Deze bijdrage is geschreven door Hester Eymers

1. Welke motieven heeft predikant John Ames om met Lila te trouwen? 

2. Lila heeft de indruk 'dat als ze meer woorden tot haar beschikking had, ze de dingen misschien beter zou begrijpen' (p. 118). Denk je dat ze hierin gelijk heeft? Waarom wel/niet? 

3. Lila vindt zichzelf onontwikkeld, omdat ze weinig onderwijs heeft gehad, maar de predikant is het niet met haar eens: 'Alles wat jij me vertelt verrast me. Het is altijd interessant' (p. 134). Hoe verklaar je dit verschil in perspectief? 

4. Lila vindt dat er een hoop in de Bijbel staat dat ze niet verwacht had. In hoeverre heb jij door deze roman nieuwe dingen ontdekt in de Bijbel? 

5. De vrouw die Lila een lift geeft, is lid van een strenge geloofsgemeenschap: 'We proberen een beetje voor elkaar te zorgen. Het is goedkoper dan een verzekering' (p. 222). Wat vind je van deze opvatting van het geloof?

6. De roman besluit met Lila's voornemen de predikant op een dag te 'vertellen wat ze wist' (p. 268). Wat is ze volgens jou van plan aan hem te vertellen?

7. In The New York Times (28 september 2014) vindt recensent Michiko Kakutani het jammer dat Robinson het verhaal in de derde persoon vertelt, omdat het verhaal daardoor afstandelijker en minder emotioneel is dan wanneer ze het in de eerste of tweede persoon verteld zou hebben. Hoe heb jij het perspectief ervaren?

8. Lila is net als Gilead en Thuis geschreven als een doorlopend verhaal zonder hoofdstukindeling. Wat vind je van die vorm? Waarom heeft Robinson voor die vorm gekozen denk je?

9. Welk beeld heb je van het personage Lila? Bood ze je identificatiemogelijkheden? Waarom wel/niet?

10. De vrouw die Lila opvoedt, Doll, is van mening: 'Mensen vinden wrok lekker. Daar komt het feitelijk wel zo'n beetje op neer' (p. 180). Hoe denk je over die uitspraak?