Arabieren van het verleden
Verlaten bouwwerven, uren in de winkelrij staan om dan enkel bananen te krijgen, je huis niet kunnen verlaten of het wordt ingepikt: het Libië van begin jaren ’80 was niet bepaald een paradijs. Toch is Abdel-Razak Sattouf verkocht. De aan de Sorbonne gepromoveerde Syriër laat een academische carrière in Europa schieten voor zijn geloof in de Arabische droom van Khaddafi en sleept zijn Franse vrouw en hun peuter, Riad, met zich mee naar Libië. Vader Sattouf is overtuigd dat een goede vorming en een flinke aanpak alle Arabieren van ‘nietsnutten en kwezels’ in moderne, welvarende burgers verandert en wil ook zijn zoon klaarstomen tot ‘de Arabier van de toekomst’. Al heeft hij zelf zijn kleine kantjes: zijn religieus voluntarisme en bijgeloof, zijn machismo, zijn kruiperigheid, zijn ‘familie is alles’… Vervuiling, corruptie en wanbeheer storen hem blijkbaar ook niet.
Na een korte tussenhalte in Bretagne trekt het gezinnetje naar het Syrië van Assad sr., nog zo’n dictatuur met meer van hetzelfde: onmogelijke woonomstandigheden, lege winkels, censuur, een bekrompen en gehersenspoelde bevolking… Een beeld dat ons bereikt in taferelen via de jonge Riad. Wonderlijk hoe de auteur 30 jaar na zijn kleutertijd zich herinnert hoe kinderen er op straat poepen, een fruitverkoper achter zijn glanzende appels eerst de rotste exemplaren verkoopt en een taxichauffeur zijn peuken door een gat in de autobodem gooit. Zijn Arabische jeugdjaren moeten flink wat indruk op hem gemaakt hebben. De cultuurschok voor het jongetje met het blonde engelenkopje is echter op kindermaat: wanneer de familie na een passage in Frankrijk toch weer naar Syrië terugkeert, schrikt dat Riad af. Niet wegens het regime of de dorpse achterlijkheid, maar omdat hij er naar school moet.
Het anekdotische relaas van De Arabier van de toekomst is echter meer dan zomaar een luchtige kroniek. Riad Sattoufs toegankelijke cartoonstijl is een efficiënt glijmiddel voor een scherpe maatschappijkritiek op twee mismeesterde samenlevingen. Sattouf schopt zijn publiek graag een geweten, in de anti-macho-strips rond Pascal Brutal, in zijn – net voor de aanslag – stopgezette wekelijkse bijdrage aan Charlie Hebdo en in zijn films, zoals de komedie Jacky au Royaume des filles, waarin de mannen in een matriarchale samenleving verplicht zijn een chador te dragen.
De vergelijking met Marjane Satrapi’s Persepolis of Zeina Abiracheds Zwaluwenspel ligt voor de hand: deze stripverslagen van jeugdjaren in respectievelijk de Iraanse islamitische republiek en het door burgeroorlog verscheurde Libanon bieden ook een boeiende, historische inkijk in het moeilijke dagelijkse leven in het Midden-Oosten. Sattoufs versie is afstandelijker en meer vanuit ons westerse perspectief: als expats zijn Riad en zijn ouders eerder als buitenstaanders getuige van de impact van totalitaire regimes op een samenleving. Vader Sattouf doet zijn uiterste Arabische best om erbij te horen en zijn stoïcijnse vrouw, die wat onderbelicht blijft, geeft blijk van een bewonderenswaardig geduld, maar ze gaan toch telkens weer herbronnen in Frankrijk, hun baken van normaliteit: even bekomen van de vervuiling, de lelijkheid en de hypocrisie in Libië en Syrië. Het gaat hier om situaties van ruim 30 jaar geleden, zou je ter verdediging van ‘de Arabieren van het verleden’ kunnen opwerpen. Maar het is treurig vast te stellen dat vandaag beide landen meer dan ooit onleefbaar geworden zijn. De toekomst is voor de Arabieren niet geworden wat vader Sattouf voor ogen had.
Het in Frankrijk zeer succesvolle boek won begin dit jaar op het stripfestival in Angoulême de Fauve d’Or als beste album. Dat is misschien wel wat veel eer: graphic novels als Persepolis of Zahra’s Paradise (Amir Soltani en Khalil) grijpen meer naar de keel dan dit toch meer brave en vooral tragikomische boek. Als historisch document over het Midden-Oosten van begin jaren ’80 is het boek wat beperkt en eenzijdig, maar het is zeker vlot leesbaar en genietbaar, ook voor wie niet in die periode of streek geïnteresseerd is.
Reageer op deze recensie