Krachtige spotprenten over het leed van een vergeten volk
Wist je niet, maar er wonen tienduizenden Riffijnen in Nederland. Een van hen is Mohand Abttoy, kunstenaar. Daar komen de helmen bundelt een kleine honderd van de felle protestaffiches die hij maakte tegen de onderdrukking van de volken uit de Rif, een bergachtig gebied dat nu deel uitmaakt van Noord-Marokko. Want woedend zijn ze, de Imazighen, zoals ze zichzelf noemen. Over corruptie, over rechteloosheid en over slechte medische voorzieningen. De affiches zijn al net zo woedend: Marokkaanse politici worden afgebeeld met rollende ogen en de beeldspraken zijn van het type onschuldige-kinderen-worden-vertrapt-door-sadistische-militairen (vandaar de ‘helmen’).
De visuele stijl doet Frans aan: kijk de spotprenten (de term ‘cartoons’ die de uitgever hanteert, heeft iets blijs over zich, dat past hier niet zo) over de Dreyfus-affaire (Joodse officier in 1902 onterecht veroordeeld voor spionage, enorme deining en omverwerping regime) er maar op na. Misschien geen toeval: Marokko was tot ver in de vorige eeuw een Franse kolonie. Hier geen mishandelde Mariannes (symbool van de Franse republiek) maar beelden van ME-ers die op demonstranten inslaan.
Waar komt al die boosheid vandaan? Daarvoor moeten we in de recente geschiedenis duiken. Het begon in 2016 met de wanhopige straathandelaar Mouhcine Fikri die om het leven kwam toen hij achter zijn in beslag genomen voorraad vis aan een vuilniswagen indook. Die vis, zijn broodwinning, was daar door de militaire politie ingegooid omdat die buiten het seizoen zou zijn gevangen. Dat raakte een snaar. Duizenden Riffijnen gingen de straat op. De regering sloeg keihard terug. Sleutelfiguren van Hirak al shaabi ('Volksbeweging') werden opgepakt en in de beruchte Okacha-gevangenis in Al Hoceima gesmeten. Die scènes beeldt Abttoy veelvuldig af.
Waarom die angst voor escalatie bij de regering? Daarvoor moeten we nóg verder terug, naar 1958, een jaartal dat we vaak terugzien in Abttoys tekeningen. In dat jaar werd in het net onafhankelijke Marokko een enorme opstand neergeslagen, waarna de Rifregio onder militair gezag kwam. In dat opzicht zijn, net als de Koerden en de Basken, de volken uit de Rif slachtoffer van de manier waarop in de 20e eeuw natiestaten tot stand kwamen. Eerder al was het gebied geteisterd door een brute koloniale oorlog waarbij Frankrijk 500 ton gifgas inzette om de Riffijnen eronder te krijgen.
Een getraumatiseerd volk dus, met een vrijwel onbekende geschiedenis. En heel veel ‘roots’ hier in Nederland, want met het exporteren van Riffijnse mannen als gastarbeiders naar onder meer Nederland sloeg de Marokkaanse regering twee vliegen in één klap: men was van een hoop lastpakken af en er kwam geld binnen dat ze naar hun familie stuurden. Die mannen praatten maar liever niet over deze narigheid met hun kinderen en kleinkinderen. Geen wonder dat de Rotterdamse Bades foundation kennis over de Rif (bijzondere cultuur en taal, historische dorpjes, spectaculaire natuur, stranden) wil bevorderen met jongerenreizen en uitgaven als deze, tot stand gekomen in samenwerking met de in ‘oosterse’ literatuur gespecialiseerde uitgeverij van Jurgen Maas.
Hoe nu een pamflet als dit met politieke spotprenten van het meest verbitterde soort te beoordelen? Als kunstzinnige uitingsvorm van de woede van een verdrukt volk heeft een bijzondere waarde. Wil je iets begrijpen van wat vele jongeren van Riffijns-Marokkaanse afkomst bezighoudt, dan voel je door dit boek met hen mee. Bij vlagen geeft de moedige (de Marokkaanse machthebbers zullen hem zijn werk niet in dank afnemen) Abttoy blijk van een bijzonder en kunstzinnig talent om zijn emoties met verf en pen over te brengen. In dat opzicht roept het een viersterrengevoel op.
Ben je iemand die liever leest over meisjes die op ijsblokken gaan staan omdat ze zo’n moeilijke jeugd hadden, dan is dit helemaal, maar dan ook echt helemaal niets voor jou. Een tussenweg is deze bundel te beoordelen op zijn merites als politiek spotprentenwerk. Dan is het weer niet zo subtiel en krachtig als dat van toppers als KAL (in de Economist) maar zeker de moeite waard.
Reageer op deze recensie