Lezersrecensie
Op zoek naar de vrijheid, maar gevangen in de eigen omgeving
“Paul Krüzen spuwde in zijn handen, greep de steel vast en hief de bijl boven zijn hoofd. De stronk op het hakblok spleet maar barstte niet uit elkaar,” luidt de openingszin van ‘De Heilige Rita’ van Tommy Wieringa. Een mooie metafoor over het leven van hoofdpersonage Paul. Hij wil eigenlijk uit zijn leven breken, maar is gevangen in zijn eigen omgeving. Aan het begin van het boek is Paul 49 jaar en aan het eind vijftig jaar. Paul woont op de boerderij bij zijn vader, die gekweld wordt door een wond aan zijn been heeft en verzorgt hem. Regelmatig gaat hij met zijn vriend Hedwiges Geerdink naar Shu Dynasty, een kroeg waar ze Laurens Steggink, een oud klasgenoot met een crimineel tintje, ontmoeten. Laurens is eigenaar van een bordeel, net over de grens in Duitsland, waar Hedwiges en Paul regelmatig heen gaan. “Laurens had geen biografie, maar een strafblad.” Laurens wordt vergezeld van een Rus, een uitsmijter.
En aan Russen heeft Paul een broertje dood. Tijdens de Koude oorlog stort een Rus die uit de Oekraine is gevlucht met een sproeivliegtuig in het maïsveld vlakbij de boerderij. Hij is ‘Het Rijk van het Kwaad’ ontvlucht en wordt een nationale bekendheid. Deze gebeurtenis verandert het leven van het gezin Krüzen. Paul’s vader, Aloïs, die schoolmeester is, sleept de man uit het vliegtuig. Nadat hij uit het ziekenhuis ontslagen is komt hij in het gezin af. De overheid weet niet wat ze met hem moeten doen en leveren hem dus op de plek af waar hij gevonden is. Aloïs wil hem helpen, Alice zijn echtgenote wil de man weg. Maar langzamerhand leert Alice Russisch en de Rus Anton Nederlands. Overigens zijn Aloïs en Alice ook verschillend van elkaar. Dat is al te merken tijdens de huwelijksreis. Aloïs blijkt een echte Twent, gereserveerd, en Alice danst op hun huwelijksreis in Amsterdam in een dancing met zwarte mannen. Uiteindelijk vertrekt Alice met de Rus naar Duitsland om er een sportvliegveldje te runnen en blijven Paul en Aloïs achter. Paul blijft zijn moeder missen, is met zijn vader alleen en vereenzaamt steeds meer. Hedwiges is zijn maat. Ook hij is ongelukkig, vervuilt in de oude kruidenierswinkel van zijn ouders. Hedwiges lijdt aan het leven, maar vertelt dat hij miljonair is. Paul en Hedwiges zoeken troost in club Pancho bij een Filipijnse hoer, Rita. Voor Paul is het een heilige Rita, een moeder en een Maria-figuur ineen. Rita is de patrones van de hopeloze gevallen, maar ook van de onvruchtbare vrouwen en vrouwen met een slecht huwelijk. Hoewel een oud klasgenote een relatie met Paul aan wil gaan, houdt hij dat af. Kan hij nog verliefd worden?
“De Rus was de eerste buitenlander in Mariënveen geweest. Na hem kwamen de Chinezen.” Zij nemen de horeca over. Maar ook Roemenen, Bulgaren en Polen komen het dorp binnen. De dorpelingen die kunnen, ontvluchten de gemeente, liefst naar het westen. Het dorp glijdt af, wordt steeds troostelozer en criminaliteit steekt de kop op. Paul is steeds op zoek naar zijn verleden, voelt zich steeds schuldig over het vertrek van zijn moeder. Dat doet hij onder meer door met een metaaldetector de resten van het vliegtuig van Anton Rubin te zoeken, maar ook door de handel in militaria uit de Tweede Wereldoorlog. Hedwiges wordt overvallen, komt te overlijden. Paul denkt dat Laurens Steggink en zijn metgezel de Rus erachter zitten, dat ze hem beroofd hebben. Hij zal wraak nemen, trekt een Duits leger uniform af en wacht op de Rus: de mof tegen de bolsjewiek.
Opnieuw spelen migranten een belangrijke rol in dit boek van Tommy Wieringa. Het boek bevat ook tal van autobiografische elementen: een moeder die haar zoon verlaat, het dorp in een krimpregio (Wieringa groeide op in Geesteren en woonde daar in een oude boerderij met zijn vader, het plaatselijke café werd door Chinezen uitgebaat). Thema’s in de roman zijn de vader-zoonverhouding, de geschiedenis van een plattelandsgemeente, die steeds meer te maken heeft met het binnendringen van de moderne tijd met ook zijn negatieve aspecten, het verdriet om de verdwenen moeder, seksualiteit (het zien van de film Emmanuelle en de frustraties om geen relatie op te kunnen bouwen), het zoeken van je plek tussen allerlei culturen, het isolement / de vervreemding waarin mensen terecht komen als ze eenzaam achterblijven, de argwaan ten opzichte van nieuwkomers. De vervreemding is een rode draad in het boek. De vervreemding van het dorp, de eigen vertrouwde omgeving, maar ook de vervreemding van de personages die steeds meer eenzaten worden.
Het neergestorte vliegtuig is wel een mooie metafoor. Het is een middel om de vrijheid te bereiken, een nieuw leven, maar het stort neer. Paul is op zoek naar die vrijheid, maar slaagt er niet in zich te ontworstelen aan zijn omgeving. Wieringa heeft sympathie voor de ‘hopelozen’, die geworteld zijn in hun eigen dorp en zich daar niet meer aan kunnen ontworstelen. Voor Paul geldt “de boerderij is een mausoleum met aan elke spijker een herinnering.”
Wieringa heeft het ritme van het platteland raak getroffen. Alles gaat er langzaam, er gebeurt niet veel. Dit kleine levert een mooie roman op, vol tragiek. Een afspraak maken met een oud-klasgenoot gevolgd door mislukte seks en je koopt dan als cadeautje bij de Plus een doosje After Eight. Het zijn de details die de roman zo bijzonder maken, waardoor je het Twentse platteland als het ware voelt. Maar ook de zangerige taal ( ‘Wat nou, bi-j neergestort’), de automerken zoals de Opel Kapitän, Grolsch-bier is Japans bier geworden.
En steeds is er die mooie taal die Wieringa gebruikt. “De avond was fris, er hing een zweem van bleekselderij boven het gras”; je voelt en ruikt de natuur. “Je leeft in een krimpregio om de gebreken heen”. Maatschappelijke items: “Nu nog een hoofddoek en alle geopenbaarde woestijngodsdiensten waren (in het dorp) vertegenwoordigd.” De politie: “Voor de alcoholcontroles waren ze paraat, maar als er echt iets was, dan dronken ze eerst koffie.”
En aan Russen heeft Paul een broertje dood. Tijdens de Koude oorlog stort een Rus die uit de Oekraine is gevlucht met een sproeivliegtuig in het maïsveld vlakbij de boerderij. Hij is ‘Het Rijk van het Kwaad’ ontvlucht en wordt een nationale bekendheid. Deze gebeurtenis verandert het leven van het gezin Krüzen. Paul’s vader, Aloïs, die schoolmeester is, sleept de man uit het vliegtuig. Nadat hij uit het ziekenhuis ontslagen is komt hij in het gezin af. De overheid weet niet wat ze met hem moeten doen en leveren hem dus op de plek af waar hij gevonden is. Aloïs wil hem helpen, Alice zijn echtgenote wil de man weg. Maar langzamerhand leert Alice Russisch en de Rus Anton Nederlands. Overigens zijn Aloïs en Alice ook verschillend van elkaar. Dat is al te merken tijdens de huwelijksreis. Aloïs blijkt een echte Twent, gereserveerd, en Alice danst op hun huwelijksreis in Amsterdam in een dancing met zwarte mannen. Uiteindelijk vertrekt Alice met de Rus naar Duitsland om er een sportvliegveldje te runnen en blijven Paul en Aloïs achter. Paul blijft zijn moeder missen, is met zijn vader alleen en vereenzaamt steeds meer. Hedwiges is zijn maat. Ook hij is ongelukkig, vervuilt in de oude kruidenierswinkel van zijn ouders. Hedwiges lijdt aan het leven, maar vertelt dat hij miljonair is. Paul en Hedwiges zoeken troost in club Pancho bij een Filipijnse hoer, Rita. Voor Paul is het een heilige Rita, een moeder en een Maria-figuur ineen. Rita is de patrones van de hopeloze gevallen, maar ook van de onvruchtbare vrouwen en vrouwen met een slecht huwelijk. Hoewel een oud klasgenote een relatie met Paul aan wil gaan, houdt hij dat af. Kan hij nog verliefd worden?
“De Rus was de eerste buitenlander in Mariënveen geweest. Na hem kwamen de Chinezen.” Zij nemen de horeca over. Maar ook Roemenen, Bulgaren en Polen komen het dorp binnen. De dorpelingen die kunnen, ontvluchten de gemeente, liefst naar het westen. Het dorp glijdt af, wordt steeds troostelozer en criminaliteit steekt de kop op. Paul is steeds op zoek naar zijn verleden, voelt zich steeds schuldig over het vertrek van zijn moeder. Dat doet hij onder meer door met een metaaldetector de resten van het vliegtuig van Anton Rubin te zoeken, maar ook door de handel in militaria uit de Tweede Wereldoorlog. Hedwiges wordt overvallen, komt te overlijden. Paul denkt dat Laurens Steggink en zijn metgezel de Rus erachter zitten, dat ze hem beroofd hebben. Hij zal wraak nemen, trekt een Duits leger uniform af en wacht op de Rus: de mof tegen de bolsjewiek.
Opnieuw spelen migranten een belangrijke rol in dit boek van Tommy Wieringa. Het boek bevat ook tal van autobiografische elementen: een moeder die haar zoon verlaat, het dorp in een krimpregio (Wieringa groeide op in Geesteren en woonde daar in een oude boerderij met zijn vader, het plaatselijke café werd door Chinezen uitgebaat). Thema’s in de roman zijn de vader-zoonverhouding, de geschiedenis van een plattelandsgemeente, die steeds meer te maken heeft met het binnendringen van de moderne tijd met ook zijn negatieve aspecten, het verdriet om de verdwenen moeder, seksualiteit (het zien van de film Emmanuelle en de frustraties om geen relatie op te kunnen bouwen), het zoeken van je plek tussen allerlei culturen, het isolement / de vervreemding waarin mensen terecht komen als ze eenzaam achterblijven, de argwaan ten opzichte van nieuwkomers. De vervreemding is een rode draad in het boek. De vervreemding van het dorp, de eigen vertrouwde omgeving, maar ook de vervreemding van de personages die steeds meer eenzaten worden.
Het neergestorte vliegtuig is wel een mooie metafoor. Het is een middel om de vrijheid te bereiken, een nieuw leven, maar het stort neer. Paul is op zoek naar die vrijheid, maar slaagt er niet in zich te ontworstelen aan zijn omgeving. Wieringa heeft sympathie voor de ‘hopelozen’, die geworteld zijn in hun eigen dorp en zich daar niet meer aan kunnen ontworstelen. Voor Paul geldt “de boerderij is een mausoleum met aan elke spijker een herinnering.”
Wieringa heeft het ritme van het platteland raak getroffen. Alles gaat er langzaam, er gebeurt niet veel. Dit kleine levert een mooie roman op, vol tragiek. Een afspraak maken met een oud-klasgenoot gevolgd door mislukte seks en je koopt dan als cadeautje bij de Plus een doosje After Eight. Het zijn de details die de roman zo bijzonder maken, waardoor je het Twentse platteland als het ware voelt. Maar ook de zangerige taal ( ‘Wat nou, bi-j neergestort’), de automerken zoals de Opel Kapitän, Grolsch-bier is Japans bier geworden.
En steeds is er die mooie taal die Wieringa gebruikt. “De avond was fris, er hing een zweem van bleekselderij boven het gras”; je voelt en ruikt de natuur. “Je leeft in een krimpregio om de gebreken heen”. Maatschappelijke items: “Nu nog een hoofddoek en alle geopenbaarde woestijngodsdiensten waren (in het dorp) vertegenwoordigd.” De politie: “Voor de alcoholcontroles waren ze paraat, maar als er echt iets was, dan dronken ze eerst koffie.”
2
Reageer op deze recensie