Hyperbolen zo hoog als Tourcols van de buitencategorie
Hoe zou de dubbelroman Tour de Farce/Tour de Wobbe zijn ontstaan? Zaten Joost Heyink en Gert Jan de Vries in een kroeg te bieren en werden er ideeën op een bierviltje gekrabbeld, net zoals Jeroen Wielaert en Jan Fokkens ooit deden over hun jongensdroom, een proloog door de Domstad? Die laatste droom wordt over enkele maanden werkelijkheid. Op 4 juli is de Grand Départ in Utrecht met een tijdrit van 13,7 kilometer. Het moet Heyink en De Vries, normaal gesproken vooral actief op de spannende langebaan van de thriller, tot inspiratie hebben gedreven.
Dan kun je een boek schrijven waarin je de mooie sportclichés in een nieuw wielerverhaal giet. Of je kunt er rigoureus een andere draai aan geven dan in wielerromans als De proloog van Bert Wagendorp of Een lange ontsnapping van Mart Smeets. Heyink , succesvol met thrillers als Proefverlof en De psycholoog, De Vries, beter bekend onder zijn alter ego Tess Franke (denk aan thrillers als De bezieling en In haar eer) zaten in een verdomd melige bui en daaruit werd waarschijnlijk het idee voor Tour de Farce/Tour de Wobbe geboren. Een lolboek, zegt Heyink zelf.
In Tour de Wobbe beschrijft Heyink de 102e Tour de France met start in Utrecht door de ogen van Wobbe, een homoseksuele profwielrenner en volgens Wobbe zelf zeker niet de enige in het peloton. De knecht Wobbe doet door een geslaagde lange ontsnapping mee om de eindzege in de Tour de France, waarin vergelding onder de renners, amoureuze avontuurtjes en natuurlijk de eeuwige omgang met prestatiebevorderende middelen niet worden geschuwd. Her en der duiken bestaande wielrenners op en die worden geheel in de stijl van het boek geknipt en geschoren alsof ze bij zo’n hippe wielerbarbier van nu zitten. Bauke Mollema kan intens blij gemaakt met een begroeting van Alberto Contador, Laurens ten Dam filosofeert de godganse dag over antieke Griekse cynici en Rodriguez is een Spaanse hetero, wat je overigens niet aan hem afziet.
Tour de Farce beschrijft hetzelfde wielercircus aan de andere kant, vanuit de journalisten die onlosmakelijk met het hele gebeuren zijn verbonden. De Vries dompelt zich onder in de wereld van verslaggevers die allemaal azen op de plek van opvolger voor De Mart, die net heeft aangekondigd na die Tour het stokje van alomtegenwoordige presentator van De Avondetappe te zullen overdragen. In de echte wielerwereld is dit overigens al gebeurd. Dat mag voor de Vries de pret niet drukken om nog één keer de welbekende stijl van de presentator als onontkoombaar middelpunt van de grote show op te roepen. “In één magische klap wist hij alle aandacht te richten op het enige waar het in de sportwereld echt om draaide: om hemzelf, zijn Martheid.” De verslaggever Jochem Spaak, door De Vries gemodelleerd op één van de Grand Départ in Utrecht-bedenkers, zit te kniezen hoe het weer de grote Martshow is geworden. Wat volgt is een tweestrijd met de twee wielercommentatoren van tv, die ergens wel wat van Herbert Dijkstra en Maarten Ducrot weghebben, om de vacante stoel van presentator. Geruchten over nieuwe dopingmethodieken (van mechanische doping via knie- en pedaalplaatjes tot het eten van diereningewanden) worden de wereld in geholpen, die over matchfixing worden eigenhandig in elkaar gedraaid. Alles om de volgende Mart te mogen worden.
Met sardonisch genoegen nemen de twee auteurs de totale wielerwereld op de hak. Geen persoon in het geheel wordt ontzien, geen aspect wordt overgeslagen, van het harsen van de benen tot aan moordaanslagen op de fiets. Soms vliegt de geloofwaardigheid iets te veel uit de bocht al kun je in de wielerwereld de waarachtigheid heel ver oprekken. Soms is het puur taalkundige flauwheid, zoals bij Heyink: “Goedgemutst stap ik een uur later op mijn fiets, hoewel een helm verplicht is. Als u denkt dat met deze flauwiteit een absoluut dieptepunt is bereikt, moet ik u attent maken op mijn volgende boek.” Consequent is het in ieder geval.
Reageer op deze recensie