Meer dan 5,9 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Epiloog

op 24 december 2021 door

Dit is het einde van de rit. Met een achtenvijftigste blogpost - alles bij elkaar meer dan 100.000 woorden als ik het correct heb bijgehouden - sluit ik Timmeren aan de weg af. Het was een gedenkwaardige tocht. Aanvankelijk wat eenzaam in die eerste maanden, maar dankzij enkele reisgezellen werd het vervolgens een geweldig vermakelijke trip. Ik kan maar hopen dat jullie er evenzeer van hebben genoten als ik.
Dat is meteen een filosofietje van mij: als je behoorlijk wil proberen schrijven - dat zou toch minstens de ambitie moeten zijn - moet je er vooral zelf plezier aan beleven. Wel, ik heb er enorm veel schik in gehad, in het schrijven én in de reacties. Ik kan me niet voorstellen dat iemand die schrijven louter ziet als een opgave, ook fatsoenlijk werk kan leveren. Zoiets lijkt me redelijk ondoenbaar. Daar begint alles dus mee: plezier, zin.
En dan over die reisgezellen. Tau - die eigenwijze engelbewaarder op mijn schouder - heeft het balletje van de reacties aan het rollen gebracht door mijn bijdragen onder de aandacht te brengen van andere forumleden. Ze is me ook de hele tijd attent aan de hand blijven houden. En zo vormde zich een kleine harde kern van lieden die beter hadden moeten weten, maar die toch zo vriendelijk waren om mijn columns te volgen. Ze weten zelf wel wie ik precies bedoel, van de jongste tot de oudste en alles daartussenin, een lijstje namen is niet nodig in dit geval, vind ik. Ik heb hen trouwens in diverse columns opgevoerd en op die manier tijdelijk trachten te vereeuwigen - uit eerlijke erkentelijkheid.
Want die microkosmos van lezers, schrijvers en columnisten gaf me regelmatig nieuwe ideeën en stak me doorlopend een hart onder de riem. Volgens mij beseffen ze nog steeds niet hoe wezenlijk vooral dat laatste is geweest. Ik wel. Hun aandeel was veel belangrijker dan ze zelf zullen willen erkennen. Dat is overigens geen goedkope beleefdheid van mijn kant - hoffelijkheid is niet noodzakelijk mijn sterkste punt. Zou ik al die artikelen ook geschreven hebben zonder hun branie en steun? Tot en met nummer zevenenvijftig, bedoel ik dan? Geen idee. Misschien wel, misschien niet. Maar zou ik er ook zoveel enthousiasme en plezier in hebben geïnvesteerd? Nee, absoluut niet, dat weet ik honderd procent zeker.
En - ook dat vind ik het vermelden waard - toen ik het plan opvatte om die reeks over onze community manager te schrijven, heb ik Debbie van Hebban een mailtje gestuurd om te toetsen of ze er een probleem mee had dat ik haar min of meer herkenbaar in beeld zou brengen in een verhaallijn over een clash tussen Bohse en zijn community manager. Want alles schrijft makkelijker met concrete voorbeelden voor ogen. Debbie had geen enkel idee van wat ik op papier zou zetten of hoe ik dat zou aanpakken, maar ze tekende geen bezwaar aan. “Doe maar” was haar antwoord, “het is fictie, dus ik zal proberen me niet al te erg aangesproken te voelen”. Tja, misschien dacht ze gewoon “idioot, rot toch op met die lamme verzoekjes, ik heb wel wat beters te doen!” - dat kan ook. Maar hoe dan ook, het siert haar dat ze zelfs geen inzagerecht heeft gevraagd, ze liet me gewoon mijn gang gaan - altijd een geweldig risico in satire, toch? Zelf zou ik het niet hebben toegestaan zonder een rondje proeflezen en een vooraf bedongen vetorecht, daar kom ik rond voor uit. Maar kijk, community managers zijn blijkbaar opgetrokken uit pure onverschrokkenheid, stalen zenuwen en gegalvaniseerd scharnierwerk.
En nu? Wel, het was een vermoeiend jaar, al ben ik typisch zo iemand die al moe wordt bij het hóren van woorden als inspanning, uitdaging of klus. Gelukkig heb ik mijn implosie kunnen uitstellen totdat dit laatste artikel goed en wel op papier stond. Nu ben ik van plan om gedurende een dag of twee op theatrale wijze in te storten in de geborgenheid van mijn gezin (langer kan niet, want dan moet ik opnieuw aan de slag) en vervolgens de tijd te nemen - zeg een maand of drie - om na te denken over eventuele verdere lotgevallen van mijn onfortuinlijke alter ego. Of over iets anders, ik zie wel. Maar één ding wil ik jullie nog graag meegeven: het fragment waaruit de tragikomische figuur van Bohse (en zijn echtgenote ook overigens) destijds is geboren. Hieronder post ik daarom bij wijze van afscheid een fabel die ik enkele jaren geleden heb geschreven, toen ik werkte aan een andere satire (jawel, één van die manuscripten die stof liggen te vergaren bij tal van uitgeverijen, naast nog een roman). Ik ga er van uit dat u vlot zal raden welke personage symbool staat voor de naïeve aspirant-schrijver die met eigen werk van bedenkelijke kwaliteit bedelt om wat bevestiging bij een goedgelovig publiek. Dus, bij deze, voor die harde kern, voor alle volgers, voor de laatste maal en - vooral - voor wat stichtelijk vermaak: 

De twee broers van Congo-Brazzaville 

Mwikiza Mukanga woonde in Bacongo, een zuidelijke wijk van Brazzaville, de hoofdstad van de Centraal-Afrikaanse Republiek Congo. Hij leefde er met zijn vrouw, zijn twee zonen Severin en Fabrice, en een dochter, Divine. Hij boerde niet slecht, want hij had een taxibedrijf met drie aftandse Toyota Corolla’s, die na een werkzaam leven in Europa al twaalf jaar lang elke bult en kuil in de buurt trotseerden zonder al te veel casse. Toen zijn jongens oud genoeg waren om te leren rijden, bleef hij samen met zijn taximan Niyonkuru en zijn jongste zoon Fabrice de plaatselijke goegemeente transporteren doorheen Bacongo en de naburige arrondissementen van Makelekele, Poto-Poto en Moungali. Severin, de oudste zoon, kreeg als toekomstige chef de famille het beheer toegewezen van de kassa, het onderhoud van het wagenpark en de weinige administratie die moest worden bijgehouden. Dat was de grootste fout die papa Mukanga in zijn leven ooit zou maken, want Severin was inmiddels in de ban geraakt van de legendarische SAPE, de Société des Ambianceurs et des Personnes Elégantes. Het was een naam zo kleurrijk als de outfits van de Sapeurs, zoals de leden van de SAPE werden genoemd.
Het recept voor een rechtgeaarde Sapeur is als volgt: men neme een man met weinig tot geen middelen van bestaan, vaak getrouwd, veelal gezegend met krioelend grut, maar ongebonden, onvervaard, met een gebrekkig ontwikkeld gevoel voor familiale verplichtingen en een diepgewortelde zucht naar onderscheid in voorkomen en houding. Het resultaat is iemand die kreunt onder armoede of een berg schulden, maar gekleed gaat in merkkledij uit Italië of Frankrijk. Een Sapeur koopt geen stuk land, nee, hij spaart jaren om een paar authentieke JM Westons of Santoni’s te kopen. Hij gaat geen lening aan om schoolgerei te bekostigen voor zijn kroost, nee, hij sluit er een af voor een even kostbare als nutteloze Armani of Yves-Saint-Laurent uit Parijs of Milaan. Zijn beloning is grenzeloze bewondering. Hij wandelt door de buurt, trots als een pauw, uitbundig van snit, de neus in de lucht. Hij heeft oog voor iedereen en niemand en beantwoordt elke groet met een minzame lach en een klopje op het hart. “Asimbi mokili na maboko na ye!”, zo wordt hem nageroepen - “Daar gaat een man die de wereld in zijn hand houdt!” Kinderen troepen om hem heen, gluren met open mond en grote ogen naar de hagelwitte zakdoek in het borstzakje van een dieppaars kostuum, de Cazal op de neus, een goudkleurig horloge losjes om de pols. De Sapeur is een dandy, maar evengoed een heer van stand, een pacifist, een gentleman in puntschoenen van krokodillenleer, iemand die de illusie van welstand moet hooghouden in een decor van opulente armoede, als baken van hoop voor elke armlastige sterveling in zijn wijk. Hij begeestert de omgeving met zijn panache, die hij financiert met passiva. In ruil daarvoor verwerft hij onsterfelijkheid zolang hij leeft.
Dit was de American dream à la congolaise waarvoor Severin had gekozen. Het was ook de reden waarom hij de kassa van de familiale onderneming begon te plunderen. Zolang papa Mukanga nog leefde, roofde hij onder de radar, met overleg en beleid, maar na diens dood kleedde Severin Mukanga, membre éminent de la SAPE, le roi des habits, het bedrijfje in geen tijd uit om zich definitief te kunnen verpoppen tot een rasechte Sapeur. De cash flow ging er het eerst aan, de Toyota’s vertrokken het allerlaatst, een voor een te gelde gemaakt op de hoek van een naargeestige zandweg.
Fabrice, de jongere broer, moest lijdzaam toezien hoe alles werd verkwanseld. ‘Fungola matoyi, frère,’ zei hij uiteindelijk bij wijze van afscheid aan zijn broer, ‘ici nos chemins se séparent. Tu as mis à terre l’entreprise de papa - jij hebt ons allemaal beroofd van onze toekomst. Vaarwel.’ Daarop vertrok hij.
Wat hem nog restte van zijn erfdeel, zette Fabrice om in een parcelle een eind buiten de stad, een stuk grond waarop hij bananenplanten liet groeien, maniok verbouwde en geiten hield. Hij stichtte een gezin, net als zijn oudere broer, die zijn leven bleef leiden in Bacongo in vol ornaat en arm als een kerkrat. In tegenstelling tot Severin werkte Fabrice van ’s ochtends tot ‘s avonds en bekommerde hij zich niet om frivoliteiten. Hij verdiende geld, niet veel, maar genoeg om zijn gezin gevoed en gekleed te houden. Nooit riep iemand op straat “Asimbi mokili na maboko na ye!” wanneer hij voorbijkwam, want Versace of Kenzo vergezelden hem niet op zijn tochten door de buurt. Hij hield enkel het lot van de zijnen in zijn hand. Hij knutselde een bescheiden toekomst bij elkaar voor wie hem na stond en op hem moest kunnen rekenen. Voor hen werkte hij zich in het zweet onder de tropenzon, als een tijger waakte hij over hun welbevinden. Zo leefde Fabrice Mukanga met vrede in het hart. Want hij wou zijn stempel niet drukken door zich te hullen in de huid van een jas waarin een peperdure naam was genaaid, of zichzelf tot uitdrukking brengen in een kostbaar uurwerk, nee, hij wou zich slechts bestendigen in de ziel van diegenen die hem dierbaar waren.  

Dit verhaal, het verhaal van Severin en Fabrice, de twee broers van Congo-Brazzaville, is zo oud als de wereld zelf. Het wordt verteld in alle tijden en in alle culturen - in de fabels van Aesopus, de La Fontaine en Krylov. Het is het verhaal van een keuze, als men tenminste iets te kiezen heeft, het verhaal van een pad dat men beslist te bewandelen.  

Ik wens jullie allemaal warme en knusse feestdagen, in het gezelschap van diegenen die jullie dierbaar zijn, 

Bohse 

PS: Verdere vragen, opmerkingen of klachten kunnen jullie indien gewenst doorsturen naar het volgende adres: tpbohse@gmail.com. Mailberichten met daarin zinssneden als “waardeloze rotzooi”, “blij dat het voorbij is” of “eerst nog even een schrijfcursus volgen graag” worden meedogenloos afgemaakt in de spamfilter - als ik hem tenminste correct heb kunnen instellen, want ik snap geen fluit van dat ding. En nu ik eraan denk: een satiricus die een spamfilter nodig heeft, dat is best ironisch, niet?  

O, en ook nog dit: Antrax in de Alpen bestaat niet, dat is een verzonnen manuscript. Gelukkig maar, zou ik zeggen. Veel te veel brutale seks en afgesneden ledematen. Dat houdt geen zinnig mens twee-, driehonderd pagina’s lang vol. 



Reacties op: Epiloog