Lezersrecensie
Groteske grappen
Ik had Dode Zielen jaren geleden al eens gelezen, maar de herlezing (in nieuwe vertaling) was pure pret. Ik heb mij overigens beperkt tot Deel I. En dat is ook prachtig: idiote uit de hand lopende metaforen (een soort parodie op Homerus, zo leek het wel), volslagen maffe maar juist daardoor wel treffende natuurbeschrijvingen (treffend omdat de grille natuur niet tot een soort harmonische ansichtkaart wordt gereduceerd), en allerlei karikaturale personages die zich helemaal verliezen in holle dialogen en al even holle frasen. En dat laatste vond ik nog wel het mooiste.
Hoofdpersoon Tsjitsjikov is een raadselachtig soort oplichter, over wiens uiterlijk ('niet te dik, niet te dun') en innerlijk je weinig te weten komt. Je ziet alleen zijn holle frasen waaronder de lucht en leegte gaapt. Maar die leegte en holheid is volgens mij precies waar het Gogol om gaat. Gogol maakt van Tsitsjikov bewust geen herkenbare persoonj, maar een luchtbel zonder herkenbare trekken. Passend is ook dat Tsjitsjikov voordeel wil halen uit handel in Dode zielen, d.w.z. gestorven lijfeigenen: een soort windhandel dus, en dus alweer lucht en leegte. Komisch is bovendien hoe o.a. Sobakevitsj, een van degenen die hem die Dode Zielen verkoopt, uitgebreid de lof zingt over de kwaliteiten van deze hardstikke dode lijfeigenen. Lege lof natuurlijk, dus ook weer lucht en leegte. Dat laatste geldt ook voor de enorme reputatie die Tsjitsjikov voor even geniet dankzij de handel in dode zielen: iedereen houdt hem voor miljonair, alle vrouwen vallen op hem en zitten achter hem aan tijdens een bal. Maar niet voor lang, want de luchtballon loopt natuurlijk leeg. Waarna er een volkomen hilarische keten van roddels en achterklap ontstaat over Tsjitsjikov, die dan van heel ander soort zwendelarij wordt verdacht dan de zwendelarij die hij werkelijk begaat. En aan het slot van deel I verdwijnt Tsjitsjikov als het ware in een soort wervelwind uit het verhaal, wat ook weer past bij dat thema van lucht en leegte. Tsjitsjikov is dus een schimmige karikatuur, maar alle andere personages in deel I zijn dat ook.
Alles is om te lachen, tot de volkomen absurde dood van een van de personages aan toe. En trouwens, ook over alle opgekochte 'dode zielen' worden eigenlijk alleen grappen gemaakt. Ook de dood is dus van elke tragiek en grandeur verstoken in dit boek: het is een grap, zoals alles een grap is in dit boek. Daarom vroeg ik mij ook af of Gogols humor geen humor is met een inktwarte bodem. Want hoe wenselijk is een wereld nog waarin je niks serieus kunt nemen? Hoe prettig is een wereld waarin alles en iedereen grotesk is? Hoe grappig is een wereld waarin zelfs de dood een grap is, en waarin dode zielen alleen nog nuttig zijn als handelswaar? Soms slaat Gogol stevig aan het preken: misschien wel omdat hij via zijn geloof probeerde te ontsnappen aan deze groteske wereld... Maar goed, zelf heb ik daar geen last van: ik heb mij prima vermaakt met de zwarte grappen van Gogol!
Hoofdpersoon Tsjitsjikov is een raadselachtig soort oplichter, over wiens uiterlijk ('niet te dik, niet te dun') en innerlijk je weinig te weten komt. Je ziet alleen zijn holle frasen waaronder de lucht en leegte gaapt. Maar die leegte en holheid is volgens mij precies waar het Gogol om gaat. Gogol maakt van Tsitsjikov bewust geen herkenbare persoonj, maar een luchtbel zonder herkenbare trekken. Passend is ook dat Tsjitsjikov voordeel wil halen uit handel in Dode zielen, d.w.z. gestorven lijfeigenen: een soort windhandel dus, en dus alweer lucht en leegte. Komisch is bovendien hoe o.a. Sobakevitsj, een van degenen die hem die Dode Zielen verkoopt, uitgebreid de lof zingt over de kwaliteiten van deze hardstikke dode lijfeigenen. Lege lof natuurlijk, dus ook weer lucht en leegte. Dat laatste geldt ook voor de enorme reputatie die Tsjitsjikov voor even geniet dankzij de handel in dode zielen: iedereen houdt hem voor miljonair, alle vrouwen vallen op hem en zitten achter hem aan tijdens een bal. Maar niet voor lang, want de luchtballon loopt natuurlijk leeg. Waarna er een volkomen hilarische keten van roddels en achterklap ontstaat over Tsjitsjikov, die dan van heel ander soort zwendelarij wordt verdacht dan de zwendelarij die hij werkelijk begaat. En aan het slot van deel I verdwijnt Tsjitsjikov als het ware in een soort wervelwind uit het verhaal, wat ook weer past bij dat thema van lucht en leegte. Tsjitsjikov is dus een schimmige karikatuur, maar alle andere personages in deel I zijn dat ook.
Alles is om te lachen, tot de volkomen absurde dood van een van de personages aan toe. En trouwens, ook over alle opgekochte 'dode zielen' worden eigenlijk alleen grappen gemaakt. Ook de dood is dus van elke tragiek en grandeur verstoken in dit boek: het is een grap, zoals alles een grap is in dit boek. Daarom vroeg ik mij ook af of Gogols humor geen humor is met een inktwarte bodem. Want hoe wenselijk is een wereld nog waarin je niks serieus kunt nemen? Hoe prettig is een wereld waarin alles en iedereen grotesk is? Hoe grappig is een wereld waarin zelfs de dood een grap is, en waarin dode zielen alleen nog nuttig zijn als handelswaar? Soms slaat Gogol stevig aan het preken: misschien wel omdat hij via zijn geloof probeerde te ontsnappen aan deze groteske wereld... Maar goed, zelf heb ik daar geen last van: ik heb mij prima vermaakt met de zwarte grappen van Gogol!
1
Reageer op deze recensie