Kleine vlammetjes van vaderliefde in de Piƫmontse bergen
Leo Guerrieri is journalist. Als zijn vrouw Chiara overleden is, trekt hij zich helemaal terug uit het sociale leven. De enige van wie hij zich nog iets aantrekt, is zijn geliefde dochter Nina. Zij is sociaal juist zeer bewogen en ziet haar vader verkommeren. In een tehuis waar ze coschappen loopt voor haar medische studie, ontmoet ze Martino. De jongen is wees en legt nauwelijks contact met anderen. Nina stelt haar vader voor om Martino in huis te nemen. Leo doet dat en al gauw merkt hij dat Martino hem geen ‘last’ bezorgt, al heeft hij soms onverwachts woedeaanvallen. Uit testen en gesprekken met een psycholoog blijkt dat Martino het syndroom van Asperger heeft.
‘Afgezien van het moeilijke samenleven van de eerste weken, een paar korte, maar hevige schermutselingen over dagelijkse dingen zoals de enorme troep, de weigering om te douchen, de tv die altijd aanstond en consequent ontoeschietelijk gedrag (‘Ik doe het zo, doe jij het maar zoals jij wilt’) verliep alles tot het einde van de basisschool zonder noemenswaardige schokken.’
Als Nina gaat werken in Amerika, besluit Leo samen met Martino een op een verlaten helling liggend huis te betrekken in de Piëmontse bergen. Ver weg van het drukke Milaan, een huis dat zo gebouwd is dat Leo en Martino elk hun eigen domein hebben. Het leven in de bergen doet beiden goed, ze delen de liefde voor de natuur en de stilte. Daarnaast blijkt Martino over nog veel andere talenten te beschikken, die hij daar goed kan gebruiken.
Franco Faggiani heeft zich serieus verdiept in zijn onderwerp. Hij voerde gesprekken met kinderen, ouders, begeleiders en psychologen. Zijn journalistieke achtergrond heeft hem daar ongetwijfeld bij geholpen. Het beeld dat hij schetst is duidelijk. Maar het is inderdaad een beeld. Voor de lezer is het moeilijk zich in te leven in de personen. Er wordt heel veel verteld, maar te weinig getoond. Verhelderende dialogen zijn er te weinig, waardoor vooral Martino een prototype blijft van de jongere met Asperger en geen levend kind wordt dat moeite heeft met sociale regels. Verteller Leo zegt ook net iets te vaak dat hij in Martino zichzelf herkent, er is te weinig voor de lezer om zelf in te vullen. De schrijver beheerst de dialoog overigens heel goed, jammer dat die zo weinig voorkomt.
‘Op een dag had ik hem, zonder dat ik er zwaar aan tilde, gevraagd waarom hij altijd zo dicht op elkaar schreef.
‘Het is niet nodig om tijd en ruimte te verspillen, je moet nooit leegten achterlaten.’‘Oké, maar jij brengt een groot deel van je vrije tijd slapend door, dus je zou niet kunnen…’
‘Ik slaap om te dromen. Dromen zijn belangrijke reizen. Droom jij?’
‘Natuurlijk…’
‘Ik heb niet de indruk dat jij droomt, maar dat je gedachten hebt.’
Het omslag vertoont, net als de omgeving waar het verhaal zich afspeelt, grote overeenkomsten met De acht bergen van Paolo Cognetti. Bewust of onbewust, het doet geen goed. Wie dit boek van Cognetti heeft gelezen, laat die gedachte zo gauw mogelijk los. Bij hem zijn de intermenselijke verhoudingen verbonden met de natuurbeschrijvingen en dat is zo indringend gedaan, dat ze de lezer vast bijgebleven zijn. Waar Franco Faggiani te veel aan de oppervlakte blijft, zorgen die ervoor dat de lezer toch nog zelf iets kan invullen. Saskia Peterzon – Kotte heeft voor een goed vertaling gezorgd. Het boek is zeker interessant voor wie wat meer wil weten over kinderen met Asperger en hun bijzondere kwaliteiten.
Reageer op deze recensie