Gilles de la Tourette op papier
Herman Brusselmans (1957) heeft een indrukwekkend oeuvre van zo’n 65 boeken op zijn naam staan, iets dat hij zelf overigens niet nalaat meermaals te vermelden in zijn roman Poppy en Eddie en Manon. Brusselmans is vooral bekend vanwege zichzelf, zijn persoon, altijd en overal, Herman Brusselmans. Zo veel boeken als hij schrijft, zo vaak is hij op tv te aanschouwen. Daarin is hij ook vooral Herman Brusselmans, je weet wat je kan verwachten als je hem als studiogast ziet of een boek van hem leest. Recht voor zijn raap uitspraken, cynisme, confronterend, met platte, schunnige teksten. Brusselmans zegt wat hij denkt.
In het boek volgen we een ik-persoon. De auteur voert naast de ik-persoon een veelheid aan personages en verhalen op, waar Poppy, Eddie en Manon (zoals de titel enigszins deed vermoeden) de meeste zendtijd krijgen. Poppy is de gewezen vrouw van de ik-persoon, die nu een strijd op leven en dood levert tegen kanker. Eddie is de hond van de ex-vrouw en de ik-persoon, die ook een ziekte onder de leden heeft. Beide personen betekenen veel voor de ik-persoon en hij mist ze wel degelijk, ook al zegt hij dat niet met zoveel woorden en is de relatie voorgoed voorbij. Dan is er nog de (fictieve) persoon, hij noemt haar voor het gemak Manon, die een verlangen in het huidige leven van de ik-persoon vertegenwoordigt waarvan hij zich afvraagt wanneer ze de door Poppy achtergelaten leegte komt invullen. De heer Brusselmans lijkt de ik-persoon te vertegenwoordigen, tevens de schrijver van deze roman.
De hoofdpersoon volgen we in een tocht langs kroegen, lezingen en andersoortige avonturen, onderwijl hij Poppy en Eddie veelvuldig mist en overal hoopt zijn Manon tegen te komen. Dit beschrijft hij in een hak-op-de-tak-schrijfstijl. Brusselmans is hier zo bedreven in dat hij niet alleen de lezer constant van verhaal naar verhaal en van onderwerp naar onderwerp slingert en daardoor deze lezer vaak in verbijstering en verbouwereerd achterlaat, maar zichzelf even vaak. Zo lijkt het althans. Het verschil ligt erin dat de auteur inmiddels gewend is aan deze manier van verhalen.
Het geheel is een ongecontroleerd spuien van woorden. Zinnen waarbij hij bij het opschrijven ervan door een enkel woord dusdanig van het initieel begonnen verhaal afgeleid wordt dat hij op basis van dat enkele woord weer een compleet ander verhaal opschrijft. Zo lukt het hem om een verhaal over Sensodyne over te laten gaan in een verhaal over de middeleeuwen, wat weer in verband wordt gebracht met kogelvissen.
Het lijkt een vorm van Gilles de la Tourette op papier. Schrijnend voorbeeld hiervan is “vertel mij de naam van Manon. Zeg mij hoe ik in brand gestoken zuurkool kan onderscheiden van boterbloemen in een mijnschacht.” Een enkele keer zo’n zin gebruiken die werkelijk als “een tang op varken slaat” (om een bekend tv criticus te citeren) zou wellicht nog grappig kunnen zijn. Het feit dat Brusselmans dit 544 pagina’s volhoudt is enkel een verspilling van papier en van kostbare tijd van de lezer.
De roman wordt op de achterflap beschreven als: “Niemand anders dan Herman Brusselmans had deze roman kunnen schrijven, en daar mogen we heel blij om zijn.” Daar mogen we inderdaad heel blij om zijn. Het boek is een martelgang, een grote brij van willekeurige woorden en zinnen die een vleugje van een relevante relatie met elkaar lijken te hebben. Het is hard werken om te selecteren wat wel op te pikken en wat het ene oor in het andere oor uit te laten transporteren. Brusselmans geeft ergens in het boek aan dat veel mensen hem niet begrijpen. Door dit boek zijn daar wel een heleboel mensen bijgekomen. Kogelvis. Iglo. Viagra.
Reageer op deze recensie