1. Stephan Enter noemt Compassie in een interview op zijn website een sprookje. Wat vind je van die genre-aanduiding? Welke rol spelen sprookjes in het boek?

2. Welk beeld schetst Frank van zichzelf? En welk beeld heb jij van hem gekregen?

3. Hoe verklaar je Franks aarzeling als hij op weg is naar de eerste ontmoeting met Jessica (hoofdstuk 2)?

4. Welk beeld heb je je aanvankelijk gevormd van Jessica? In hoeverre veranderde dat beeld tijdens het lezen?

5. Wat trekt Jessica aan in Frank?

6. In zijn bespreking in De Groene Amsterdammer (14 mei 2015) stelt Kees ´t Hart: ‘Hoe verover je onbevangenheid, dat is het kernthema, of: hoe hou je haar in stand.’ Wat vind je van deze stelling?

7. Op de eerste halve pagina na is de roman geschreven in de tegenwoordige tijd, vanuit het ik-perspectief van Frank. Welk effect heeft dit voor de lezer? Hoe heb je dit perspectief en de ‘vertelstem’ van Frank ervaren? In hoeverre ‘mis’ je het perspectief van Jessica?

8. Na hun eerste vrijpartij (hoofdstuk 4) constateert Frank dat hij niet met Jessica moet praten over haar beleving van seksualiteit, maar haar moet laten merken hoe aantrekkelijk hij haar vindt. Hoe denk je daarover?

9. Welke symboliek zie je in de verwijzingen naar het experiment met de aapjes (onder andere hoofdstuk 5)?

10. Op diverse momenten denkt Frank na over zijn gevoelens voor Jessica, de verandering die zij bij hem teweegbrengt en het feit dat hij haar desondanks niet opwindend vindt. Wat vind je van zijn overwegingen?

11. Is Enter er voor jou in geslaagd om geloofwaardig te maken dat Frank zich wel heel goed bij Jessica voelt, maar dat het een opgave voor hem is om met haar te vrijen?

12. Kwam het besluit van Jessica (hoofdstuk 9) voor jou als een verrassing? Waarom wel of niet? Wat vind je van het argument voor haar besluit?

13. Waarom vertelt Frank aan Jessica niet de ware reden? Wat zegt het over hem?

14. Hoe denk je over de mening van Franks ‘natuurkunde-ex’ over Jessica? En wat vind je van haar stelling dat Jessica in Frank alle mannen wil straffen, wraak wil nemen?

15. In hoeverre is Frank aan het eind van de roman veranderd?

16. Schrijven over seks geldt als een ‘lakmoesproef’ voor het vakmanschap van een auteur. Hoe heb je in dit opzicht Compassie ervaren, bijvoorbeeld de uitgebreide scène over de niet geslaagde vrijpartij in hoofdstuk 8?

17. In NRC Handelsblad (2 mei 2015) zegt Enter over het personage Frank: ‘Ik wil dat je je als lezer aan het eind afvraagt: moet ik hem nu een enorme sukkel vinden, of moet ik met hem meeleven, moet ik hem beklagen?’ Is Enter in zijn opzet geslaagd voor jou? Zo ja, leef je met Frank mee of beklaag je hem? Waarom?

18. In een interview met Maarten Dessing spreekt Enter ook de hoop uit dat de lezer aan het eind van het boek niet weet met wie hij compassie moet voelen, Jessica of Frank. Wat was jouw ervaring?

19. Recensent Arjan Peters (de Volkskrant, 25 april 2015) schrijft over de titel Compassie dat het de vraag is in hoeverre deze uitsluitend de mening van verteller Frank weergeeft. Welke andere interpretatie zie je?

20. Hoe interpreteer je de laatste pagina’s, waarop Frank en Jessica samen zijn op Texel?

21. In zijn bespreking in HP/De Tijd werpt Dries Muus de volgende vragen op die ook in een gesprek in de leesclub besproken kunnen worden: ‘Is het tederheid of lafheid die hem [Frank, red.] aan Jessica bindt? En maakt dat uit? Is het geluk dat je de ander bezorgt het belangrijkste bestanddeel van een geslaagde relatie? En kun je iemand anders überhaupt gelukkig maken als je dat zelf niet bent? Hoe belangrijk is lust?

22. Misschien wel het sterkste punt van Enter, aldus dezelfde recensent, zijn de ‘unieke beschrijvingen van tamelijk gewone situaties en gewaarwordingen’. Welke voorbeelden hiervan zie je? Hoe typeer (en waardeer) je Enters stijl in deze passages?