Wat als het nooit meer stil wordt?
Hoe gaat een catalogiseerder van muziek ermee om als hij op een dag allerlei nare bijgeluiden gaat horen die in zijn hoofd worden gevormd? Een mogelijk antwoord op die vraag is: hij schrijft er een boek over. Gregor Verwijmeren is die catalogiseerder, werkzaam in de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium van Den Haag. Op een dag begint het in zijn hoofd te suizen, te fluiten en te ruisen:
Drie geluiden, mismaakte kopieën van die in de fysieke wereld. Een onwillige cirkelzaag, alsof de buurman het ook ‘s nachts niet kan laten en de knop telkens even half loslaat. Daarboven zwevend: een geoefende vinger over een kristallen glas. De eerste het dichtst bij f, de tweede een zuivere bes, samen een reine kwart, een reine, industriële kwart. […] Daaronder: een ruis, een oude tv vergeefs zoekend naar een zender.
Het verdict is tinnitus, door de schrijver steevast T genoemd. Zoals velen gaat Verwijmeren op zoek. Hij zoekt oorzaken, zoekt remedies, zoekt informatie. Wat hij ontdekt, deelt hij met zijn lezers. Dat doet hij in literaire volzinnen, heel beschrijvend, waarin muziek een belangrijke rol speelt. Klassieke, maar ook modernere muziek. Ook literatuur en film gebruikt hij geregeld om T te omschrijven. Verwijmeren verwijst naar klassiekers van Kafka of Dostojevski, maar haalt er met evenveel gemak Star Trek of 2001: A Space Oddysey bij. En natuurlijk is dokter Google zijn vriend. Zo komt Verwijmeren tot een informatief geheel waarin ervaringen met T doorspekt zijn met boeiende weetjes die allemaal links of rechts wel iets met T te maken hebben.
Na het zoeken volgt de therapie. Verwijmeren komt bij lotgenoten terecht en de wekelijkse sessies bieden verlichting. Ze lossen het probleem niet op, want T is niet te genezen, maar lotgenoten begrijpen elkaar, en kennen soms middeltjes om de nooit te stoppen stroom aan ziekmakende geluiden te verzachten. Verwijmeren beschrijft groepssessies en middeltjes op onderhoudende wijze. Maar T is een venijn dat nooit opgeeft en soms is een groepslid moegestreden. Verwijmeren gaat daarom niet voorbij aan de zelfmoord van een van hen. Ook in dit deel zijn beschrijvingen met behulp van muziek weer opvallend aanwezig.
Veruit de beste scène uit het hele boek is de grappige tirade tegen de Dikke Van Dale, waarin het woord tinnitus niet eens opgenomen staat. Tussen tinnetje en tinol had het moeten staan, maar het is er niet. Ook de online Van Dale negeert tinnitus onverbiddelijk. Pagina’s lang gaat Verwijmeren door. Niemand heeft ooit van tinnetje of tinol gehoord, zo constateert hij, maar de vijftig miljoen lijders aan T, wereldwijd, daar heeft Van Dale dan weer nooit van gehoord. Geestig om te lezen, maar hij maakt op deze manier zijn punt wel heel sterk duidelijk.
Verwijmeren kan op de duur niets meer verdragen. Het kleinste geluidje in huis wordt een kwelling. Dat zet zware druk op zijn huwelijk en hij gaat even apart wonen in het appartement van een vriend. Maar met het besef dat T niet te genezen is, komt ook een aanvaarding. Verwijmeren leert met zijn kwaal om te gaan en beseft dat het leven nog veel moois te bieden heeft. Het boek is in de ik-persoon geschreven, maar dit afsluitende deel staat in de weinig gebruikte jij-vorm. De schrijver spreekt zichzelf vermanend toe, en spreekt zichzelf ook moed in.
De vorm van geluid houdt ergens het midden tussen fictie en non-fictie. Het is duidelijk autobiografisch geïnspireerd maar Verwijmeren schrijft geen levensverhaal. De feiten en anekdoten uit zijn eigen leven blijven beperkt en worden te vaak onderbroken door informatieve stukken over T of abstracte fragmenten met behulp van elementen uit de muziek om het autobiografisch te laten worden. Het is een getuigenis over T die anderen die eraan lijden, zullen herkennen en waar ze mogelijk troost uit putten. Wie zelf geen T heeft, kan nooit helemaal begrijpen hoe het is, maar Verwijmeren doet in ieder geval een verdienstelijke poging om het aanschouwelijk te maken.
Reageer op deze recensie