Lezersrecensie
Opvallend vertelperspectief en sterk maar ietwat archaïsch verhaal
26 juni 2017
De Metsiers is de debuutroman van Hugo Claus, Vlaams veelschrijver met bouwjaar 1929 en afkomstig uit Brugge, waarvan de oorspronkelijke titel De eendenjacht was. Claus was geen charlatan maar toch een ietwat flamboyant schrijver met een oeuvre van wat-heb-ik-jou-daar toen hij in 2008 stierf. Dit is het eerste boek dat ik bewust van hem lees, wat basiskennis en flarden van herinneringen van de schooltijd daar gelaten.
Het verhaal bevalt alvast goed en gaat over de boerenfamilie Metsiers uit een klein Vlaams dorp terwijl W.O. II op zijn einde loopt en de Amerikanen op weg naar huis gaan. De familie bevindt zich op de laagste trede van de maatschappelijke ladder en zijn al de buitenstaanders van het dorp. Binnen de familie gaat het er ook best hevig aan toe en is er bepaald geen sprake van 'onderhuidse' spanningen maar veeleer van oplopende woedeaanvallen Zoals in zovele van dit soort families zwaait Moeder de scepter en hebben de meeste andere personages het meest schrik van hààr.
Het belangrijkste personage is wel Ana die zwanger is geraakt en door de vader van het kind is gedumpt. Dat wil zeggen dat ze zich in die tijd wendt tot een obscure dokteres om een abortus te plegen in zoveel mogelijk anonimiteit, wat zelfs niet lukt door de grote sociale controle in het dorp. Ana is nog het meest gesteld op haar zwakzinnige broer die door iedereen van alles op de mouw wordt gespeld: van de knecht en minnaar Jules die hem vooral onder zijn hoede neemt en zijn diepe geloof wil doorgeven aan hem via de dronkenlap op café die Ana zwanger heeft gemaakt, tot en met de Amerikaanse soldaten Jim en Eddie die broer Bennie de ogen uitsteken met hun verhalen over hun vaderland. Als Jim en Eddie hun wil doordrijven en ingekwartierd worden bij de Metsiers, omdat Jim verliefd is op Ana, tegen de trots van de Moeder in, brengt dit uiteraard nog meer problemen met zich mee dat fataal voor één van de personages zal aflopen.
Het boek is voor het eerst uitgegeven in 1950 en valt op door het voor die tijd niet zo gekende meervoudig vertelperspectief waardoor je door de ogen van 6 personages in verschillende hoofdstukken meeleeft dmv een ik-perspectief. Het zou sterk geïnspireerd zijn door William Faulkners "As I lay dying". Het boek begint met het motto "Si tout amour prendroye racine J’en planteroye dans mon Jardin" ("Indien elke liefde wortel schieten zou, dan zou ik ze planten in mijn tuin"), waarin je ook de ietwat archaïsche werkwoordvormen van het Frans herkent. Natuurlijk schiet niet elke liefde wortel, en leidt de liefde in dit boek eerder tot pijn en schaamte, vooral dan in het geval van Ana. De relatie tussen Ana en haar broer heeft zelfs incestueuze kenmerken, dat je bovendien ook terug tegen komt in Claus' toneelstuk Een bruid in de morgen uit 1953-'54 .
En net zoals in het motto, doet het Vlaams van dit boek ook best archaïsch aan, mede omdat Claus niet gekend is voor een nuchtere, korte schrijfstijl en er ook al regelmatig van vertelstijl verwisseld wordt afhankelijk van het personage. Het maakt het geheel van het boek, samen met de wisselende vertelperspectieven wel wat verwarrend en doet deze schrijfstijl ook wat afbreuk aan de goede verstaanbaarheid voor de moderne mens in het begin van de 21ste eeuw.
Is dit een boek dat bij me in de smaak is gevallen? Grotendeels wel, hoewel het zwaarder op de hand ligt en toch voornamelijk iets anders biedt dan louter leesplezier, vnl een beeld van die tijd en hoe Claus aanving als schrijver. Dat het een boek is dat hem op de kaart zette mede door het verdienen van de Leo J. Krynprijs en toch ook een betekenisvol werk is, verdient uiteindelijk ook de waardering die daarbij hoort. Nu benieuwd wat er nog in het Hebban Klassieker-Genootschap aan bod zal komen over dit boek!
Het verhaal bevalt alvast goed en gaat over de boerenfamilie Metsiers uit een klein Vlaams dorp terwijl W.O. II op zijn einde loopt en de Amerikanen op weg naar huis gaan. De familie bevindt zich op de laagste trede van de maatschappelijke ladder en zijn al de buitenstaanders van het dorp. Binnen de familie gaat het er ook best hevig aan toe en is er bepaald geen sprake van 'onderhuidse' spanningen maar veeleer van oplopende woedeaanvallen Zoals in zovele van dit soort families zwaait Moeder de scepter en hebben de meeste andere personages het meest schrik van hààr.
Het belangrijkste personage is wel Ana die zwanger is geraakt en door de vader van het kind is gedumpt. Dat wil zeggen dat ze zich in die tijd wendt tot een obscure dokteres om een abortus te plegen in zoveel mogelijk anonimiteit, wat zelfs niet lukt door de grote sociale controle in het dorp. Ana is nog het meest gesteld op haar zwakzinnige broer die door iedereen van alles op de mouw wordt gespeld: van de knecht en minnaar Jules die hem vooral onder zijn hoede neemt en zijn diepe geloof wil doorgeven aan hem via de dronkenlap op café die Ana zwanger heeft gemaakt, tot en met de Amerikaanse soldaten Jim en Eddie die broer Bennie de ogen uitsteken met hun verhalen over hun vaderland. Als Jim en Eddie hun wil doordrijven en ingekwartierd worden bij de Metsiers, omdat Jim verliefd is op Ana, tegen de trots van de Moeder in, brengt dit uiteraard nog meer problemen met zich mee dat fataal voor één van de personages zal aflopen.
Het boek is voor het eerst uitgegeven in 1950 en valt op door het voor die tijd niet zo gekende meervoudig vertelperspectief waardoor je door de ogen van 6 personages in verschillende hoofdstukken meeleeft dmv een ik-perspectief. Het zou sterk geïnspireerd zijn door William Faulkners "As I lay dying". Het boek begint met het motto "Si tout amour prendroye racine J’en planteroye dans mon Jardin" ("Indien elke liefde wortel schieten zou, dan zou ik ze planten in mijn tuin"), waarin je ook de ietwat archaïsche werkwoordvormen van het Frans herkent. Natuurlijk schiet niet elke liefde wortel, en leidt de liefde in dit boek eerder tot pijn en schaamte, vooral dan in het geval van Ana. De relatie tussen Ana en haar broer heeft zelfs incestueuze kenmerken, dat je bovendien ook terug tegen komt in Claus' toneelstuk Een bruid in de morgen uit 1953-'54 .
En net zoals in het motto, doet het Vlaams van dit boek ook best archaïsch aan, mede omdat Claus niet gekend is voor een nuchtere, korte schrijfstijl en er ook al regelmatig van vertelstijl verwisseld wordt afhankelijk van het personage. Het maakt het geheel van het boek, samen met de wisselende vertelperspectieven wel wat verwarrend en doet deze schrijfstijl ook wat afbreuk aan de goede verstaanbaarheid voor de moderne mens in het begin van de 21ste eeuw.
Is dit een boek dat bij me in de smaak is gevallen? Grotendeels wel, hoewel het zwaarder op de hand ligt en toch voornamelijk iets anders biedt dan louter leesplezier, vnl een beeld van die tijd en hoe Claus aanving als schrijver. Dat het een boek is dat hem op de kaart zette mede door het verdienen van de Leo J. Krynprijs en toch ook een betekenisvol werk is, verdient uiteindelijk ook de waardering die daarbij hoort. Nu benieuwd wat er nog in het Hebban Klassieker-Genootschap aan bod zal komen over dit boek!
3
Reageer op deze recensie