Schilders komen tot leven bij María Gainza
Als je de laatste bladzijde omgeslagen hebt van Oogzenuw, wil je meteen opnieuw beginnen. Want wat heb je nou eigenlijk gelezen? Een schilderijententoonstelling in woorden, of een, al of niet autobiografische verhalenbundel van iemand die van kunst houdt. Een eenduidig antwoord is er niet. Het debuut van María Gainza (1975), elf korte verhalen bevattend, vormt een evenwichtig samenstel van beide.
Elk verhaal vormt een vloeiend samengaan van alledaagse gebeurtenissen en een uiteenzetting over een door de vertelster bewonderde schilder. Dat laatste doet ze op zo’n boeiende en aanstekelijke manier, dat je als lezer de doeken voor je ziet en ze samen met haar bewondert. De schilder komt tot leven, in zijn tijd en in zijn omgeving. De overgangen doen nergens gekunsteld aan, integendeel, er blijft een logische samenhang.
In ‘De heuvel vanuit mijn raam’ vertelt de schrijfster over haar vliegangst, het vormt een steeds terugkerend element.
"Op een dag ben je ineens bang om te vliegen. Uit het niets. Je wijt het aan de leeftijd. Tot je vijfentwintigste vond je vliegen de meest voor de hand liggende manier om je van a naar b te verplaatsen. Maar nu ben je doodsbang en heb je geen idee hoe je ooit in dat vliegtuig gaat stappen dat je naar Genève moet brengen."
Haar echtgenoot brengt haar naar dat vliegtuig, maar als hij uit het zicht is, keert ze zich af van de controlepoortjes en gaat ze terug naar huis. Verweven met die gebeurtenis is de roerende levensgeschiedenis van de schilder Henri Rousseau. Zoon van een Franse blikslager, geboren in de 19e eeuw. Hij gaat pas op zijn veertigste schilderen, aanvankelijk als zondagsschilder. In het dagelijks leven werkt hij bij de belastingen. Nadat hij een hand is kwijtgeraakt in de oorlog, gaat hij een opleiding volgen. Hij legt zich toe op tropische wouden in prachtige kleuren, bevolkt door uitheemse diersoorten en vrouwen. Die exotische natuur kent hij zelf alleen uit Le Jardin des Plantes in Parijs. In tegenstelling tot de vertelster, droomt Rousseau juist van vliegen, van ballonnen, zeppelins en vliegtuigen, hij schildert ze ook. ‘De wolk in een papieren zak was zo mooi dat hij je de adem benam.’ Het interesseert hem niet dat schilders in de avantgardistische salons hem niet serieus nemen. Zelfs als Picasso een feest voor hem geeft, waarvan hij later zegt, dat het alleen een grap was, laat hij zich niet van de wijs brengen. De schrijfster maakt zich daar boos over en stelt:
"Picasso, die Rousseaus hamsterde of het Coca-Cola in de woestijn was en zich twintig jaar later, toen hij zijn Guernica moest schilderen, opsloot in zijn atelier om in het geheim De oorlog van Rousseau te bestuderen, al zou hij dat later nooit toegeven."
Variërend van Toulouse-Lautrec tot Rothko en van de veel minder bekende Hubert tot Dreux, welke laatste jachttaferelen schildert, neemt Gainza de lezer mee op een reis door de schilderkunst. Of er sprake is van autobiografisch schrijven, blijft de vraag. Schrijfster en hoofdpersoon, geboren en getogen in Buenos Aires in een welgestelde familie en verslingerd aan de kunst. Maar in het ene verhaal is ze zwanger, in een ander van middelbare leeftijd. María Gainza schrijft meestal in de ik-vorm. In het hierboven beschreven ‘De heuvel vanuit mijn raam’ en in het schitterende ‘De betovering van de ondergang’, spreekt ze zichzelf echter aan in de jij-vorm. Een bijzondere manier waarmee ze de lezer als het ware in het verhaal trekt.
De neiging om alle schilderijen te gaan googelen, kun je van je af zetten. Op YouTube staat een prachtige diapresentatie waarin alle besproken schilderijen op volgorde getoond worden. De vertaling van Trijne Vermunt is prachtig. Zij is erin geslaagd de hartstocht van de Spaanstalige schrijfster in het Nederlands over te brengen. Wie nu denkt dat dit boek alleen bedoeld is voor liefhebbers van beeldende kunst, heeft het mis. Het boek vertelt over mensen, die ook nog schilderen. Wellicht dat het wel de liefde voor de schilderkunst kan aanwakkeren!
Reageer op deze recensie