Lezersrecensie
Ontdek Elsschot: lees en geniet!
Vic van de Reijt (1950) werd door Karel van het Reve op het spoor van Elsschot gezet. Van het Reve schreef in 1977 dat Elsschot de beste Nederlandse schrijver van de 20e eeuw was en dat zijn meesterschap miskend werd. Van de Reijt studeerde toen Nederlands en wijdde zijn doctoraalscriptie aan Elsschot. Inmiddels is hij uitgegroeid tot Elsschot-expert met als hoogtepunt Elsschot. Leven en werken van Alfons de Ridder (2011), de biografie van deze Vlaamse schrijver. Eigenlijk moet iedere Elsschot-liefhebber die in de kast hebben staan én gelezen hebben. En ken je Elsschot nog niet dan is het dé kans om met zijn leven en werk kennis te maken.
De ontdekking van Elsschot bevat veertig stukken die Van de Reijt in de voorbije veertig jaar over Elsschot heeft geschreven. Je kunt het zien als zijn persoonlijke ontdekkingstocht. De stukken zijn chronologisch geordend en hebben maar één doel: de mensen stimuleren Elsschot te lezen. En het moet gezegd worden dat doel wordt wel bereikt. Je wordt hongerig gemaakt naar zijn boeken. En dat werk betekent genieten van unieke taal. Elsschot schrijft geen woord te veel steeds met een toets van ironie. Het is onvoorstelbaar hoe fris en actueel zijn werk is, terwijl het al zo’n honderd jaar geleden geschreven is. Hij schrijft over het algemeen scenisch in korte hoofdstukken, zuigt de lezer meteen in het verhaal, komt snel to the point. Niet voor niets past de term nieuwe zakelijkheid op zijn werk.
“Elsschots helden zijn kleine burgers die zich met kleine vormen van bedrog door het leven moeten slaan.”
Van de Reijt schrijft uiterst toegankelijk en het is een feest om met die boek Elsschot te ontdekken. En Elsschot indachtig: de humor/ironie is nooit ver weg.
In de bundel van Van de Reijt komen we polemische stukken tegen (Van de Rijt maakt het boek WillemElsschot, Tussen droom en daad van de Oostendse leraar Jean Surmont met de grond gelijk. “Het bevat exact vijftig feitelijke onjuistheden, vierentwintig onbewezen stellingen achtentwintig enormiteiten (de zogenaamde ‘Surmonts’) acht voorbeelden van misplaatste eruditie en één nieuwtje.” Ook de bundel Over Willem Elsschot van Annemarie Kets-Vree wordt van een vernietigend commentaar voorzien). We komen erachter dat het oeuvre van Elsschot alles met zijn leven te maken heeft, “men mag zijn romans als zijn dagboeken lezen”, nemen kennis van de perikelen om de Brieven van Elsschot te vinden en ze uit te geven (die brieven zijn belang voor de kennis van zijn leven en zijn werk. Ze hebben een bondige stijl en zijn geestig), wordt een bezoek van Simon Carmiggelt, fervent verdediger van Elsschot, aan de auteur beschreven (“maar ‘m kijkt altijd zo sip”).
In de bundel staan artikelen over zijn relatie met zijn uitgevers, vertalers, maar ook het koningshuis (“deze betrekkingen waren vooral van mercantiele aard. Hij sleet er een luxe uitgave van het zeven kilo zware Gulden Boek van het Eeuwfeest van de Belgische Onafhankelijkheid aan). De Ridder verkocht reclameruimte op de kiosken op de stations in België, exploiteerde de Almanak voor Kroostrijke gezinnen.
Hilarisch is het artikel over de wijze waarop hij de Mosterdverzen schreef voor de firma Tierenteyn in Gent. Soms net voor hij bij Tiertenteyn (Ferdinand, want dat is de echte) op bezoek ging om een advertentie binnen te halen. Na de dood van Elschot zou Jos Vandeloo onder meer een aantal Tierenteyn-versjes geschreven hebben. Heerlijk is het fictieve interview dat Van de Reijt met Elsschot houdt .
Veel minder bekend is de poëzie van Elsschot. Het blijkt dat hij voor 1900 in Antwerpen al een bekend dichter was. Beroemd is het gedicht Het Huwelijk, dat overigens niet over zijn eigen huwelijk gaat. Het gedicht dat hij over August Borms schrijft leidt tot een rel. Borms was een kreupele oude man die in twee oorlogen met de Duitsers had gecollaboreerd. Op 12 april 1946 werd hij gefusilleerd. “En daarmee dacht het overwegend, katholieke, zwarte Vlaanderen zijn geweten te hebben schoongewassen. En dat zinde Elsschot allerminst.” Van de Reyt stelt dat Elsschot zijn gedicht over Borms heeft geschreven als humanist en tegenstander van de doodstraf. Vrijwel al zijn vrienden keerden zich van hem af, het huldecomité voor zijn 60ste verjaardag werd opgeheven en ook het lidmaatschap van de Koninklijke Vlaamsche Academie ging aan zijn neus voorbij. Het is typisch Elsschot als hij tegen vrienden zegt dat hij op Borms trots is omdat hij er een boel vrienden mee verspeelde.
Willem (zijn voornaam ontleende hij aan de schrijver van Vanden vos Reynaerde, Willem di Madoc maekte) Elsschot is het alter-ego van Alfons de Ridder. De Ridder was op de eerste plaats een handig zakenman die steeds de grens opzocht. Hij was als reclameman succesvol, maakte fortuin en hoorde tot de gegoede burgerij. Hij had een hekel aan de kleine middenstand, maar ook een hekel aan zijn beroep. “Het is vreemd dat iemand die zó van zijn beroep walgt dat hij er een sleutelroman (Kaas) over schrijft, tot zijn laatste snik in dat beroep actief blijft.” Guido Lauwaert schrijft in 1993 dat Kaas over de wereld van de literatuur en zijn eigen literaire werk gaat. De Kaasdroom die maar geen werkelijkheid wil worden staat voor de eigen schrijfcarrière die maar niet van de grond wil komen.”
Men leert allerlei aspecten van Elsschot/De Ridder kennen, al is er wel sprake van een herhaling. Zinnen als ‘Waar zwangerschap bestaat volgt het baren van zelf, ten gepasten tijde’ en ‘die weeuw moet ook wat verdienen’ (een verwijzing naar de champagne van Veuve Cliquot, terwijl die weduwe al in 1793 overleden was) werden door Elsschot regelmatig gebezigd en komen in dit boek ook meerdere malen terug. Erg is dat niet, want het is nooit een straf om met de taal van Elsschot in aanraking te komen.
Schrijven was niet zijn eerste prioriteit. “Elsschot schreef om een rein geweten te krijgen,” betoogt Van de Reijt. “Toen hij in zaken rustiger werd schreef hij na het Dwaallicht niets meer.” Lees Elsschot en geniet!
“Ik schrijf enkel en alleen om klassiek proza voort te brengen, dat mooi is en mooi zal blijven.”
En dat is meer dan gelukt.
De ontdekking van Elsschot bevat veertig stukken die Van de Reijt in de voorbije veertig jaar over Elsschot heeft geschreven. Je kunt het zien als zijn persoonlijke ontdekkingstocht. De stukken zijn chronologisch geordend en hebben maar één doel: de mensen stimuleren Elsschot te lezen. En het moet gezegd worden dat doel wordt wel bereikt. Je wordt hongerig gemaakt naar zijn boeken. En dat werk betekent genieten van unieke taal. Elsschot schrijft geen woord te veel steeds met een toets van ironie. Het is onvoorstelbaar hoe fris en actueel zijn werk is, terwijl het al zo’n honderd jaar geleden geschreven is. Hij schrijft over het algemeen scenisch in korte hoofdstukken, zuigt de lezer meteen in het verhaal, komt snel to the point. Niet voor niets past de term nieuwe zakelijkheid op zijn werk.
“Elsschots helden zijn kleine burgers die zich met kleine vormen van bedrog door het leven moeten slaan.”
Van de Reijt schrijft uiterst toegankelijk en het is een feest om met die boek Elsschot te ontdekken. En Elsschot indachtig: de humor/ironie is nooit ver weg.
In de bundel van Van de Reijt komen we polemische stukken tegen (Van de Rijt maakt het boek WillemElsschot, Tussen droom en daad van de Oostendse leraar Jean Surmont met de grond gelijk. “Het bevat exact vijftig feitelijke onjuistheden, vierentwintig onbewezen stellingen achtentwintig enormiteiten (de zogenaamde ‘Surmonts’) acht voorbeelden van misplaatste eruditie en één nieuwtje.” Ook de bundel Over Willem Elsschot van Annemarie Kets-Vree wordt van een vernietigend commentaar voorzien). We komen erachter dat het oeuvre van Elsschot alles met zijn leven te maken heeft, “men mag zijn romans als zijn dagboeken lezen”, nemen kennis van de perikelen om de Brieven van Elsschot te vinden en ze uit te geven (die brieven zijn belang voor de kennis van zijn leven en zijn werk. Ze hebben een bondige stijl en zijn geestig), wordt een bezoek van Simon Carmiggelt, fervent verdediger van Elsschot, aan de auteur beschreven (“maar ‘m kijkt altijd zo sip”).
In de bundel staan artikelen over zijn relatie met zijn uitgevers, vertalers, maar ook het koningshuis (“deze betrekkingen waren vooral van mercantiele aard. Hij sleet er een luxe uitgave van het zeven kilo zware Gulden Boek van het Eeuwfeest van de Belgische Onafhankelijkheid aan). De Ridder verkocht reclameruimte op de kiosken op de stations in België, exploiteerde de Almanak voor Kroostrijke gezinnen.
Hilarisch is het artikel over de wijze waarop hij de Mosterdverzen schreef voor de firma Tierenteyn in Gent. Soms net voor hij bij Tiertenteyn (Ferdinand, want dat is de echte) op bezoek ging om een advertentie binnen te halen. Na de dood van Elschot zou Jos Vandeloo onder meer een aantal Tierenteyn-versjes geschreven hebben. Heerlijk is het fictieve interview dat Van de Reijt met Elsschot houdt .
Veel minder bekend is de poëzie van Elsschot. Het blijkt dat hij voor 1900 in Antwerpen al een bekend dichter was. Beroemd is het gedicht Het Huwelijk, dat overigens niet over zijn eigen huwelijk gaat. Het gedicht dat hij over August Borms schrijft leidt tot een rel. Borms was een kreupele oude man die in twee oorlogen met de Duitsers had gecollaboreerd. Op 12 april 1946 werd hij gefusilleerd. “En daarmee dacht het overwegend, katholieke, zwarte Vlaanderen zijn geweten te hebben schoongewassen. En dat zinde Elsschot allerminst.” Van de Reyt stelt dat Elsschot zijn gedicht over Borms heeft geschreven als humanist en tegenstander van de doodstraf. Vrijwel al zijn vrienden keerden zich van hem af, het huldecomité voor zijn 60ste verjaardag werd opgeheven en ook het lidmaatschap van de Koninklijke Vlaamsche Academie ging aan zijn neus voorbij. Het is typisch Elsschot als hij tegen vrienden zegt dat hij op Borms trots is omdat hij er een boel vrienden mee verspeelde.
Willem (zijn voornaam ontleende hij aan de schrijver van Vanden vos Reynaerde, Willem di Madoc maekte) Elsschot is het alter-ego van Alfons de Ridder. De Ridder was op de eerste plaats een handig zakenman die steeds de grens opzocht. Hij was als reclameman succesvol, maakte fortuin en hoorde tot de gegoede burgerij. Hij had een hekel aan de kleine middenstand, maar ook een hekel aan zijn beroep. “Het is vreemd dat iemand die zó van zijn beroep walgt dat hij er een sleutelroman (Kaas) over schrijft, tot zijn laatste snik in dat beroep actief blijft.” Guido Lauwaert schrijft in 1993 dat Kaas over de wereld van de literatuur en zijn eigen literaire werk gaat. De Kaasdroom die maar geen werkelijkheid wil worden staat voor de eigen schrijfcarrière die maar niet van de grond wil komen.”
Men leert allerlei aspecten van Elsschot/De Ridder kennen, al is er wel sprake van een herhaling. Zinnen als ‘Waar zwangerschap bestaat volgt het baren van zelf, ten gepasten tijde’ en ‘die weeuw moet ook wat verdienen’ (een verwijzing naar de champagne van Veuve Cliquot, terwijl die weduwe al in 1793 overleden was) werden door Elsschot regelmatig gebezigd en komen in dit boek ook meerdere malen terug. Erg is dat niet, want het is nooit een straf om met de taal van Elsschot in aanraking te komen.
Schrijven was niet zijn eerste prioriteit. “Elsschot schreef om een rein geweten te krijgen,” betoogt Van de Reijt. “Toen hij in zaken rustiger werd schreef hij na het Dwaallicht niets meer.” Lees Elsschot en geniet!
“Ik schrijf enkel en alleen om klassiek proza voort te brengen, dat mooi is en mooi zal blijven.”
En dat is meer dan gelukt.
2
1
Reageer op deze recensie