Opgroeien in een revival van rivaliteit
Acht jaar lang werkte de naar Utrecht uitgeweken, in Frankfurt geboren illustrator Tobi Dahmen aan dit autobiografische coming of age-verhaal. Het is zo dan ook een zeer omvattend getuigenis én leerboek geworden over muziek- en lifestyletrends in de jaren 1980. Wat voor soort mens hij hierdoor uiteindelijk geworden is, vertelt het boek echter niet. Ondanks het grote aantal pagina’s blijft het boek eerder een beschrijving dan een beleving.
In de auto op de terugrit naar huis na een ‘mod-weekender’ overdenkt onze held hoe het zover is gekomen met hem. Hoe hij in het saaie seventies en eighties van Wesel (niet ver van de Nederlandse grens) de totale anarchie ontdekt en het licht ziet in de Britse mods van de jaren 1960. Hij leert hoe toen een heuse stammenoorlog woedde in Engeland tussen de strak in het pak geklede, op met een overdreven aantal achteruitkijkspiegels gepimpte scooters rondtuffende ‘modernists’ en de uit zwart leer en Brylcreem opgetrokken rockers. Een strijd die treffend uitgebeeld is in de rockopera Quadrophenia van The Who uit 1973 (verfilmd in 1979). In een poging uit de band te springen én op zoek naar een identiteit trekken jongelui als Tobi zich op aan een revival van de mods van de generatie vóór hen, een beweging die het naarstig uit de assen van de oorlog opgroeiende Duitsland nooit gehaald heeft.
Algauw is duidelijk in het boek dat niet zozeer de muziek of mode als wel het groepsgevoel belangrijk is voor de jongelingen, die zich hiermee afzetten tegen andere groepen met wie ze in sterke rivaliteit leven. Londen is voor hen het Mekka, waar ze hun kortgerande hoedjes en strakke broeken kopen. Toch blijft Tobi enigszins steken in zijn transformatie tot mod omdat hij zich enkel een fiets kan permitteren. Het typeert zijn wat stuntelige aanpak.
Hoe zelfs bij de mods de opbouw van zijn persoonlijkheid niet stopt, beschrijft Tobi Dahmen in zijn fascinatie voor achtereenvolgens ska, de originele (niet-fascistische) skinheads, maar ook het andere geslacht. Aandoenlijk zijn zijn versierpogingen en hoe hij dan zijn verovering in de steek laat als het juiste nummer op de dansvloer klinkt. Gelukkig gaat het boek verder dan navelstaarderij: belevenissen met vrienden – ook als die tragisch zijn – kleuren het in grijstinten getekende levensverhaal, dat ook met lyrics van songs opgetuigd is. Voor de totaalbeleving draai je tijdens het lezen best de ingesloten cd met ‘mod-muziek’ of google je naar de aangehaalde bands en nummers. Ik verzeker je: een wereld gaat voor je open.
Soms lijkt het boek iets te veel op een opsomming van fuiven, knokpartijen en optredens, en van de vele anekdotes die daar te rapen zijn. Op zulke momenten mist het boek wat diepgang. We dringen dan ook niet echt door tot de diepere roerselen van Tobi en zijn vrienden, of als die er wel zijn, komen ze niet sterk genoeg tot uiting.
Dahmen is wel sterk in het verbeelden van hoe zijn personages zich voelen: als Tobi zich gesterkt en groots voelt, rijdt hij als een reus op zijn fiets door een lilliputterdorp. Of omgekeerd: als iemand zich klein voelt, wordt die ook zo getekend. Als de wereld hem niet meer kan schelen, ontploft die letterlijk. De draaierige extase op de dansvloer komt grafisch soms verrassend tot zijn recht, bijvoorbeeld in een opvallende zwart-wit-afwisseling. Hoe een lid van de vriendenkring een andere, slechte weg op gaat, is schitterend weergegeven in de richtingwijzers op de snelweg. Vaak heeft de auteur geen woorden nodig om een scène neer te zetten. Mooi is ook hoe hij met een dartel sterretje uitbeeldt hoe een song van de draaitafel in een lichaam dringt en dat in beweging zet. Het is niet gemakkelijk in een ‘stom’ medium als de strip de invloed van muziek uit te drukken, maar daar is Dahmen toch in geslaagd.
Reageer op deze recensie