Lezersrecensie
Moeder, waarom leven wij?
31 mei 2019
De boeken van Frankrijks meest omstreden auteur geven je niet meteen een vrolijk gevoel als je ze hebt dichtgeslagen. Dat is zeker ook het geval met de laatste roman, Serotonine, van Michel Houellebecq (1956), pseudoniem van Michel Thomas. Een auteur die naast zijn talrijke romans zoals De mogelijkheid van een eiland, Onderwerping en Elementaire deeltjes ook al verschillende essays (zie De koude revolutie en In aanwezigheid van Schopenhauer), gedichten en toneelstukken heeft geschreven. Daarnaast werkte hij mee aan een aantal films, al dan niet gebaseerd op eigen werk. In 2010 won hij de Prix Goncourt voor zijn roman De kaart en het gebied.
In Serotonine draait alles rond Florent-Claude Labrouste, een depressieve man van zesenveertig die zijn eigen naam haat en zich enkel op de been kan houden met het geneesmiddel Captorix, een ‘wit klein ovaal, deelbaar tabletje’ dat de neurotransmitter serotonine, ook wel het gelukshormoon genoemd, reguleert in de hersenen. Hij beschrijft de wetenschappelijke effecten van dit middel en hoe dit depressie en suïcidale neigingen onderdrukt maar ook bijwerkingen heeft als misselijkheid en impotentie. Van die misselijkheid krijgt Labrouste geen last, van impotentie en een gebrek aan lust des te meer.
Je probeert dit verhaal te begrijpen vanuit het standpunt van Labrouste en waarom juist hij depressief is geworden. Hij is een eenzaat en werkt als landbouwkundige voor de Franse overheid, voor de promotie van Franse kazen voor de export.
Labrouste is de liefdeloze relatie met zijn huidige Japanse vriendin Yuzu beu geworden. Hij verlaat zijn huis en zegt zijn baan op om te verdwijnen en op te gaan in de omgeving. Eerst duikt hij onder in een groezelig hotelletje aan de rand van Parijs, waarbij je je op zijn rondgang in de buurt zelfs even aan zijn zijde waant door de beschrijvingen uit het boek. Hij heeft niet veel nodig, is tevreden met het hoogstnoodzakelijke om zich in leven te houden. Later gaat hij als een god door Frankrijk toeren waarbij zijn gemak het grootste goed is. Vanaf dat moment klinkt het boek hier en daar als een reisgids voor de immer rokende toerist, want Labrouste is een kettingroker wat hij niet wilt opgeven. Hij trekt zich geleidelijk aan terug uit de maatschappij en kijkt onderwijl in flashbacks terug op zijn leven, waarbij hij de relaties met zijn vorige vriendinnen grondig onderzoekt. Ook aan zelfanalyse doet hij hoewel hij met de conclusies weinig tot niets doet.
De drie mensen met wie hij ooit een band heeft gehad, gaat hij opnieuw opzoeken. Dat zijn naast zijn twee vorige vriendinnen Claire en Camille, ook zijn oude studiegenoot Aymeric. Die heeft zich van landbouwingenieur tot bijna bio-boer ontwikkeld , met hem heeft Labrouste het over het thema van het Europese landbouwsysteem. Door de nieuwe Europese melkquota kunnen de Franse boeren niet meer concurreren met de andere Europese producenten. Hier is de link naar de auteur die zelf landbouwkunde heeft gestudeerd, overigens niet ver te zoeken. Aymeric start tijdens het verblijf van Labrouste op zijn domein dat naast zijn eigen kasteel Olande is uitgebreid met vakantiehuisjes, een lokale boerenopstand op die faliekant afloopt. Die opstand zou symbool staan voor het onbegrip tussen de burger die zijn hoofd recht probeert te houden en de overheid. Er valt veel voor te zeggen dat deze opstand een perfecte analogie met de gele hesjesbeweging is, de beweging die in Frankrijk is opgedoken nadat dit boek geschreven was en die Houellebecq volgens sommige critici zo goed aangevoeld zou hebben. Toch blijft de lezer daarover in het duister tasten.
Labrouste is gedurende heel het verhaal de apathische toeschouwer en doet ondanks zijn kritische commentaar zelf weinig tot niets aan gebeurtenissen die anderen of hemzelf overkomen. Hij is dan ook een hoofdpersonage dat irriterend is door zijn opmerkzaamheid en zijn kritiek op anderen maar zich wel wentelt in zelfmedelijden en apathie. Dit wordt aangetoond als hij een eenzame buur op het vakantiedomein betrapt op pedofilie. Niets is toevallig bij Houellebecq hoewel het ook niet altijd duidelijk is waarom hij deze en meerdere gore seksscènes beschrijft. Die trekken immers de aandacht weg van zijn gerechtvaardigde en mooi geconstrueerde aanklacht.
Labrouste toont niet veel volharding om de liefde te bereiken, waar hij aan het einde van het boek nog steeds in blijkt te geloven – of was het toch de lust die hij in die periode nog voelde: “Ik had een vrouw gelukkig kunnen maken. Of nou ja twee; ik heb verteld welke. Alles was van meet af aan duidelijk, extreem duidelijk; maar we hebben er ons niets van aangetrokken.” De gedachten die hij krijgt terwijl hij Camille en haar jonge zoon aan het bespioneren is, zijn ook nog eens ijzingwekkend egoïstisch.
Houellebecq zet als geen ander zijn meningen goed uit elkaar en poneert scherpzinnig en gedetailleerd zijn levens- en maatschappijbeeld, over o.a. blind egoïsme en het kapitalisme. Het boek heeft een rustig ritme en is vlot verteld, wordt niet te breedvoerig maar het heeft wel een erg duistere kant. De filosofische uitweidingen over andere auteurs zijn op zijn minst apart te noemen, waarin hij bijvoorbeeld Arthur Conan Doyle boven Marcel Proust en Thomas Mann plaatst omdat deze Sherlock Holmes-auteur belangstelling had voor het spiritisme, een ‘ultieme troost voor hen die de dood van hun geliefden niet aanvaarden en geen christenen willen zijn’. Wat echter ironisch bedoeld is bij Houellebecq en wat niet, weet je blijkbaar ook nooit.
De betekenisloosheid van het leven en de inertie van de hoofdpersoon vormen de hoofdtoon in dit boek. Als lezer zal je dit boek wel overleven, maar het is warm aanbevolen om op een gezondere manier naar het leven te kijken dan het hoofdpersonage van deze roman. Zijn Nederlandse vaste vertaler, Martin de Haan, vertaalde ook opnieuw deze roman en deed dit zeer goed.
In Serotonine draait alles rond Florent-Claude Labrouste, een depressieve man van zesenveertig die zijn eigen naam haat en zich enkel op de been kan houden met het geneesmiddel Captorix, een ‘wit klein ovaal, deelbaar tabletje’ dat de neurotransmitter serotonine, ook wel het gelukshormoon genoemd, reguleert in de hersenen. Hij beschrijft de wetenschappelijke effecten van dit middel en hoe dit depressie en suïcidale neigingen onderdrukt maar ook bijwerkingen heeft als misselijkheid en impotentie. Van die misselijkheid krijgt Labrouste geen last, van impotentie en een gebrek aan lust des te meer.
Je probeert dit verhaal te begrijpen vanuit het standpunt van Labrouste en waarom juist hij depressief is geworden. Hij is een eenzaat en werkt als landbouwkundige voor de Franse overheid, voor de promotie van Franse kazen voor de export.
Labrouste is de liefdeloze relatie met zijn huidige Japanse vriendin Yuzu beu geworden. Hij verlaat zijn huis en zegt zijn baan op om te verdwijnen en op te gaan in de omgeving. Eerst duikt hij onder in een groezelig hotelletje aan de rand van Parijs, waarbij je je op zijn rondgang in de buurt zelfs even aan zijn zijde waant door de beschrijvingen uit het boek. Hij heeft niet veel nodig, is tevreden met het hoogstnoodzakelijke om zich in leven te houden. Later gaat hij als een god door Frankrijk toeren waarbij zijn gemak het grootste goed is. Vanaf dat moment klinkt het boek hier en daar als een reisgids voor de immer rokende toerist, want Labrouste is een kettingroker wat hij niet wilt opgeven. Hij trekt zich geleidelijk aan terug uit de maatschappij en kijkt onderwijl in flashbacks terug op zijn leven, waarbij hij de relaties met zijn vorige vriendinnen grondig onderzoekt. Ook aan zelfanalyse doet hij hoewel hij met de conclusies weinig tot niets doet.
De drie mensen met wie hij ooit een band heeft gehad, gaat hij opnieuw opzoeken. Dat zijn naast zijn twee vorige vriendinnen Claire en Camille, ook zijn oude studiegenoot Aymeric. Die heeft zich van landbouwingenieur tot bijna bio-boer ontwikkeld , met hem heeft Labrouste het over het thema van het Europese landbouwsysteem. Door de nieuwe Europese melkquota kunnen de Franse boeren niet meer concurreren met de andere Europese producenten. Hier is de link naar de auteur die zelf landbouwkunde heeft gestudeerd, overigens niet ver te zoeken. Aymeric start tijdens het verblijf van Labrouste op zijn domein dat naast zijn eigen kasteel Olande is uitgebreid met vakantiehuisjes, een lokale boerenopstand op die faliekant afloopt. Die opstand zou symbool staan voor het onbegrip tussen de burger die zijn hoofd recht probeert te houden en de overheid. Er valt veel voor te zeggen dat deze opstand een perfecte analogie met de gele hesjesbeweging is, de beweging die in Frankrijk is opgedoken nadat dit boek geschreven was en die Houellebecq volgens sommige critici zo goed aangevoeld zou hebben. Toch blijft de lezer daarover in het duister tasten.
Labrouste is gedurende heel het verhaal de apathische toeschouwer en doet ondanks zijn kritische commentaar zelf weinig tot niets aan gebeurtenissen die anderen of hemzelf overkomen. Hij is dan ook een hoofdpersonage dat irriterend is door zijn opmerkzaamheid en zijn kritiek op anderen maar zich wel wentelt in zelfmedelijden en apathie. Dit wordt aangetoond als hij een eenzame buur op het vakantiedomein betrapt op pedofilie. Niets is toevallig bij Houellebecq hoewel het ook niet altijd duidelijk is waarom hij deze en meerdere gore seksscènes beschrijft. Die trekken immers de aandacht weg van zijn gerechtvaardigde en mooi geconstrueerde aanklacht.
Labrouste toont niet veel volharding om de liefde te bereiken, waar hij aan het einde van het boek nog steeds in blijkt te geloven – of was het toch de lust die hij in die periode nog voelde: “Ik had een vrouw gelukkig kunnen maken. Of nou ja twee; ik heb verteld welke. Alles was van meet af aan duidelijk, extreem duidelijk; maar we hebben er ons niets van aangetrokken.” De gedachten die hij krijgt terwijl hij Camille en haar jonge zoon aan het bespioneren is, zijn ook nog eens ijzingwekkend egoïstisch.
Houellebecq zet als geen ander zijn meningen goed uit elkaar en poneert scherpzinnig en gedetailleerd zijn levens- en maatschappijbeeld, over o.a. blind egoïsme en het kapitalisme. Het boek heeft een rustig ritme en is vlot verteld, wordt niet te breedvoerig maar het heeft wel een erg duistere kant. De filosofische uitweidingen over andere auteurs zijn op zijn minst apart te noemen, waarin hij bijvoorbeeld Arthur Conan Doyle boven Marcel Proust en Thomas Mann plaatst omdat deze Sherlock Holmes-auteur belangstelling had voor het spiritisme, een ‘ultieme troost voor hen die de dood van hun geliefden niet aanvaarden en geen christenen willen zijn’. Wat echter ironisch bedoeld is bij Houellebecq en wat niet, weet je blijkbaar ook nooit.
De betekenisloosheid van het leven en de inertie van de hoofdpersoon vormen de hoofdtoon in dit boek. Als lezer zal je dit boek wel overleven, maar het is warm aanbevolen om op een gezondere manier naar het leven te kijken dan het hoofdpersonage van deze roman. Zijn Nederlandse vaste vertaler, Martin de Haan, vertaalde ook opnieuw deze roman en deed dit zeer goed.
2
Reageer op deze recensie