Geweldig plan of gruwelijk?
Mark O’Connell, journalist en literatuurwetenschapper, neemt de lezer mee naar bijzondere bedrijven en mensen. Hij spreekt uitgebreid met een aantal transhumanisten. Zij hangen de speculatieve filosofie aan die probeert om de door de natuur gestelde grenzen van het menselijk bestaan te doorbreken. Ze bepleiten een totale onafhankelijkheid van de biologie. Transhumanisten denken dat ze de evolutie van de mens in eigen hand kunnen nemen. Of, zoals Wikipedia het omschrijft: ‘Transhumanisten onderschrijven over het algemeen de standpunten van het traditionele humanisme, maar beogen wel het tot de uiterste grens te verkennen en zelfs te overstijgen’. Hiervoor gebruiken ze diverse technieken voor levensverlening. Denk aan nanotechnologie, kunstmatige intelligentie en genetische modificatie.
O’Connells zoektocht leidt naar het bedrijf Alcor Life Extention Foundation in Arizona. Daar kun je in een rap tempo en tegen een fix bedrag jouw stoffelijk overschot naartoe laten brengen. Hier wordt het geprepareerd en bewaard met het doel ooit opnieuw tot leven te wekken. Huh? Bestaat dit echt? Ja, sterker nog, je kunt er ook voor kiezen alleen je hoofd achter te laten. De bedoeling hiervan is dat later jouw brein kan worden geüpload in een ander lichaam. Een illusie, of wordt dit ooit werkelijkheid? Transhumanisten geloven in het laatste.
In Silicon Valley spreekt hij met de Nederlandse wetenschapper Randal Koene over het vervangen van de hersenen door software en het uploaden van de menselijke geest. Hij spreekt ook met een commune groep van zogenaamde cyborgs, cybernetisch organisme. Mensen die technologieën in hun lijf implementeren om zichzelf te veranderen, voornamelijk om te perfectioneren.
Tot zo ver is het allemaal een beetje veel van hetzelfde. O’Connell bekritiseert, onderzoekt en stelt vragen, maar wanneer je reeds op de hoogte bent van wat transhumanisme inhoudt brengt het nog niet veel nieuws. Het echte in kaart brengen blijft uit. Zo is ook de bewering dat transhumanisme veel op religie lijkt niet voldoende gestaafd op passende voorbeelden.
Tegen het einde ontmoeten we een buiten de maatschappij staand figuur die zich volledig in transhumanisme heeft gehuld en O’Connell besluit met een slotsom van wat hij heeft gezien: vreemde mensen, vreemde ideeën, vreemde machines. En: niet te bevatten.
De Mensmachine, Hoe we de dood kunnen overleven is een prettig geschreven wetenschappelijk-filosofische verhandeling over het transhumanisme. Het zet de lezer aan het denken of misschien wel aan het gruwelen. O’Connell heeft humor en dat staat in een schril contrast met het onderwerp van de dood, waar het in dit boek voornamelijk over gaat. Zijn onderzoek naar de vraag wat het betekent om een machine te zijn, doet twijfel oproepen over wat het betekent om mens te zijn. Ondanks de hier en daar gebruikte moeilijke termen is het bijzonder goed leesbaar en soms zelfs vermakelijk.
Reageer op deze recensie