Tussen licht en donker is veel te ontdekken
In 2019 wordt de 350e sterfdag van Rembrandt van Rijn (1606-1669) herdacht met lezingen en tentoonstellingen. Over de ‘jonge jaren’ van Rembrandt, tussen 1617 en 1633, gaat de ‘historische’ roman Het spel van licht en donker van Matthias Rozemond (1962). Eerder kroop de auteur in de huid van Jeroen Bosch in de roman De Duivelskunstenaar. Het verhaal omvat de jaren waarin Rembrandt in Leiden woonde en werkte tot aan de beginjaren in Amsterdam waar hij verliefd wordt op Saskia. Op de cover prijkt een zelfportret uit 1631 en op de binnenflap het verlovingsportret van Saskia van Uylenburgh uit 1633, de enige vrouw waarmee hij trouwde.
Een alwetende verteller kijkt in het verhaal als het ware over de schouder van Rembrandt heen. Rozemond heeft zijn roman gebaseerd op historische feiten en die verweven met fictie. Achttien schilderijen spelen op een heel natuurlijke manier een rol in het verhaal. Als je als lezer de afbeeldingen van de schilderijen opzoekt en leest wat Rozemond door de ogen van Rembrandt ziet krijg je steeds meer zicht op de ontwikkeling van Rembrandts ideeën en zijn kunstenaarschap. Rozemond heeft Rembrandt neergezet als een mens van vlees en bloed met al zijn onzekerheden, de drang zich te manifesteren, zijn drift, zijn passie voor de kunst, zijn eigenwaarde.
Jan Lievens (Rembrandts collega en studiegenoot), Aris van Kindt (een straatjongen die van de vader van Rembrandt een paar keer per week eten krijgt en zich ontwikkelt tot een boef) en Marten Soolmans (welgestelde student, zo bekend geworden van de schilderijen van hem en zijn echtgenote Oopjen Coppit en die Rembrandt wellicht uit zijn studententijd in Leiden kende) en Rembrandt vormen een vriendenclub. Rembrandt belooft zijn vrienden dat hij ze allemaal zal vereeuwigen. Gaat dat lukken?
De vrienden blijven elkaar tegenkomen, maar ieder leidt zijn eigen leven. Zij zijn wat minder uitgewerkt, blijven als personage wat vlakker. Rembrandt komt uit een arm, Jan Lievens uit een bemiddeld gezien. Lievens is populair in Leiden, een tekentalent met een vlugge tekenstijl. Hij is op 14-jarige leeftijd een fenomeen. De iets jongere Rembrandt wil ook schilder worden en gaat in de leer bij Lastman.
Rembrandt en Jan Lievens trekken in Leiden met elkaar op: ze delen een atelier, hebben gesprekken over hoe ze hun kunst kunnen verbeteren, inspireren elkaar. Lievens leert Rembrandt het clair-obscur. Lievens is echter de grote meneer die de opdrachten aaneenrijgt in tegenstelling tot Rembrandt. Maar Rembrandt krijgt kansen en komt uiteindelijk door kunsthandelaar Hendrick van Uylenburgh in Amsterdam terecht. Daar ontmoet hij Hendricks nichtje, Saskia, op wie hij verliefd wordt.
‘Hij liep terug naar huis met een hoofd vol rozenblaadjes.’
Rozemond heeft in het verhaal een aantal intrigerende vragen verweven die de roman vaart geven: Hoe is de vader van Rembrandt aan zijn einde gekomen en welke rol hebben zijn moeder, Marten en Aris daarbij gespeeld? Wie van zijn Leidse vrienden ging eerlijk door het leven? Is Rembrandt zelf altijd zuiver op de graat? Wat is er aan de hand met het schilderij ‘De anatomische les van dokter Tulp’?
Rozemond hanteert een vlotte stijl en schrijft met gevoel voor het detail. In een paar zinnen weet hij een sfeer neer te zetten, zoals over Amsterdam:
‘Links drukte een hond zijn darmen leeg, rechts liet een straatmadeliefje haar ogen twinkelen. (…) Er werd in alle talen gekletst, al was naar elkaar geschreeuwd meer van toepassing.’
In de hele roman gaat het om contrasten: licht-donker, rijk-arm, corruptie- strenge straffen, katholiek-protestant. De lezer kan parallellen trekken naar het heden. Zo zijn Leidenaren gebeten op de Vlamingen die naar Leiden vluchtten en al het werk van de Leidenaren in de lakenindustrie inpikken. En dan zijn er die prachtige passages over de schilderijen waarbij licht en donker natuurlijk ook een rol spelen.
Dit alles maakt het Het spel van licht en donker tot een boeiend boek waarin veel te ontdekken is, over het leven en het werk van Rembrandt, maar zeker ook over de maatschappij in de zeventiende eeuw.
Reageer op deze recensie