Lezersrecensie
Engelse spiegel van de 'Duitse' bruggenbouwers
04 maart 2018
In Dandy uit het noorden, het tweede boek uit de Grote Eeuw-reeks van Jan Guillou, volgen we het verhaal van de jongste broer, Sverre, die we in het eerste boek even uit het oog verloren. We worden meegenomen doorheen diezelfde jaren als in het eerste boek maar dan vanuit Brits perspectief, weliswaar door pacifistische ogen bekeken.
Hij trekt dan ook met zijn grote liefde Albie, die hij in Dresden leerde kennen, naar Engeland. Bij aankomst in Engeland kan hij niet geloven wat hij ontdekt: Albie is eigenlijk Lord Manningham, na de dood van zijn vader, de erfgenaam van het ‘kasteel’ en het landgoed van zijn familie. Albie’s vader heeft echter altijd een voorliefde gehad voor de Duitse staat: getuige daarvan zijn opleiding, en ook het feit dat hij en zijn drie zussen altijd Duitse gouvernantes hebben gehad, en ze dus allemaal het Duits zeer goed onder de knie kregen. Maar Albie blijft in hart en nieren een kunstliefhebber. Dankzij de inkomsten van zijn landgoed dat hij zal moderniseren, kan en zal hij kunstenaars, waaronder Sverre die zich verder ontwikkelt als schilder, en tentoonstellingen financieren als mecenas.
Sverre en Albie sluiten zich samen met Albies zuster, Margrete of Margie, aan bij de Londense Bloomsburry-groep als ze in het wereldse Londen zijn. En wie zitten er allemaal in deze groep kunstenaars, filosofen en intellectuelen aan het begin van de 20ste eeuw, die in de Bloomsburry wijk in Londen samenkomen? Onder andere de zussen Vanessa Bell-Stephen, de latere kunstschilderes en binnenhuisarchitecte, en Virginia Woolf-Stephen, de jongste zus die haar eerste stappen zet naar haar wereldvermaarde schrijverschap, kunstschilder en kunstcriticus Roger Fry, de econoom John Maynard Keynes (die nieuws meebrengt uit Versailles), de essayist Lytton Strachey, de dichter Rupert Brooke, de filosoof George Edward Moore, enz. Ook buiten die groep duizelt het je van Britse referenties uit die tijd. 'Albie' heeft voordat hij met Sverre samen zou aankomen, een schriftelijke getuigenis neergeschreven van zijn zijdelingse ervaring van het proces tegen Oscar Wilde, die een tijdje eerder voordat de Bloomsbury-groep samenkwam, plaats vond, daar hij hierdoor een groot liefdesverdriet ondervond voordat hij naar Dresden afreisde. Een verslag dat trouwens een prachtige liefdesverklaring omvat.
Sverre neemt Albie mee naar Noorwegen en ze nemen als ‘chaperonne’ Margie mee zodat ze meer een gezamenlijk vriendengroepje lijken en Sverre en Margie zelfs af en toe doen alsof ze een relatie hebben. Echter niet tegenover Sverre’s moeder, want tussen hen wil Sverre eerlijk zijn en haar zijn vriend leren kennen, en andersom wil hij zijn levensvriend zijn geboortegrond tonen natuurlijk. Dit echter niet zonder zeker te weten dat hij zijn oudste broer niet zal tegenkomen, waarvan hij zijn afkeuring dient te vrezen omdat hij er vandoor ging. Op het einde loopt het bijna mis omdat ze te horen krijgen dat Lauritz onderweg zou zijn naar zijn moeder. Ze maken er zich dan ook zeer snel uit te voeten vooraleer de grond onder hen te warm wordt, ondanks dat Sverre er nog een duidelijke getuigenis van zichzelf achterlaat.
Ook in dit boek wordt er naar Afrika gereisd, naar voormalig Brits Oost-Afrika, oftewel Kenia welteverstaan. Zo plaatst Guillou als spiegeling onze twee hoofdpersonen, Sverre en Albie, zonder dat ze het weten, dicht in de buurt van de oudere broer Oskar uit Bruggenbouwers, die aan de andere kant van de grens zit, zowel in hun eerste gezamenlijke reis als later in het boek Albie alleen, als hij probeert zijn naam te gaan ‘zuiveren’ door in Oost-Afrika aan Britse zijde te gaan vechten tegen het Duitse rijk …
Al in de tijd dat Sverre en Albie deel uitmaken van de Bloomsbury-groep, steunen ze de Engelse groep The Congo Reform Association, opgericht door de Britse diplomaat Roger Casement en de Liverpoolse journalist Edmund Morel, een Britse vereniging die strijdt tegen de brutale wijdverspreide schendingen door koloniale ambtenaren in de Kongo-Vrijstaat, toen in privé-eigendom van de Belgische Koning Leopold II. Mede door het rapport van die Casement over wat er allemaal plaats vond in toenmalig Congo, wat een groot schandaal teweeg bracht in Europa, zou de Belgische staat Congo overnemen, wat uiteindelijk het doel zou zijn geweest van deze groep, en waarna deze werd opgeheven. Er is zoveel dat ik kon bijleren van dit boek! Casement, van Ierse afkomst, heeft zich ook in Brazilië als consul ingezet tegen het koloniale systeem en er gevochten tegen de slavernij. Daardoor werd hij trouwens ter dood veroordeeld door het Britse rijk voor landverraad, spionage en collaboratie met het Duitse Rijk en in 1916 opgehangen.
Als je veel dingen begint op te zoeken waarnaar de auteur refereert in dit boek, lees je er een volledig boek bij. Hoewel de oorlog een zeer zwarte schaduw over dit boek gooit, zowel in Europa als in Afrika, gaat het in dit boek toch vooral over de kunst, en passeren enorm veel namen van Britse, Franse en Duitse kunstenaars de revue. Vooral de Franse kunstenaars vallen bij Sverre en Albie in de smaak, dus we komen samen met hen ook in Parijs terecht. Ze zijn uiteraard ook opera-liefhebbers en in sommige theaterzalen die ze bezoeken, breekt er zelfs tumult uit. Enkele jaren voordat de eerste wereldoorlog uitbreekt, roert de Britse (roddel)media de oorlogstrom tegen de Fransen. Nadien zullen ze van vijand wisselen en alles wat naar Duitsland ruikt, slaan ze in de ban, net als kunstenaars, homoseksuelen, en andere liberale stromingen (zoals voor het vrouwenstemrecht) die zich in Groot-Brittannië al licht gemanifesteerd hadden. Voor Sverre en Albie wordt het wel heel heet onder de voeten, en het is daarom dat Albie zich wil manifesteren als rechtgeaarde patriot en zich uiteindelijk zal aansluiten bij de Britse strijdkrachten in Oost-Afrika. Als lezer met voorkennis van het eerste boek, weet je dan letterlijk dat Albie wordt beschoten door Oskar en zijn collega’s aan de andere kant van de vuurlinie … De gevolgen zijn ook zeer zwaar in dit boek, zowel op menselijk als op ‘kunstminnend’ vlak. Ook de noodlottige vaart van de Titanic gooit nog eens roet in het eten.
Opnieuw neemt Guillou je mee in de Europese geschiedenis, en daarmee ook de Europese-Afrikaanse koloniale geschiedenis, en laat hij de lezer kennis maken met belangrijke culturele, kunst- en politieke stromingen die de kop opsteken, voornamelijk in Engeland, maar ook in de rest van Europa. Soms krijg je misschien wel het gevoel dat het wat te veel is, want hoewel het verhaal van de Lauritzen’s het belangrijkste blijft, is de tijdreis door de geschiedenis zo allesomvattend waardoor je soms het gevoel krijgt dat er wel heel wat allemaal toevallig wordt bij gesleurd. Je bent echt een tijdreiziger die alles door de ogen van de Lauritzen in kwestie volgt, en daardoor verschillende perspectieven aangeboden krijgt. Bovendien krijgt Guillou het gedaan om de opvattingen van de lezer ook even door elkaar te schudden op de manier waarop vooral in dit boek wordt ingezoomd op de verschillende blikken die Albie en Sverre werpen op Albie’s feodale voorgangers en ze zelf toch nog enige laat-feodale trekjes vertonen voor laat-twintigste eeuwse lezers, waardoor je best eigenlijk je zelf even in de spiegel bekijkt en je je kan afvragen hoe volgende generaties over ónze tijd gaan nadenken. De milde ironische observerende toon die Guillou eigen is, blijft behouden in dit deel en mildert dit ietwat zwakke punt en zo blijft dit boek enorm sterk werk.
Hij trekt dan ook met zijn grote liefde Albie, die hij in Dresden leerde kennen, naar Engeland. Bij aankomst in Engeland kan hij niet geloven wat hij ontdekt: Albie is eigenlijk Lord Manningham, na de dood van zijn vader, de erfgenaam van het ‘kasteel’ en het landgoed van zijn familie. Albie’s vader heeft echter altijd een voorliefde gehad voor de Duitse staat: getuige daarvan zijn opleiding, en ook het feit dat hij en zijn drie zussen altijd Duitse gouvernantes hebben gehad, en ze dus allemaal het Duits zeer goed onder de knie kregen. Maar Albie blijft in hart en nieren een kunstliefhebber. Dankzij de inkomsten van zijn landgoed dat hij zal moderniseren, kan en zal hij kunstenaars, waaronder Sverre die zich verder ontwikkelt als schilder, en tentoonstellingen financieren als mecenas.
Sverre en Albie sluiten zich samen met Albies zuster, Margrete of Margie, aan bij de Londense Bloomsburry-groep als ze in het wereldse Londen zijn. En wie zitten er allemaal in deze groep kunstenaars, filosofen en intellectuelen aan het begin van de 20ste eeuw, die in de Bloomsburry wijk in Londen samenkomen? Onder andere de zussen Vanessa Bell-Stephen, de latere kunstschilderes en binnenhuisarchitecte, en Virginia Woolf-Stephen, de jongste zus die haar eerste stappen zet naar haar wereldvermaarde schrijverschap, kunstschilder en kunstcriticus Roger Fry, de econoom John Maynard Keynes (die nieuws meebrengt uit Versailles), de essayist Lytton Strachey, de dichter Rupert Brooke, de filosoof George Edward Moore, enz. Ook buiten die groep duizelt het je van Britse referenties uit die tijd. 'Albie' heeft voordat hij met Sverre samen zou aankomen, een schriftelijke getuigenis neergeschreven van zijn zijdelingse ervaring van het proces tegen Oscar Wilde, die een tijdje eerder voordat de Bloomsbury-groep samenkwam, plaats vond, daar hij hierdoor een groot liefdesverdriet ondervond voordat hij naar Dresden afreisde. Een verslag dat trouwens een prachtige liefdesverklaring omvat.
Sverre neemt Albie mee naar Noorwegen en ze nemen als ‘chaperonne’ Margie mee zodat ze meer een gezamenlijk vriendengroepje lijken en Sverre en Margie zelfs af en toe doen alsof ze een relatie hebben. Echter niet tegenover Sverre’s moeder, want tussen hen wil Sverre eerlijk zijn en haar zijn vriend leren kennen, en andersom wil hij zijn levensvriend zijn geboortegrond tonen natuurlijk. Dit echter niet zonder zeker te weten dat hij zijn oudste broer niet zal tegenkomen, waarvan hij zijn afkeuring dient te vrezen omdat hij er vandoor ging. Op het einde loopt het bijna mis omdat ze te horen krijgen dat Lauritz onderweg zou zijn naar zijn moeder. Ze maken er zich dan ook zeer snel uit te voeten vooraleer de grond onder hen te warm wordt, ondanks dat Sverre er nog een duidelijke getuigenis van zichzelf achterlaat.
Ook in dit boek wordt er naar Afrika gereisd, naar voormalig Brits Oost-Afrika, oftewel Kenia welteverstaan. Zo plaatst Guillou als spiegeling onze twee hoofdpersonen, Sverre en Albie, zonder dat ze het weten, dicht in de buurt van de oudere broer Oskar uit Bruggenbouwers, die aan de andere kant van de grens zit, zowel in hun eerste gezamenlijke reis als later in het boek Albie alleen, als hij probeert zijn naam te gaan ‘zuiveren’ door in Oost-Afrika aan Britse zijde te gaan vechten tegen het Duitse rijk …
Al in de tijd dat Sverre en Albie deel uitmaken van de Bloomsbury-groep, steunen ze de Engelse groep The Congo Reform Association, opgericht door de Britse diplomaat Roger Casement en de Liverpoolse journalist Edmund Morel, een Britse vereniging die strijdt tegen de brutale wijdverspreide schendingen door koloniale ambtenaren in de Kongo-Vrijstaat, toen in privé-eigendom van de Belgische Koning Leopold II. Mede door het rapport van die Casement over wat er allemaal plaats vond in toenmalig Congo, wat een groot schandaal teweeg bracht in Europa, zou de Belgische staat Congo overnemen, wat uiteindelijk het doel zou zijn geweest van deze groep, en waarna deze werd opgeheven. Er is zoveel dat ik kon bijleren van dit boek! Casement, van Ierse afkomst, heeft zich ook in Brazilië als consul ingezet tegen het koloniale systeem en er gevochten tegen de slavernij. Daardoor werd hij trouwens ter dood veroordeeld door het Britse rijk voor landverraad, spionage en collaboratie met het Duitse Rijk en in 1916 opgehangen.
Als je veel dingen begint op te zoeken waarnaar de auteur refereert in dit boek, lees je er een volledig boek bij. Hoewel de oorlog een zeer zwarte schaduw over dit boek gooit, zowel in Europa als in Afrika, gaat het in dit boek toch vooral over de kunst, en passeren enorm veel namen van Britse, Franse en Duitse kunstenaars de revue. Vooral de Franse kunstenaars vallen bij Sverre en Albie in de smaak, dus we komen samen met hen ook in Parijs terecht. Ze zijn uiteraard ook opera-liefhebbers en in sommige theaterzalen die ze bezoeken, breekt er zelfs tumult uit. Enkele jaren voordat de eerste wereldoorlog uitbreekt, roert de Britse (roddel)media de oorlogstrom tegen de Fransen. Nadien zullen ze van vijand wisselen en alles wat naar Duitsland ruikt, slaan ze in de ban, net als kunstenaars, homoseksuelen, en andere liberale stromingen (zoals voor het vrouwenstemrecht) die zich in Groot-Brittannië al licht gemanifesteerd hadden. Voor Sverre en Albie wordt het wel heel heet onder de voeten, en het is daarom dat Albie zich wil manifesteren als rechtgeaarde patriot en zich uiteindelijk zal aansluiten bij de Britse strijdkrachten in Oost-Afrika. Als lezer met voorkennis van het eerste boek, weet je dan letterlijk dat Albie wordt beschoten door Oskar en zijn collega’s aan de andere kant van de vuurlinie … De gevolgen zijn ook zeer zwaar in dit boek, zowel op menselijk als op ‘kunstminnend’ vlak. Ook de noodlottige vaart van de Titanic gooit nog eens roet in het eten.
Opnieuw neemt Guillou je mee in de Europese geschiedenis, en daarmee ook de Europese-Afrikaanse koloniale geschiedenis, en laat hij de lezer kennis maken met belangrijke culturele, kunst- en politieke stromingen die de kop opsteken, voornamelijk in Engeland, maar ook in de rest van Europa. Soms krijg je misschien wel het gevoel dat het wat te veel is, want hoewel het verhaal van de Lauritzen’s het belangrijkste blijft, is de tijdreis door de geschiedenis zo allesomvattend waardoor je soms het gevoel krijgt dat er wel heel wat allemaal toevallig wordt bij gesleurd. Je bent echt een tijdreiziger die alles door de ogen van de Lauritzen in kwestie volgt, en daardoor verschillende perspectieven aangeboden krijgt. Bovendien krijgt Guillou het gedaan om de opvattingen van de lezer ook even door elkaar te schudden op de manier waarop vooral in dit boek wordt ingezoomd op de verschillende blikken die Albie en Sverre werpen op Albie’s feodale voorgangers en ze zelf toch nog enige laat-feodale trekjes vertonen voor laat-twintigste eeuwse lezers, waardoor je best eigenlijk je zelf even in de spiegel bekijkt en je je kan afvragen hoe volgende generaties over ónze tijd gaan nadenken. De milde ironische observerende toon die Guillou eigen is, blijft behouden in dit deel en mildert dit ietwat zwakke punt en zo blijft dit boek enorm sterk werk.
8
1
Reageer op deze recensie