Het is niet waar dat ik niet meer wilde leven
Vonne van der Meer (1952) kennen we van de eilandboeken over mensen die in een huisje op Vlieland een wending in hun leven doormaken en van onder andere de roman Ik verbind u door, waarin het perspectief ligt bij een soort engel die probeert mensen van buitenaf in hun lot te sturen. Haar nieuwste boek speelt zich af in de nabije toekomst. Het is 2024. De klaar-met-levenwet is erdoor; oudere mensen hebben zorgpoppen en virtuele thuiszorg: camera’s houden in de gaten of ze zich wel aan- en uitkleden, of ze levensmoe zijn of niet.
Wanneer de vader van psychiater Arthur en reclameman Richard is overleden, erven beiden onverwachts een grote som geld met de boodschap er iets goeds mee te doen. De daadkrachtige Richard richt een vaarwelhotel op, waar oude mensen in rust en luxe kunnen sterven wanneer zij dat willen, zelfs als ze niets mankeren. Bedachtzame Arthur vraagt zich af of mensen wel echt dood willen en besluit daar iets tegenover te stellen. Shakespeare’s toneelstuk King Lear inspireert hem om een huis in te richten voor aarzelende zielen. De blinde Gloster vraagt daarin een bedelaar, eigenlijk zijn verbannen zoon, om hem naar een steile klip te brengen, maar deze laat hem struikelen en wendt voor dat de goden hem hebben gered, waarna Gloster zegt: "Voortaan zal ik alle ellende verdragen totdat zij zelf uitroept: 'Genoeg! Genoeg en sterf!' "
Zo wil Arthur mensen die het hebben opgegeven desnoods met een list naar een plek brengen waar ze verleid worden om in leven te blijven. Boven de ingang komt de spreuk te hangen 'Wie hier binnentreedt, kan... alles verwachten’ in plaats van Dantes '...laat alle hoop varen' boven de ingang van de hel.
Zo geschiedde en zo verplaatst de lezer zich middels een tijdsprong naar Noor, die afscheid van het leven heeft genomen, maar in plaats van een doodsdrankje een slaapdrank heeft gekregen en overgevaren is naar Gloster Huis aan de overkant van het meer. Ze wordt wakker van het ijle gekling van een windorgel en treft tot haar verbazing op het nachtkastje haar bril, tanden en stok aan: "Gestorven in het hotel en elders opgestaan met al haar gebreken (…) Alles liep altijd anders dan je van tevoren kon bedenken. Zelfs de dood bood geen houvast."
"Dit kon er best een zijn, een engel. Die heldere oogopslag, de aandacht waarmee ze luisterde. Haar vanzelfsprekende aanwezigheid, niet opdringerig en hoe ze over haar rug had gekrabd, precies goed. Lang geleden had ze een zwart-witfilm gezien waarin engelen voorkwamen die er ook als engelen uitzagen. Ze hadden geen vleugels en droegen ook geen vormeloze gebaren maar lange witte regenjassen. Overdag dwaalden ze door Berlijn, over straten en pleinen, op zoek naar iemand die hulp nodig had."
Noor voelt zich gedragen door de zorg van vrouwen die haar gezelschap houden. Herinneringen aan haar kindertijd komen terug en ze realiseert zich: ”Het is niet waar dat ik niet meer wilde leven, ik wilde me niet meer zo dof voelen, zo schimmig, zo onzichtbaar”. Om haar gezelschap te geven haalt Arthur een ander oude man uit het Vaarwelhotel over om vrijwillig over te varen. Wat hij doet is echter illegaal. Zal het hem lukken om meer zielen voor het leven te winnen of wint de doodswens het?
Deze subtiele novelle van 139 bladzijden leest gemakkelijk. Er worden sprongen in de tijd gemaakt en het perspectief verandert van Arthur naar Noor en weer terug, maar het zijn kleine hoofdstukken en het taalgebruik is zeer toegankelijk. Net als in eerdere romans van Van der Meer kun je je goed identificeren met de personages en word je getroffen door de mildheid waarmee de schrijfster hun zwakheden beschrijft. Een fijnzinnig boekje met een boodschap die tot nadenken stemt.
Reageer op deze recensie