Kerstbengels - Hoofdstuk 4
Chantal Claassen (1974) is een Nederlandse feelgood-auteur, vooral bekend van de 'Beachclub Esperanza-reeks', waarmee ze in 2021 debuteerde met Flessenpost. Samen met Saskia M.N. Oudshoorn schreef ze de hartverwarmende 'Wensenwinkel'-serie. Ze maakt deel uit van het platform Books & Cocktails, dat onder andere een leesclub runt. Daarnaast biedt ze schrijfcoaching en redactie via haar bedrijf CC Schrijfbegeleiding.
Hoofdstuk 4 - Jake
De laatste keer dat ik in de aula van een basisschool was, is zeker zestien jaar geleden. Nou ja, afgezien van die ene keer dat een goede vriend me chanteerde met het verlies van mijn favoriete “oom”-status als ik niet naar de Knibbel & Knabbelmarkt van zijn dochtertje Jade zou gaan. Dat ik mijn zuurverdiende geld liever niet uitgaf aan kettingen van ongekookte pasta en ander knutselwerk, maakte hem niets uit. Kameraadschap is kameraadschap, geen geouwehoer. Ik stond bijna met het mes op de keel.
Datzelfde mes voelde ik weer toen Steef me gisteren voor het blok zette. Of ik op mijn oude basisschool waar zijn zus nu werkt een paar kerstliedjes kan tokkelen op een belachelijk kerstfeest. Hij denkt dat we nu quitte staan, maar nu is hij degene die bij mij in het krijt staat. Want basisschool en kerst, dat zijn niet één, maar twee nagels aan mijn doodskist.
Ik parkeer mijn auto voor de deur en been met mijn gitaarkoffer plus versterker voor de akoestische gitaar – geleend van Stefan, die er vanochtend echt verrot uitzag – naar de ingang van basisschool De Triangel. Zodra ik binnenkom, word ik verwelkomd door de geur van verbrande koekjes. Ik hoef alleen maar die stank en het kattengejank van een meisje dat geen toon kan houden te volgen om te weten waar ik me moet melden. Ik zet de spullen tussen mijn benen en kijk vol verbazing om me heen. In het midden van de aula staat een kerstboom die eruitziet alsof hij door een tornado is geslingerd. De boom is bedekt met zelfgemaakte rommel: van versierde wc-rolletjes tot scheve papieren engeltjes met één vleugel. De piek lijkt meer op een knalroze flamingo dan op een ster. Verspreid door de aula staan acht slappe aftreksels van deze “kerstboom”.
‘Jake, fijn dat je er bent.’ Al voordat ik Marloes fatsoenlijk heb kunnen begroeten, duwt ze me een stapel rommel in mijn armen. De geur van overvloedige lijm dringt mijn neus binnen. Ze staat op haar tenen en hangt lichtsnoeren om mijn nek.
‘Wat moet ik hiermee…’ begin ik, maar ze geeft me geen kans om te protesteren.
‘Kun jij deze boven het podium ophangen?’
‘Is het nog niet genoeg? Ik krijg bijna een epileptische aanval van al dat geknipper.’
‘Alleen nog boven het podium. Dat is ons niet gelukt.’
O, dus alle hoop is op mij, Mister Dipshit, gevestigd?
‘Dat is niet alles,’ zegt ze weinig geruststellend. ‘De slingers met sneeuwvlokken moeten nog aan het plafond. En als je daarmee klaar bent, dan…’
De rest van haar instructies vervagen terwijl mijn blik automatisch naar haar borsten glijdt. Ze heeft haar armen over elkaar geslagen.
Nee, Jake, je laat je niet voor haar karretje spannen, alleen maar omdat ze een mooie voorgevel heeft. Zelfs niet nu ze je zo smekend aankijkt met die blauwe ogen van haar. Zijn die trouwens in de loop der jaren nog blauwer geworden?
‘Slavenarbeid,’ mopper ik, als mijn rationele zelf weer de overhand krijgt. Ik leg de stapel troep op een tafel naast een schaal met iets wat verdacht veel lijkt op een slapende kalkoen, maar bij nadere inspectie een kunstwerk van samengeperste Play-Doh blijkt te zijn. Ik schuif de koffer met gitaar en de versterker onder de tafel en loop naar het podium.
‘Hoi,’ mompel ik tegen een jochie dat uitgedost is als Jozef en zijn herdersstaf vasthoudt alsof het zijn levenslijn is.
‘Ik ben Ties. Wie ben jij?’ vraagt hij onduidelijk door een half afgezakte nepbaard.
Wie ik ben? De lul.
‘Jake,’ antwoord ik en stap op een trap, het lichtsnoer om mijn nek gedrapeerd als een felgekleurde boa constrictor. Met één hand houd ik de trap vast en met de andere probeer ik de kluwen van lampjes te ontwarren. Elk snoer lijkt een eigen leven te leiden, vastbesloten om zich om mijn armen, benen en nek te wikkelen.
‘Lukt het, Jake?’ vraagt Marloes.
‘De trap op is me inderdaad gelukt, maar verder ben ik nog niet gekomen,’ zeg ik, hopend dat mijn cynische ondertoon haar voldoende afschrikt. Het laatste wat ik nu nodig heb, is een juf die me om de haverklap komt controleren.
‘Hou je vast, hè?’ roept ze me toe.
Alsof ik dat niet allang deed.
Met de gratie van een dronken pelikaan klim ik een trede hoger en stoot ik mijn hoofd bijna tegen een laaghangende balk. ‘O, perfect,’ mompel ik, terwijl ik mijn hoofd terugtrek en verder pruts met de verlichting.
‘Gaat het?’
Ja hoor, daar is ze weer. Mevrouw Bemoeial. Hoorde ik nu echt leedvermaak in haar stem?
Met een zucht en een halve glimlach probeer ik het snoer vast te maken. ‘Ach, kerst is pas compleet als iemand bijna zijn nek breekt voor de sfeer, toch?’
‘Jij bent echt geen steek veranderd,’ zegt Marloes met duidelijke ergernis.
Nou, dat is meteen onze enige overeenkomst.
‘Vind je het gek? Jij laat me hier als het sulletje van de dag op een trap kerstverlichting ophangen. Jezus.’
‘Jezus ligt hier, in de kribbe!’ roept het meisje dat als Maria is verkleed.
‘Dat klopt, Janneke,’ zegt Marloes met een plotselinge lieve juffentoon, een heel ander geluid dan ze tegen mij gebruikt. ‘Ik denk dat meester Jake een paar dingen door elkaar haalt.’
Meester Jake?
Het meisje zet een stap naar voren, maar struikelt bijna over haar lange, lichtblauwe jurk die over haar schoenen valt. ‘Van wie ben jij de papa?’
Ik moet me wel erg vergissen als ik Marloes niet zachtjes hoor gniffelen.
‘Van niemand. Ik speel vanavond gitaar. Drie liedjes, meer niet.’ Ik vuur mijn blik af op Marloes, die duidelijk geniet van dit gesprek. Ze haalt iets te nonchalant naar mijn zin haar schouders op.
‘Oom Bart speelt ook gitaar.’ Ondanks de witte sluier om haar gezicht zie ik de ogen van de kleine Maria glinsteren. ‘En Reno gaat op gitaarles.’
Het meisje praat verder over een zekere Reno, haar oudere broer, die ze op een veel hoger voetstuk plaatst dan waar ik nu op deze trap sta. Ondertussen worstel ik verder met de lichtjes.
Shit. Het zal een echt kerstwonder zijn als ik dit zonder botbreuken overleef.
Na wat voelt als uren van geworstel, gehannes en bijna-ongelukken, hangt de kerstverlichting eindelijk op zijn plek. Ik stap voorzichtig van de trap af. De lichtjes flonkeren vrolijk en speels, een bewijs van mijn doorzettingsvermogen.
Met een zelfvoldane glimlach draai ik me om naar Marloes, die met een verbaasde blik naar het knipperende spektakel staart. ‘Dat had je niet gedacht, hè?’ zeg ik, terwijl ik de trap terugzet op zijn plek.
Marloes trekt een wenkbrauw op, maar een klein glimlachje speelt om haar lippen. ‘Ik moet toegeven; het ziet er best goed uit, Jake.’
Ik voel mijn borst zwellen van trots. ‘Dank je. Ach, kerstverlichting ophangen is een kunst, en gelukkig ben ik een artiest,’ zeg ik met een knipoog en steek mijn handen diep in de zakken van mijn broek.
Marloes negeert mijn opmerking en werpt een vluchtige blik omhoog. ‘We hebben nog een hoop te doen. Kun jij de sneeuwvlokken aan het plafond hangen?’
‘Bedoel je die gedrochten die een uur in de wind naar lijm meuren?’ vraag ik, wijzend naar de tafel met de slapende kalkoen.
Marloes kruist opnieuw haar armen voor haar borst. Iets in haar ogen waarschuwt me dat ik mijn blik beter niet kan laten afdwalen. ‘Ik weet dat je belangrijkere dingen te doen hebt. Als ik niet zo wanhopig was om de kinderen – ondanks alle zieken – een fantastisch kerstfeest te geven, had ik je allang weggestuurd.’
Hoor ik nu een trilling in haar stem? Shit, nerveuze vrouwen. Daar kan ik slecht tegen, vooral als ze eruitzien zoals…
Net op het moment dat ik haar mijn excuses wil aanbieden voor mijn chagrijnige binnenkomst, gaat haar telefoon af. Het geluid van “Jingle Bells” vult de ruimte.
‘Hallo, met Marloes!’ antwoordt ze opeens weer vrolijk, haar ogen glinsterend van enthousiasme.
Korte stilte. Ik zie haar gezicht binnen een paar seconden veranderen van feestelijk rood naar angstaanjagend wit.
‘Och wat erg, ziek maar goed uit,’ stamelt ze, haar stem een octaaf hoger dan normaal, duidelijk in een poging haar oplopende paniek te verbergen. ‘Nee, geen probleem. Echt niet. Wij redden ons wel. Beterschap!’
Ik kijk naar haar en het kost me moeite een lach te onderdrukken. Ze ziet eruit alsof ze een spook heeft gezien, haar mond opent en sluit zonder geluid te maken, terwijl haar ogen zo groot zijn als kerstballen.
‘Monique, de hulpouder die de boodschappen voor het kerstdiner van mijn groep zou doen, heeft afgezegd,’ zegt ze uiteindelijk, haar telefoon als een reddingsboei tegen zich aangedrukt. ‘Ook ziek.’
Ik kan het niet laten een grapje te maken. ‘Nou, dan hoop ik maar dat je heel snel leert hoe je twaalf kalkoenen tegelijkertijd moet braden!’
Ze kijkt me aan, haar gezicht krijtwit, maar nu met een blik die duidelijk maakt dat ik mijn grapje misschien beter achterwege had kunnen laten.
‘Wat nu?’ vraagt ze, haar stem paniekerig. ‘We moeten straks samen met de hele school in de aula eten en iedere groep moet voor zichzelf eten meebrengen. Ik kan toch niet op het allerlaatste moment voor achtentwintig kinderen hapjes in elkaar flansen? Daar heb ik toch helemaal geen tijd meer voor? Jezus…’
‘Ligt in de kribbe,’ kan ik niet nalaten in te koppen. Ik leg een kalmerende hand op haar schouder. ‘Rustig maar, Loesje. We lossen dit wel op.’
Shit, waarom noem ik haar zo? Dat was vijftien jaar geleden en ze is bij lange na niet meer Loesje met die saaie vlechten.
‘Misschien kunnen we het eenvoudig houden. Waarom haal je niet gewoon wat kant-en-klare snacks uit de supermarkt?’ stel ik voor.
Haar gezicht verandert van bezorgd naar vastberaden. ‘Dat is het,’ zegt ze, haar stem nu veel zelfverzekerder. ‘Jake, jij gaat nu naar de supermarkt en haalt kant-en-klare snacks, chips, popcorn, mini-sandwiches, noem maar op. We hebben geen tijd om alles zelf te maken.’
Ik kijk haar strak aan. ‘Dat moet je maar zelf doen,’ antwoord ik resoluut. ‘Jij speelt niet de baas over mij.’
Marloes antwoordt niet, maar pakt snel een pinpas uit haar portemonnee en duwt deze in mijn hand. ‘Geen tijd om te discussiëren. Ga nu,’ zegt ze beslist.
Even later sta ik, met een mengeling van verbazing en frustratie, buiten de school met de pinpas.
Eén ding is duidelijk; ze is absoluut niet meer Loesje met de saaie vlechten.