De schoonheid van een wereld in verval
Tot circa achtduizend jaar geleden, toen de zeespiegel veel lager stond, was Groot-Brittannië niet door de Noordzee van het Europese vasteland gescheiden, maar vormde het één landmassa ermee. Het tussenliggende deel dat nu water is, heet Doggerland. Over de exacte grootte is men het oneens, maar vermoedelijk waren een deel van Nederland, Duitsland en Denemarken op die manier via land met Groot-Brittannië verbonden.
Doggerland van Ben Smith, vertaald door Kees Mollema, is een cli-fi (climate fiction) roman die ons een toekomst voorschotelt waarin de zeespiegel ondertussen flink gestegen is. Waar ooit Doggerland lag, strekt zich een gigantisch windmolenpark uit dat vroeger deels op het land stond. De jongen en de oude man (“De jongen was natuurlijk niet echt een jongen, net zomin als de oude man werkelijk zo oud was.”) onderhouden het park in opdracht van het Bedrijf. Ze wonen er middenin, in een substation waar ze uitsluitend op elkaar zijn aangewezen, en op de komst van de voorradenleverancier die smerig blikvoer levert en andere noodzakelijkheden, maar die slechts sporadisch komt. Meestal zijn de twee helemaal alleen en proberen ze de molens tegen beter weten in operationeel te houden. Dat gaat alsmaar moeilijker want het corrosieve zeewater blijft op de molens inbeuken en steeds meer ervan gaan ten onder aan roest en ouderdom.
De jongen volgde zijn vader op, die op mysterieuze wijze verdween. Het Bedrijf ziet dat zo niet. Volgens hen ging zijn vader er vandoor en verbrak hij hiermee zijn contract. Nalatigheid, heet dat, en in dat geval is het de zoon die verplicht de positie van de vader moet overnemen. De oude man weet hier meer over maar houdt de lippen stijf op elkaar. Het is de voorradenleverancier die zijn mond voorbijpraat en bij de jongen een vonkje laat ontbranden, waarna hij op zoek gaat naar de waarheid over zijn vader, en nadenkt over een ontsnappingsplan.
Ben Smith is Brit en doceert creatief schrijven. Hij geeft onder andere les over het milieu in de literatuur, meer specifiek gericht op de oceanen en op afval. Met deze debuutroman blijft hij zelf ook volledig binnen dit thema. Hij schetst een somber en mistroostig toekomstbeeld van een wereld die door het water herwonnen wordt. Landmassa’s verdwijnen en hiermee ook sporen van menselijke bewoning. Het windmolenpark zal op een gegeven ogenblik ook onherroepelijk zijn weggeroest. De zee heeft eonen van tijd om dat te bewerkstelligen. Het Bedrijf heeft de mensen in de tang en hoop op beterschap is er niet.
Het boek volgt slechts één personage en dat is de jongen. Af en toe praat hij kort met de oude man, of komt de leverancier langs, maar meestal is hij alleen met zijn daden en denken. Mondjesmaat slechts komt de lezer meer te weten over de situatie waarin de jongen zich bevindt. Het windmolenpark is zijn gehele wereld en Smith versterkt dit gegeven door met geen woord te reppen over wat er buiten de grenzen van het park ligt. In alles wat hij denkt of meemaakt, sijpelt uitzichtloosheid door. Om de sleur te breken, probeert de jongen wat te vissen, maar alle vis is al lang uit de zee verdwenen en wat hij bovenhaalt is afval. Afval is hoop, want soms zit er wat tussen dat de voorradenleverancier wil ruilen voor een splintertje aan luxe, zoals een muts waarmee de jongen zich warm kan houden in de ijzige wind.
Smith schreef een traag boek, waarin amper actie te bespeuren is, maar waarin toch veel gebeurt. Doggerland straalt een niet aflatende eenzaamheid uit en die is best aantrekkelijk. Hoop en wanhoop vechten voortdurend om de overhand. Tussen stapels afval en omringd door zichtbare tekenen van verval, vond Smith schoonheid en sereniteit waarover hij schrijft in bewoordingen die verraden dat hij ook poëzie schrijft. Smith hypnotiseert zijn lezers en kluistert hen aan het verhaal vast. Hij levert hiermee een sterk en overtuigend debuut af.
Reageer op deze recensie