Opgroeien in een gekkenhuis
Een dode. Een echte! Een jongen vindt op weg naar school het lijk van een oude man in een volkstuinencomplex. Hij rent naar school en vertelt zijn verhaal. De juffrouw gelooft hem niet, maar hij houdt voet bij stuk en ze belt de politie. De jongen vindt het vervolgens maar vreemd dat de politie hem nooit komt bedanken voor zijn vondst.
Deze opening staat symbool voor de rest van het boek. De onbevangen blik van een kind op gebeurtenissen in de wereld. Op een luchtige, en op sommige momenten zelfs humoristische manier, doet Joachim Meyerhoff (1967) in Wanneer wordt het eindelijk weer zoals het nooit is geweest het bijzondere verhaal van Joachim uit de doeken. Hij is een Duitse jongen die opgroeit in een psychiatrische inrichting. Niet omdat hij zelf patiënt is, maar zijn vader is directeur van de inrichting.
De roman is autobiografisch. Joachim Meyerhoff groeide zelf op in het gesticht waarvan zijn vader directeur was. Net als bij het hoofdpersonage stelde het gegil van de patiënten hem ’s nachts gerust. In een interview zegt Meyerhoff dat het grootste deel van het verhaal op waarheid berust. Waar zijn geheugen hem in de steek liet heeft hij zijn fantasie de vrije loop gelaten.
Hoofdpersoon Joachim gaat naar school, leest tijdschriften en dolt met zijn oudere broers. Nergens heb je in de eerste helft van het boek het idee dat Joachim opgroeit in een wereld die anders is dan die van andere kinderen. De toon is dan nog vrolijk en onbezorgd. Door het vertelperspectief houdt de schrijver de lezer een beetje van de domme. De jongen begrijpt nog niet alles wat er om hem heen gebeurt. Aanvankelijk vindt Joachim het bijvoorbeeld leuk om op het terrein van de inrichting te wonen. Ze hebben een grote speeltuin en er zijn altijd mensen om mee te praten. Later krijgt Joachim een ander beeld van zijn woonplaats. Het is niet allemaal rozengeur en manenschijn in het tehuis. Er zitten mensen met serieuze problemen.
De lezer ziet niet alleen Joachims beeld van het tehuis afnemen, maar ook het beeld dat hij heeft van zijn vader. Langzaamaan wordt duidelijk dat het ideaalbeeld dat aan het begin van de vader is geschept, de fantasie is van een kleine jongen die zijn vader ziet als de belangrijke dokter. De lezer ontdekt al snel haarscheuren in dit beeld. Vader is bijvoorbeeld niet daadkrachtig. Op zijn veertigste verjaardag neemt hij zich voor om te gaan hardlopen. Meteen de eerste keer raakt hij geblesseerd. Van hardlopen komt nooit meer iets terecht.
Parallel aan Joachims ouder worden, wordt langzaam het dubbelleven van de vader onthuld. De lezer had al eerder door dat het niet helemaal soepel liep in het gezin. De spanningen worden nog meer op de spits gedreven op het moment dat een ernstige gebeurtenis plaatsvindt. Als dan ook de hond nog overlijdt is het laatste losse draadje dat het gezin nog bij elkaar hield doorgeknipt en is het verval compleet.
Het boek leest als een aaneenrijging van korte verhalen, bij elkaar gehouden door de rode lijn: het opgroeien van Joachim. Meyerhoff kiest per hoofdstuk een onderwerp, bijvoorbeeld de vader die wil afvallen. Vervolgens komt Joachim aan het woord over het afvallen, maar ook over de buik van vader, waarop hij water liet verdampen als ze naar het strand aan de Oostzee gingen. Iedere gebeurtenis in het huis is stof voor een kort verhaal uit de geschiedenis.
Het verhaal is mooi en bijzonder door het vertelperspectief. Het beeld van de kliniek verandert in de ogen van de jongen en tegelijkertijd in die van de lezer. Joachims levensgeschiedenis en het verhaal over de relatie die hij heeft met zijn familie worden regelmatig onderbroken door heerlijk bizarre gebeurtenissen.
Een mooi boek dat de lezer niet alleen een inkijkje gunt in het leven in een gesticht, maar ook in de manier waarop het wereldbeeld van een opgroeiend kind verandert.
Reageer op deze recensie