komt dat hij niet de enige is die zijn favoriete film, Apocalypse Now, kan nasynchroniseren. Er bloeit een vriendschap op tussen hem en Mordecai, die Max niet alleen kennis laat maken met de theaterwereld, maar die hem ook een relatie met de betoverende Mischa oplevert.
Het verhaal van Max wordt regelmatig doorbroken door een uitweiding over Mischa, Mordecai of over zijn oom Ove/Owen:
“Ooit heette hij Ove. Nu heet hij Owen. Hij is geen Noor meer. […] Hij is op plekken geweest waar hij niet had moeten zijn.”
Zijn oom emigreerde ooit naar de VS en diende in het leger tijdens de Vietnamoorlog. Dit is een van de momenten waarop de realiteit - de moeilijkheid van je geboorteland achterlaten, een gruwelijke oorlog voeren voor een onbekend doel - botst met de belevingswereld van Max, die zich wanhopig vastklampt aan zijn nieuwe vrienden en aan het beeld dat hij van de oorlog heeft door de film van Francis Ford Coppola. Harstad lijkt zich soms te verliezen in alle uitweidingen en laat Max als een overenthousiaste Willy Wonka alle deuren in de chocoladefabriek openen om zijn kennis over niet-bestaande schilderijen en toneelstukken te etaleren. De auteur vraagt veel van zijn lezers, want niet alleen beschrijft hij het niet-bestaande, maar hij bedenkt ook nieuwe woorden en heeft weinig op met interpunctie of een gebruikelijke zinslengte. Sommige zinnen gaan wel anderhalve pagina door, terwijl er ook passages zijn die op een staccato-achtige manier geschreven zijn. Dit moet een monsterklus zijn geweest voor de vertalers, Edith Koenders en Paula Stevens, die een prachtige, lopende en melodieuze vertaling hebben afgeleverd.
De vorm overstijgt de plot in Max Mischa en het Tet-Offensief. De vele pagina’s zijn niet nodig om de eenzaamheid van Max, en zijn vraag wanneer hij definitief is toegetreden tot een nieuwe maatschappijen daarmee dus zijn verwantschap met zijn geboorteland verliest, te beschrijven. De vele zijweggetjes die Harstad inslaat geven hem vaak een goed excuus om meer van zijn bijzondere stijl te laten zien, dan dat ze bijdragen aan de plot. Dit doet absoluut geen afbreuk aan de kwaliteit van de roman, maar onderstreept juist Harstads status als cultauteur.
Reageer op deze recensie