Verhalenwevers #9 Ygdrasils meesterboom
Pen Stewart is een Belgische scifi- en fantasy-auteur. Van haar hand verschenen inmiddels de verhalenbundels Tijd M.A.N. Chine en Nanokanaries en olifantenhersenen, en diverse korte verhalen. Ze behaalde met haar werk al een aantal nominaties en prijzen. Haar verhalen worden gekenmerkt door maatschappelijke betrokkenheid en een vloeiende schrijfstijl. Ze is tevens kunstschilder. Ze schrijft al schilderend, en schildert al schrijvend.
In december wordt haar eerste roman in het verbeeldingsgenre Wintercode gepubliceerd bij Quasis uitgevers. Samen met de Nederlandse kunstenaar Marten Blom werkt ze daarnaast ook nog aan een graphic novelbewerking van haar novelle Distortia.
Momenteel is ze met haar verhaal Eekhoorns komen van Mars (je kunt het gratis lezen als je de link volgt) genomineerd voor de Edge-Zero Award. Het publiek kan nog tot 1 december stemmen op zijn favoriete verhaal om zo de Awardwinnaar te kiezen. Hier vind je meer info over Pens leven en werk. Ze heeft ook een Facebookpagina.
Pen schilderde voor ons een aflevering die zo uit een bizar schilderij van Jeroen Bosch lijkt te komen. Geniet mee van de verbeeldingskracht van deze auteur!
Ygdrasils meesterboom
Het tentenkamp voor de vestingmuren tekende zich donker af in de laatste zonnestralen. Gloeiende sintels uit het vuur vervloeiden omhoog kringelend met de sterren. Het kamp lag er vredig bij. Nu nog wel.
Soma sloop langzaam dichterbij. Hij wist wat er zou gebeuren als de jagers de houtzaden inademden, en hij wist evengoed dat hij beter wat verderop kon wachten alvorens de roodhemden te bevrijden, maar toch kon hij zichzelf er niet toe bewegen weg te gaan. Boven de withemdenvesting twinkelden de sterren koud en onverschillig.
Het kampvuur flikkerde, de mannen bralden.
Soma wachtte.
De eerste kreet was er een van verbazing, niet van verschrikking of angst of waanzin. Al snel volgden andere kreten, als doodsrochels. Soma’s hart kromp in elkaar want in zijn herinneringen echode Aska’s doodskreet. Met afschuw, maar tegelijkertijd vervuld van fascinatie, keek Soma toe hoe de mannen het kamp sloopten tijdens hun metamorfose van mens naar golem. Slingerende takken en twijgen staken als slangachtig dansende schaduwen af tegen de vlammen. Wankelend baanden de golems zich een weg naar de vesting, net als Soma voorzien had. Ze bonkten op de poort. Bovenop de wal verschenen gedaanten. Er werd geroepen. De poort bleef dicht. Soma vloekte en bad tegelijkertijd. ‘Verdomde goden, doe die poort nu open!’ Een luid gekraak daverde door de nacht en maakte een einde aan zijn beden.
Het was zó donker dat Soma onmogelijk kon zien wat er zich afspeelde. Donderend geraas rolde over de vesting. Hij dook ineen. De wallen van de vesting, rond de poort, stortten in. Een stofwolk dempte het sterrenlicht. Vanuit de stad klonken overal kreten en gegil op. In de vernielde bouwwerken ontstond al hier en daar brand. Soma vloekte luidop en stormde op de vesting af. Hij moest de roodhemdslaven bevrijden nu hij de kans had!
Struikelend over stukken metselwerk naderde hij de plek waar zonet de poort nog stond. Hij stopte, knielde, en nam een stuk steen op. Het viel uiteen in zijn handen. In het licht van de brandhaarden keek hij naar de draderige structuren die achtergebleven waren tussen zijn vingers. Soma ademde hortend in. Wortels? Het besef overweldigde hem. Hadden zijn golems dit gedaan? Konden ze hun houtstructuren dwingen door steen te groeien? Waarom had Aska geen enkel teken van dit vermogen vertoond? Als dit klopte, dan zou zijn golemleger nog sterker zijn dan hij en Loke verwachtten. Nog voorzichtiger dan eerst betrad hij het fort. Het binnenplein achter de voormalige toegangspoort was verlaten. Hier en daar staken ledematen onder het puin vandaan. Verderop, in de wijken achter het plein, klonk gegil. Mensen kwamen ervandaan gerend en passeerden hem zonder hem te zien, in hun haast weg te komen. Bevelen galmden in de verte, onverstaanbaar vervormd, maar op een emotioneel niveau niet mis te verstaan. De bevelhebbers panikeerden, probeerden vruchteloos hun troepen te hergroeperen om een bij voorbaat verloren strijd onder controle te krijgen…
Soma liep nu voorzichtig verder, in plaats van te rennen. Hij kende elke bocht en hoek van de vesting. Loke had plannen bemachtigd en ze hem laten bestuderen. Soma was er maniakaal in geweest. Maar een plattegrond was iets heel anders dan een stad in het holst van de nacht, met golems op jacht, blinde paniek en instortende infrastructuren. Vallend en struikelend over puin, opbotsend tegen vluchtelingen, worstelde hij zich een weg naar de wijken van vertier. Een straat, een plein, die volgende hoek om naar rechts, of was het links, want was hij zonet die derde straat al gepasseerd waar hij rechtdoor moest? Hij moést de roodhemdvrouwen vinden, de kinderen en moeders van zijn volk! Hij verdrong het beeld van zijn eigen moeder, maar de herinnering aan Eshe liet zich niet makkelijk uit zijn gedachten verdrijven, zelfs niet door alle tumult om hem heen. Hij moest de muur van verdriet harder wegduwen dan anders.
Hij kwam slechts enkele straten verder. Een groteske gedaante sloeg met zwiepende takken om zich heen. Overal waar mensen erdoor geraakt werden, vlogen ze gillend in de lucht. Niet voor lang echter, de takken haakten zich vervolgens vast in hun door de val of klap verdoofde lichaam en elk slachtoffer werd naar de golem toegetrokken. Het gevaarte was onwezenlijk groot en groeide met elke mens die het te pakken kreeg. Toen Soma van ruïne naar ruïne rende om dichterbij te komen en meer te zien, moest hij tegen de kriskras vluchtende mensen ingaan. Roodhemden en withemden renden in de greep van dezelfde redeloze paniek alle kanten op en de golem maakte geen enkel onderscheid. Wie te dichtbij kwam, werd geannexeerd. De golems van de jagers hadden zich met elkaar vergroeid! Soma zag hun hoofden, worstelend, gillend, en terzelfdertijd steeds meer simultaan reagerend. Hij richtte zich op. ‘Stop! In de naam van Ygdrasil!’ schreeuwde hij.
De golem keerde meteen zijn kant op. ‘Vader? Nee, het is een roodhemd, dood hem. Vader van het zaad? Meer, wij zijn allen één met een moeder, een vader, nee ik ben Georg Karel help mijn arm verdwijnt help me. Peterson ben jij dat we moeten. Ik ben allen ik ben eender ik ben het volk dat een is de toekomst van de wereld de nieuwe orde die het aardoppervlak zal overspannen met duizend loten en scheuten verzet is zinloos mijn wortels zijn stevig verankerd. Ik ben Ygdrasils rijk.’
Een dikke tak suisde voorbij en plukte een vrouw van de grond. Een smak tegen Soma’s rug. Alles stopte.
Pas in het ochtendgloren ontwaakte Soma. Hij rustte tegen iets warms en pulserends, iets levends, met een hartslag, of meerdere hartslagritmes door elkaar, leek het eerder. En hij lag in een schaduwzone waar geen eind aan leek te komen, ook al scheen honderden meters verderop de zon. Hij sprong in blinde paniek overeind, weg van dat levende ding, het beeld van allemaal mensen die door de golem werden toegevoegd in zijn herinnering. Voor hem lag een boomwortel, zo hoog als de hele vestingmuur was geweest. De multigolem was nergens te zien. Soma strompelde achteruit en keek toen pas omhoog. De wortel ging over in een stam. Een stam die zich onwezenlijk hoog in de hemel verhief, met takken die zich in alle richtingen uitstrekten naar de horizon. Ze droegen bloemen, ze droegen vruchten. Vruchten in doorzichtige vruchtzakken waar foetussen van de goden weet wat in kronkelden. Gretig en met schokkerige bewegingen grepen ze naar de wortels die door het vruchtwater heen hun weg zochten naar de jonge lichamen. Hij liep verder van de stam weg, achteruit, verbijsterd en niet in staat te bevatten wat hij zag. Uiteindelijk zakte hij op zijn knieën en bleef ernaar kijken. De boomstam had de diameter van de hele vesting. En hij bestond niet enkel uit hout. Overal staken ledematen uit, vergroeid met het hout, dooraderd met plantenvezels. Hoofden, gezichten waren met de boom vergroeid. Ze wáren de multigolem, ze waren de boom en hun duizenden stemmen spraken in koor: ‘Wij zijn het volk. Wij zijn de wereld. Wij zijn de nieuwe tijd van Ygdrasil, Vader van het zaad.’
Soma sprong overeind, draaide zich om en zette het op een lopen.
Verhalenwevers #1 Houten hart Roderick Leeuwenhart
Verhalenwevers #2 Brandende vraag Liselotte Schoevaart
Verhalenwevers 3# Ontvlammende woede Kim Ten Tusscher
Verhalenwevers #4 Soma, geen jongen maar ook geen man Nienke Pool
Verhalenwevers #5 De zaden van Ulm Frank Norbert Rieter
Verhalenwevers #6 Soma's tweestrijd J. Sharpe