Nicolas kruipt onder je huid en in je hart
Nicolas is acht jaar en kent alle stripboeken van De Adelaar, een superheld die het opneemt tegen vijanden met bovennatuurlijke krachten, uit zijn hoofd. Hij heeft ze minstens honderd keer gelezen. De Adelaar is zijn grote voorbeeld en daarbij ook zijn steun en toeverlaat, want zijn ouders laten het regelmatig afweten. Vader werkt hard en is weinig thuis en moeder, zwanger van haar tweede kindje, heeft zo haar eigen problemen. Nicolas heeft een grote fantasie en leeft een beetje in zijn eigen wereld. Hij droomt vaak dat hij kan vliegen, net als de Adelaar, en inmiddels weet hij bijna zeker dat hij echt kan vliegen. Op een avond is hij met zijn moeder thuis, als hij hoort dat een zwart gat onderweg is naar de aarde en het vrijwel zeker is, dat de hele mensheid weggevaagd zal worden.
In de apocalyptische roman Nicolas en de verdwijning van de wereld beschrijft Anne Eekhout wat dat gegeven met de samenleving én met een individu doet. Eekhout heeft vijf pagina’s nodig om de beklemmende en vervreemdende sfeer van het boek neer te zetten. Vanaf dat moment wordt de lezer onverbiddelijk het boek ingetrokken en zit Nicolas onder de huid: kinderlijk naïef en tegelijk vroegwijs. Bang en dapper. Hunkerend naar bescherming, maar tegelijk bescherming biedend aan babyzusje Emma en oppas Katja.
Eekhout kiest voor een ik-perspectief, wat ervoor zorgt dat de lezer dicht op het verhaal komt te zitten. Zoals de Adelaar zijn belagers grijpt, zo grijpt Nicolas de lezer. De zinnen zijn ontdaan van alle opsmuk, waardoor ze eenvoudig overkomen, maar precies de juiste sfeer raken. Ontroerend is het moment waarop vriendje Joachim vertelt dat hij niet weet of zijn moeder weet dat het zwarte gat de aarde bedreigt. ‘Als ze nou van niks weet? Moet ík het haar dan vertellen? Zijn oogleden trillen, zijn armen hangen slap naar beneden.’ Hoe eenzaam kan een kind zijn, als hij niet met zijn angsten bij zijn ouders terecht kan? Ook de scène waarin Nicolas ‘s avonds alleen thuis is en naar bed moet, raakt de lezer. Nicolas vindt zichzelf nog niet zo groot dat hij zelf naar bed kan gaan: ‘Iemand moet je instoppen en welterusten zeggen. Misschien niet als je volwassen bent, maar wel als je acht bent. Vooral als je steeds moet denken aan grote mensen die zelfmoord plegen en aan de messen die ze misschien daarvoor gebruiken en hoe dan.’ Met een grote sprong zitten beide jongens in je hart om daar niet weer weg te gaan.
Niet alleen de scherp geformuleerde zinnen, maar ook de rake en originele beeldspraak maken indruk. Als het moment waarop het zwarte gat de aarde zal opslorpen, naderbij komt: ‘Het zwarte vogeltje is terug. Het maakt krasjes in mijn nek.’ Of: ‘Ik eet mijn crackers met pindakaas en mijn maag krijst met tanden die me vanbinnen openrijten.’ Meer heeft de lezer niet nodig om de angst en de honger te voelen.
De roman heeft vanaf het eerste hoofdstuk meer dan genoeg spanning. Uiteraard door de dreiging van een totale vernietiging, maar ook door subtiele verwijzingen in de tekst. Zo speelt het geheimzinnige kistje onder het bed van Nicolas een rol, maar geeft de auteur pas aan het eind van het eerste deel de inhoud en de betekenis ervan prijs. Het is echter de beklemmende sfeer die de lezer met vlijmscherpe klauwen bij de schouders grijpt en niet weer loslaat. Onafwendbaar komt het einde dichterbij en je voelt het verdriet en de wanhoop als Nicolas zijn zusje en zijn moeder achterlaat omdat hij iets belangrijks moet doen: ‘Mama’s hand ligt op Emma’s buik en ik voel het in de mijne.’
Als het boek uit is, blijf je verbijsterd, vertwijfeld en een beetje verdrietig achter. Nicolas en de verdwijning van de wereld laat je niet los en blijft zeker nog een tijd in je hoofd zitten. Een beter compliment kun je als auteur niet krijgen.
Reageer op deze recensie