Verhalenwevers #13 Van steen
Cornelie Moolhuizen is opgeleid als archeoloog en dat gaat uitstekend samen met de liefde voor verhalen. Met haar verhaal Plankenkoorts schopte ze het tot de derde plaats bij de Harland Awards 2016. Eerder behaalde ze een vijfde plaats bij Fantastels (2014), een twaalfde plaats bij de Harland Awards (2014) en stond haar bijdrage aan Fantasystrijd Brugge, De Zigar, in de bundel Fantastisch Strijdtoneel IV. Ze was lid en medeoprichter van de Leidse schrijfgroep Het Schrijversblok. In 2016 rondde ze de opleiding ‘Romans en Korte verhalen’ aan de Schrijversacademie af.
Cornelie houdt van boeken, van geschiedenis, van bossen en van alles wat met Zweden te maken heeft. Haar interesse in fantasy ontstond toen ze een fervent lezer/schrijver/blogger van het genre tegen het lijf liep. Dit resulteerde in een bruiloft en sindsdien schrijven ze hun verhalen zij aan zij aan hun keukentafel in Amersfoort.
Haar werk als archeobotanicus (onthoud dat voor je volgende potje WordFeud), waarin ze het mooiste van archeologie en biologie mag combineren, geeft haar inspiratie voor zowel historische fictie als fantasy. Ze kon het dan ook niet laten een klein beetje van haar werk te laten doorsijpelen in haar aflevering voor Verhalenwevers.
Van steen
‘Claudius, wacht.’
Eshe legde een hand op haar borst en probeerde op adem te komen. Een steek trok door haar verminkte long toen die zich met lucht vulde. Door een waas werd de blonde vrouw zichtbaar, zoals altijd wanneer haar lichaam haar in de steek liet. De verschijning van Moeder Ulm was niet zichtbaar voor haar reisgenoot en dat alleen al gaf troost. Ze schonk Eshe een bemoedigende glimlach.
‘Ik kan niet… ik moet rusten.’ Eshe liet zich zakken. De kiezels van het pad prikten in haar knieën. De bergroute lag ermee bezaaid, ze sleten haar schoenzolen en verveelden haar ogen. Onderweg had ze geen plantages meer gezien, geen boomtelers. Hoe meer mensen golems werden, hoe minder echte bomen het land kende.
Claudius draaide zich om en keek op haar neer. ‘Ach welja.’ De wenkbrauwen rezen boven zijn kille ogen. ‘Soma is alleen maar bij de Steenmormels. Maak vooral geen haast.
‘Ik probeer het echt.’
Moeder Ulm legde haar doorzichtige hand op die van Eshe. De oude wond in haar rug schrijnde, zoals bij iedere inspanning sinds ze weer zelfstandig ademde. De slangetjes en bliepjes waren weg, haar gevleugelde metgezel was gebleven.
‘Iedere dag laten ze hun klauwen dieper in hem zinken, Eshe.’ Demonstratief leunde hij tegen een rotsblok. ‘Maar als jij hier wilt zitten…’
Niemand wilde Soma liever weerzien dan zij. Soma was de reden dat ze haar protesterende lijf over de kale bergen heen sleepte. Voor hem verdroeg ze Claudius’ gezelschap. Alleen de gedachte aan Soma en de glimp van Moeder Ulm die Eshe zo en nu en dan gegund was, hielden haar op de been.
‘Ik kom zo snel als ik kan.’
Claudius legde zijn vingertoppen tegen elkaar. ‘Dat hoop ik. Je bent zijn moeder, Eshe.’ Ze haatte het als Claudius op haar schuldgevoel speelde, alsof hij zelf om Soma gaf. ‘Het is jouw taak om hem te overtuigen.’
‘Hij is geen kind meer, Claudius.’ Al zo lang niet meer. Het beeld van de kleine jongen die straalde wanneer ze hem optilde en door de lucht zwaaide, had lang geleden plaats gemaakt voor dat van een bijna-man met koude ogen en een rood hemd. ‘Volwassen mannen reageren niet altijd goed op de raad van hun moeder.’
Het deed haar goed om hem ineen te zien krimpen bij de herinnering die ook de hare was geworden toen ze tussen leven en dood zweefde. Hoewel Moeder Ulm haar had laten zien hoe Claudius zijn eigen moeder vergiftigde, had ze hem nooit ronduit verteld wat ze wist. De blonde vrouw tuitte berispend haar lippen terwijl ze langzaam vervaagde. Rustig, niet alles aan hem prijsgeven. Deze man neemt altijd wraak.
Vanuit het dal klonk plots gefluit. Het deed haar aan Keik denken.
‘Ik denk dat je je rust krijgt.’ De groeven naast zijn mond verdiepten zich in verachting. ‘Thorius is er al.’
Uit de rotsspleet kwam een man met een huid zo bleek als berkenschors. Het was de kleur van iemand die nooit zonlicht op zijn huid voelde.
‘En?’ Claudius verspilde geen tijd.
‘De jongen gaat toegeven, ik merk het.’
Deze man had hem gezien. Pijn schoot door de oude wond onder Eshes schouderblad, vlak achter haar hart. Vragen welden op, te sterk om binnen te houden: ‘Soma? Hoe gaat… waar is hij?’ Soma was dichtbij, haar Soma. Bij die gedachte rook ze bijna zijn haar, voelde ze weer de slungelige ledematen in een laatste onhandige omhelzing. De schok eiste zijn tol en Moeder Ulm glipte terug haar blikveld in. Zwijgend strengelde ze haar vingers in die van Eshe. Het kalmeerde haar iets. ‘Kan ik hem…?’
Claudius onderbrak haar. ‘Noturis krijgt zijn bloed niet, Thorius.’
‘Soma’s bloed?’ Ze zou het zowaar met Claudius eens zijn. ‘Wat wil hij daarmee?’
Thorius keek even vragend naar Claudius en richtte zich toen tot haar. ‘Er is een balsem,’ zei hij. ‘Noturis en ik hebben hem samen ontwikkeld uit het bloed van een genezen golem. De balsem verandert mensen tijdelijk in golems. Soma’s genetisch materiaal zou een betere versie opleveren.’ Een gepijnigde grimas trok over Thorius’ gezicht. ‘Noturis hoopt de golems te kunnen besturen.’
‘Weer golems,’ zei Eshe. Het klonk zo zinloos. ‘Waarom? Als Ygdrasil herboren werd door Soma’s golems, hoe kun je hem dan vernietigen met nog meer van die gedrochten?’ Thorius vouwde zijn witte armen over elkaar. ‘Niet. Noturis’ plan maakt van Ygdrasil de laatste stuiptrekking van het Houten Tijdperk.’
‘Maar hoe?’ Ze wist het antwoord toen ze de vraag stelde. In haar ooghoek zag ze Moeder Ulm knikken.
‘Met steen.’
‘Verstening.’ Claudius spuugde het woord uit. ‘Mineralisatie. Stel je voor, de kracht en souplesse van zo'n schepsel, maar dan uit steen. Genoeg om het weefsel van de Levensboom tot splinters te slaan.’
‘Hoe is dat mogelijk?’ vroeg Eshe. Ulm kneep goedkeurend in haar hand.
Thorius keek haar aan. ‘Na het aanbrengen van de balsem veranderen we de structuur van het hout. Noturis denkt dat hij de cellulosedelen kan vervangen door mineralen. Kwarts. Als we ze onderdompelen in een hoge concentratie en de silicadelen zich vastzetten in de cellen van…’ De afschuw moest uit haar blik spreken, want hij stopte. ‘Dat is het plan.’
Eshe trok haar hand los uit Ulms omhelzing en vlocht haar vingers in elkaar. De legenden van Moeder Ulm waarschuwden voor de Steenvorsers. Wit en Rood kenden veel tegenstellingen, maar hout hadden ze gemeen. De Steenvorsers waren een ander verhaal. Ondergronds leefden ze op hun manier, zonder ooit problemen te veroorzaken of op te vallen. Misschien waren ze te onopvallend geweest.
‘Deze gruwel… waar zijn jullie mee bezig?’ Haar keel voelde rauw, alsof ze een handvol grind van het pad had doorgeslikt. ‘Wil Soma hierin meegaan?’
‘Mogelijk. Met de balsem dan.’
‘Met de verstening?’
Thorius’ kaak trok strak als ijzerhout. ‘Daar weet hij niets van.’ Hij keek terug naar Claudius. ‘Noturis vermoordt me als ik het Soma vertel voor we de bloedafname kunnen doen.’
Claudius’ vingers zonken in het vel van Eshes schouder. ‘Jij gaat je zoon tegenhouden voor ze zijn bloed kunnen gebruiken.’
Zodat Noturis mij vermoordt? dacht Eshe. Ze wilde protesteren, maar zag door de nevel hoe Moeder Ulm het hoofd schudde: Stil. Laat hem maar denken dat je meegaand bent.
En was het zo erg? Claudius had haar in leven gehouden, maar wat was het voor leven? Een vrouw zonder land, zonder religie, zonder lucht in haar longen. Een moeder zonder kind. Als dit het doel was waar Claudius haar de geleende tijd voor had gegund, dan was dat zo. Als het moest, gaf ze haar leven voor dat van Soma. Voor dat van iedereen die vlees en bloed mocht blijven, in plaats van hout en steen te worden.
‘Ik zal mijn best doen, Claudius.’
Moeder Ulm legde een hand op haar eigen hart en keek naar Thorius. Eshe volgde haar blik. Nu pas herkende ze wat ze door haar eigen verlies niet eerder had gezien: het verdriet dat zijn schouders neerdrukte, dat zijn mondhoeken en de doorschijnend bleke huid rond zijn ogen liet zinken.
‘Jij bent een kennisgraver,’ zei ze. Er ontbrak hooguit een steriel witte jas. ‘Jullie allemaal. Zie je niets in die eeuwige glorie van de Steenvorsers die Noturis je voorspiegelt? Waarom ben je hier?’
Het gezicht van de wetenschapper vertrok.
‘Eshe,’ zei Claudius waarschuwend.
‘Nou?’ Een antwoord was het minste, als ze zichzelf in gevaar bracht.
‘Hij heeft haar als proefdier gebruikt.’ Thorius’ stem brak. ‘Mijn Kalaka, een weerzinwekkende golem. Tussen die houtepisodes door is ze een schim van de vrouw die ze was.’
Walging kwam in haar omhoog, zo bitter dat ze niet kon antwoorden. Kon ze het uitspugen, dan had ze het gedaan: de vlucht uit het Levende Woud, Breza, de garde, het verzet en de vernieling die iedereen aanrichtte. Hout of steen, het maakte niet uit. Wie je ook was, je raakte kwijt wat je lief was.
‘Help me hem te stoppen.’ Verdriet in Thorius’ blik maakte plaats voor woede. ‘Ygdrasil of niet. Haal Soma weg bij die machtswellusteling.’
Verhalenwevers #1 Houten hart Roderick Leeuwenhart
Verhalenwevers #2 Brandende vraag Liselotte Schoevaart
Verhalenwevers #3 Ontvlammende woede Kim Ten Tusscher
Verhalenwevers #4 Soma, geen jongen maar ook geen man Nienke Pool
Verhalenwevers #5 De zaden van Ulm Frank Norbert Rieter
Verhalenwevers #6 Soma's tweestrijd J. Sharpe
Verhalenwevers #7 Vuurvliegjes Anthonie Holslag
Verhalenwevers #8 De droomwever Nielse Hofmans
Verhalenwevers #9 Ygdrasils meesterboom Pen Stewart
Verhalenwevers #10 In het rijk van de steenvorsers Johan Klein Haneveld