Weer verkrijgbaar: Ard Posthuma’s briljante Faustvertaling
Wat is een Boekenweek met thema ‘Duitsland’ zonder Goethe’s berijmde en beroemde Faust? Innig verbonden met de Duitse ziel, deze avonturen over goed en kwaad. Zoals de Britten Shakespeare hebben, en de Italianen Dante Alighieri. Moeilijk? Met de vertaling van Ard Posthuma is het lezen een genot.
"Nu heb ik, bah, filosofie / rechten en medicijnen, en o spijt / daarnaast ook nog theologie / lang gestudeerd met noeste vlijt. / Hier sta ik nou, ik arme dwaas! / Niets wijzer dan ik was, helaas."
In de eerste van 12.000 dichtregels die Goethe’s Faust telt, schreeuwt de hoofdpersoon het uit. Hij wil méér. Als wetenschapper wil hij meer weten, maar vooral groots leven. Daarom sluit hij een pact met de duivel. Hij mag álles, maar dan ook álles doen om wijzer te worden. Ook slechte dingen dus. Dat is wel héél verleidelijk. Faust wil wel braaf en ‘goed’ zijn, maar het lukt niet zo. Net als bij ons allemaal dus. "Zwei Seelen wohnen, ach! in meiner Brust." Wat hij niet weet, is dat God en de duivel hebben gewed dat hij al of niet ten goede of ten kwade zal keren...
Naar verluidt zou een doctor Faust echt hebben bestaan in laat-middeleeuws Duitsland. Hij zou zich bezig hebben gehouden met zwarte magie en was een favoriet onderwerp voor spectaculaire volksverhalen. Fascinerend, deze anarchist die speelbal is van de hoogste machten en de meest extreme emoties. "Hoe verliefd was Duitsland, en is dat nog steeds, op zijn Doktor Faust", zei Gothold Lessing, een andere beroemde Duitse schrijver, al rond 1775.
Goethe’s Faust heeft ook een autobiografisch tintje. De scénes met Greetje bijvoorbeeld: op zijn 17e werd Goethe ooit afgewezen door een meisje met die naam. Andere avonturen (Faust mengt zich in veldslagen, wordt verleid door meisjes, gaat tekeer in lallende gezelschappen en spookt enge dingen uit met tovenarij) stammen uit de wilde volksverhalen die Johanns moeder al vertelde toen hij klein was. Want met Faust mag je doen wat je wil: zo schreef de Nederlandse schrijver Theun de Vries een novelle waarin Faust wordt verjaagd uit Leeuwarden.
Bij de eerste druk in 2001 had recensent Martin van Amerongen in De Groene Amsterdammer het nog droogstoppelig over de platvloersheid van taalgrappen als "het Oeteldonkse ras", "gaat heen naar Verweggistan". Maar heeft Goethe heeft het er in de inleiding bij zijn Faust niet zelf al over dat het theater niet zonder een grapjas kan? Ergens werd pulcinella’s (soort clown) vertaald als "poesjenellen", een term die misschien wel aan het gelijknamige Suske en Wiske-album is ontleend. Inmiddels is de redenering dat juist het eigentijdse de vertaling zo leuk maakt geaccepteerd. ‘Briljant’, schreef De Volkskrant.
En er is nog een argument. Johann von Goethe was zelf ook een populaire, vlotgebekte jongen. Van het advocatenbureau van zijn vader maakte hij een succes, al vond hij die hele rechtentoestand maar niks. Hij ging liever feestvieren en achter de vrouwen aan. Sterke verhalen vertellen was zijn passie - dat had hij van zijn moeder. Hij schreef die beroemde Duitse roman (Die leiden des Jungen Werthers), publiceerde over filosofie, bemoeide zich met politiek, wat al niet.
Goethe was, een beetje als Faust zelf, het tegengestelde van een studeerkamergeleerde. Hij had zelfs plezier in het verzinnen van scheldwoorden. Ard maakt daar weer Néderlandse scheldwoorden van: "aarsfantast" (over een tijdgenoot die eigenaardige ideeën had over kontgattherapieën). Wat je allemaal kunt halen uit een taaltje dat door maar 0,25 procent van de wereldbevolking wordt gesproken. Voor nog geen 20 euro kun je járen vooruit. Tip: lees het nawoord eerst. Je leert een hoop over de achtergronden en Ard Posthuma geeft meteen een samenvatting zodat je wat houvast hebt. Goethe schreef moeiteloos honderden vellen / met de prachtigste dichtregels vol / ook wie het zonder gymnasiumopleiding moet stellen / beleeft aan Ard’s Faustvertaling ongelooflijk veel lol.
Reageer op deze recensie