Herkenbare gedichten over tal van dingen
Bart Plouvier (1951) studeerde een tijd aan de Antwerpse Academie van Schone Kunsten voordat hij aan de kost kwam met 12 stielen en 13 ongelukken: hij werkte onder andere als barman, tuinier, bouwvakker, fabrieksarbeider en kok. Vanaf 1980 werkte hij vier jaar als matroos op een zeesleper en begon toen hij aan boord was te schrijven, voornamelijk dagboeken en stukken van verhalen. Hij publiceerde ondertussen al een 25-tal romans, kortverhalen, reisimpressies, gedichtenbundels en theaterteksten waarvan een aantal bekroond werd met prijzen. In 2019 kwam zijn laatste nieuwe en tiende dichtbundel Over de dingen uit.
De gedichten uit deze bundel zijn vrij herkenbaar en toegankelijk, ongeveer net zoals in zijn vorige werk. Hij gebruikt in deze bundel klassieke structuren zoals sonnetten. Het ritme van zijn verzen is daardoor aangenaam en licht om te lezen. Ze zijn toegankelijk, en de dagelijkse dingen waarover hij het heeft, wisselen elkaar snel af.
De zee komt als thema meer terug in zijn werk, zoals ook in zijn eerste gedicht waar hij de spits mee afbijt en waarin hij een boottocht beschrijft, en waarin alreeds melancholie kruipt:
“Schoon lief, waar brengen ons de maan en de stroom;
naar de vaste wal of in een slome droom?”
Zijn referenties naar nationale en internationale auteurs en kunstenaars zijn legio, een aantal citaten is als motto opgenomen waaraan sommige gedichten zijn opgehangen, zoals bv in dit eerste deel een quote van Cynan Jones, een Britse auteur uit Wales. Zo zijn er ook quotes van Karl Ove Knausgård, Anton van Wilderode, Ramses Shaffy en J.M.H. Berckmans in de bundel binnengesmokkeld.
Hij draagt een gedicht op aan de Antwerpse stadstroubadour, wijlen Wannes Van de Velde, waarvoor hij vroeger nog een theaterverhaal schreef, in het Antwerpse dialect:
“Ge zeh wel
den taerminus vörbij
mor in Dublin Bay
zedd’al laenk ni miêr gezing.”
Bij enkele etsen van Kurt Peiser (1887-1962), een Antwerpse tekenaar van Duitse afkomst, schrijft hij gedichten waarin hij op een veelzeggende manier het dagelijkse leven beschrijft dat op de etsen is afgebeeld. Plouvier zoekt in al zijn gedichten naar de ideale relatie tussen inhoud en vorm, wat je in deze bundel ook terugvindt.
Zijn gedichten blijven bescheiden en hebben geen barokke taal nodig om een snaar te raken en bij de lezer binnen te komen. Ze zijn eenvoudig en tegelijkertijd voldoende suggestief en beeldend. De bundel ligt ook makkelijk in de hand en laat snelle verpozing toe in een herkenbare wereld, zonder hoogdravend te zijn.
Reageer op deze recensie