Enthousiasmerende zoektocht naar Willem Elsschot
Vic van de Reijt (1950), een Nederlandse uitgever, publicist, en in deze context vooral een echte Elsschottiaan bracht in 2011 de biografie van de grootste schrijver der lage landen, Willem Elsschot, uit bij uitgeverij Athenaeum. Daarnaast schreef hij ook nog tal van andere artikels over deze schrijver en de man erachter, Alfons De Ridder (ook nog gekend als Fonne van den Bakker), die zijn biografie niet gehaald hebben. Met De ontdekking van Elsschot bundelt Van de Reijt bij dezelfde uitgeverij veertig stukken over zijn persoonlijke zoektocht naar Willem Elsschot over een periode van 40 jaar.
Met die veertig stukken leert Van de Reijt de lezer enorm veel bij over Willem Elsschot en zowel over zijn schrijverscarrière als zijn zakelijke leven. Als Elsschottiaan wil Van de Reijt elk geschreven stukje van de grote auteur lezen: of het nu zijn vroege gedichten, romans of zakelijke teksten zijn. De bedoeling is zijn enthousiasme voor Elsschot op de lezer over te brengen en dat doet hij met verve in een uiterst genietbare en humoristische, Elsschot-waardige stijl.
De auteur beschrijft hoe talrijke ontmoetingen en interviews van Elsschot met diverse journalisten verlopen zijn. Het fictieve interview tussen de auteur en Elsschot zelf staat bol van de ironie en de humor. Johan Anthierens, Vlaamse journalist en tv-maker en zelf bekend voor zijn messcherpe ironische en cynische beschouwingen, bewonderde zowel Elsschot als de Belgische zanger Jacques Brel en over beiden schreef hij biografieën. Na een slecht begin bij een bezoek aan Elsschot brak het ijs tussen hen dan toch. Anthierens schreef het boek Het Ridderspoor over Elsschot, hij zou in de auteur zichzelf hebben herkend als non-conformist én als absoluut individu. Vanaf zijn ziekbed schreef Anthierens in bevend handschrift deze liefdesverklaring aan Elsschot:
“Van Louise Créteur in Villa des Roses tot Maria van Dam in Het dwaallicht omarmt Willem Elsschot een oeuvre lang de onvolmaakte medemens. Het Hogere spreekt hem niet naar, de suikergloed van de religie verblindt hem niet, maar de som van onze kleinheid inspireert hem mateloos. Daarbij verheft hij het Nederlands tot een totale taal die vijftig jaar na het zwijgen van de schrijver vanzelfsprekend nabloeit.”
In een aantal essayistische stukken zet hij de hakbijl in een paar boeken over Elsschot die in zijn ogen geen genade kunnen vinden. De schrijfster van het boek Over Willem Elsschot, Annemie Kets-Vree, hernoemt hij willens en wetens mevrouw Klets-Mee, een niet van vrouwelijke clichés gespeende bijnaam eerlijk gezegd - gelukkig citeert hij voldoende argumenten om te denken dat dit vooral ingegeven is door haar schrijverijen.
De zoektocht naar de brieven die Elsschot verstuurde naar zijn vele contacten, waaronder Jan Greshoff, om deze gebundeld te kunnen uitgeven, komt regelmatig terug. Ook de jacht van Van de Reijt zelf naar een exemplaar van het fameuze Wereldtijdschrift uit Lijmen, de Revue Continentale Illustrée is als een echte odyssee beschreven. Door hun eenvoudige theorie dat dit gewoon in de Antwerpse Stadsbibliotheek moest liggen, hebben Vic van de Reijt en zijn toenmalige compagnon Kees Aarts toch enkele trofeeën binnen gehaald: de Almanak der Kroostrijke Gezinnen 1933 die als uitgever A. De Ridder, Lemméstraat 21, Antwerpen, vermeldt; nadien ook het Gulden Boek van het Belgische Eeuwfeest en tenslotte vonden ze ook dat A. De Ridder als concessiehouder voor alle publiciteit was aangetreden voor de Snoeck’s almanakken vanaf jaargang 1943.
Ook de affaire rond het gedicht Borms dat Elsschot in 1947 schreef op de Vlaams-Nationalistische August Borms, die zowel collaboreerde in de Eerste als in de Tweede Wereldoorlog, werd volledig uit de doeken gedaan, en dat Elsschot dit rechtvaardigde door te argumenteren dat hij het altijd voor de menselijkheid en tegen de doodstraf opnam, voor de kleine man en tegen de gevestigde waarden. Hij heeft op dat gedicht overigens zeer lang gewerkt, en had er al heel wat versies van vooraleer het eindelijk echt af geraakte. Het was wel door dit gedicht op het einde van zijn carrière dat hij zijn literaire aspiraties aan de wilgen moest hangen omdat zijn literaire relaties hem de rug hadden toegekeerd. ‘Borms’ werd ingestuurd voor publicatie in het Nieuw Vlaams Tijdschrift en dit stuitte op weerstand van de redactie, het gedicht boorde hem het lidmaatschap van de Koninklijke Vlaamsche Academie door de neus, en kostte hem volgens hemzelf zeker de ‘Groote Prijs der Vlaamsche Letterkunde’. Afhankelijk van de periode waarin dit gedicht nog ter sprake kwam, distantieerde Elsschot zich van het gedicht of was hij er zelfs fier op.
Vic van de Reijt graaft diep en bestudeert allerlei facetten die met Elsschot te maken hebben. De ontdekking van Elsschot is een fantastisch boek om veel te weten te komen over deze fascinerende, volgens hemzelf weinig verbeelding hebbende auteur. Er zitten inderdaad heel wat herhalingen in deze chronologisch gebundelde verhalen, maar dat mag, zo grift al deze informatie zich nog beter in je geheugen.
Reageer op deze recensie