Lezersrecensie
Omgaan met moeders en de dood
Tot waar we kijken kunnen is het debuut van Inge van der Krabben waarin ze de moeizame relatie tussen moeder Dina en dochter Janne in beeld brengt. Een haat-liefdeverhouding waarin beide op zich met goede bedoelingen staan, maar die alleen leiden tot botsingen. Een ongezonde relatie tussen een probleemoplossende doener en lijdzame voeler. Moeilijk om daar uit te komen, gemakzucht dient immers de mens: Dina heeft niet het geduld Janne de dingen zelf uit te laten vogelen en Janne laat zich haar hulp makkelijk aanleunen.
Wanneer Dina te horen krijgt dat ze alvleesklierkanker en nog maar een paar maanden te leven heeft, zullen de twee zich op probate manier van elkaar los moeten zien te maken. Een moeilijk te begrijpen gebrek aan respect voor elkaars persoonlijkheid staat ze daarbij faliekant in de weg. (K)luchtig werkt Dina haar bucketlist af en worstelt Janne verder met klachten die tot een burn-out zijn bestempeld. Je kunt ook maar beter niet aan de dood denken, want dan kun je net zo goed al dood zijn, meent Dina. Die ontkenningsfase waarin ze verkeert duurt tot de laatste vijfendertig pagina’s. Pas dan komt er een eind aan alle quasi-belangrijke verwikkelingen. Al met al behoorlijk misplaatst, de hele situatie, want feitelijk wacht deze familie op Dina’s dood. Een wachten dat doorgaans voor betrokkenen een door machteloosheid verlammend tijdsvacuüm creëert. Hier duurt de bodemloze paniek welgeteld vijf pagina’s.
Voor mensen die een dergelijke situatie hebben meegemaakt kan de manier waarop de auteur er verhaaltechnisch gebruik van maakt om een in haar eigen bewoording ‘symbiotische relatie’ te kunnen laten genezen behoorlijk kwetsend zijn. Terwijl juist Van der Krabben heeft ondervonden dat het ook zonder onnodige dramatiek kan lukken. Dit weten maakt het boek bedacht en pseudo-diepgaand. Dina’s relatie met haar eigen, dementerende moeder die Dina als haar kind vergat vanaf het moment dat zij haar zusje verloren, is hier eigenlijk veel éérlijker verdrietig.
Wanneer Dina te horen krijgt dat ze alvleesklierkanker en nog maar een paar maanden te leven heeft, zullen de twee zich op probate manier van elkaar los moeten zien te maken. Een moeilijk te begrijpen gebrek aan respect voor elkaars persoonlijkheid staat ze daarbij faliekant in de weg. (K)luchtig werkt Dina haar bucketlist af en worstelt Janne verder met klachten die tot een burn-out zijn bestempeld. Je kunt ook maar beter niet aan de dood denken, want dan kun je net zo goed al dood zijn, meent Dina. Die ontkenningsfase waarin ze verkeert duurt tot de laatste vijfendertig pagina’s. Pas dan komt er een eind aan alle quasi-belangrijke verwikkelingen. Al met al behoorlijk misplaatst, de hele situatie, want feitelijk wacht deze familie op Dina’s dood. Een wachten dat doorgaans voor betrokkenen een door machteloosheid verlammend tijdsvacuüm creëert. Hier duurt de bodemloze paniek welgeteld vijf pagina’s.
Voor mensen die een dergelijke situatie hebben meegemaakt kan de manier waarop de auteur er verhaaltechnisch gebruik van maakt om een in haar eigen bewoording ‘symbiotische relatie’ te kunnen laten genezen behoorlijk kwetsend zijn. Terwijl juist Van der Krabben heeft ondervonden dat het ook zonder onnodige dramatiek kan lukken. Dit weten maakt het boek bedacht en pseudo-diepgaand. Dina’s relatie met haar eigen, dementerende moeder die Dina als haar kind vergat vanaf het moment dat zij haar zusje verloren, is hier eigenlijk veel éérlijker verdrietig.
1
Reageer op deze recensie