Kerstbengels - Hoofdstuk 9
Karin de Graaff woont met man, hond, twee katten, vier konijnen en zes kippen in een dorpje in Salland. Datzelfde platteland duikt vaak op in haar romans. Zo vormt Salland het decor in Langs de lijn en in Korenveld, deel 1 van de vierdelige 'Liefdesstreken'-feelgoodserie. Andere delen: Waterspiegel (Friesland), Zeekant (Zeeland), Molenwiek (Noord-Holland). Eveneens bij Zomer & Keuning verschijnt oktober 2025 Verdwaald, waarin onder andere schapen en bordercollies een rol spelen... Karin is dol op kerst en romantiek. Niet vreemd dus dat ze ieder jaar een kerstverhaal schrijft dat ze als boekje naar familie en vrienden stuurt en als feuilleton op Facebook plaatst. Tien van deze kerstverhalen kun je lezen in de Z&K-bundel: Sneeuwvlokken en Rode Wijn.
Hoofdstuk 9 - Marloes
Kreunend masseer ik mijn slapen.
Waarom kan deze kerstviering niet normaal verlopen?
Dan loop ik naar alle collega’s die inmiddels rondom Gijs staan.
Tina’s stem klinkt hoog. ‘Luister allemaal, Ties en Janneke zijn kwijt. We moeten ze zo snel mogelijk vinden! Ik moet er niet aan denken dat…’ Ze stopt, kucht en herpakt zich. ‘Opgelet allemaal, zelf blijf ik hier met de hulpouders om overzicht te houden en ontvang ik meteen de ouders die naar de kerstmarkt komen. Shirley neemt de onderbouwleerlingen onder haar hoede. De rest van jullie controleert de school. Meester Cas kijkt in de bovenbouw, juf Wendy gaat naar de speelzaal, Gijs checkt…’
De rest van haar instructies dringen niet tot me door, omdat Jake naast me komt staan. Zo dichtbij dat ik zijn warmte voel.
Hij buigt zich naar me toe. ‘Wie missen er?’ fluistert hij in mijn oor.
Een rilling kruipt langs mijn hals.
‘Jozef en Maria,’ zeg ik snel, terwijl ik probeer te focussen op Tina.
‘Wie?’ Zijn adem kietelt mijn oorschelp.
Knipperend kijk ik opzij. Recht in zijn diepbruine ogen die omlijst zijn door lachrimpeltjes.
‘Je zegt dat we Jozef en Maria missen,’ zegt hij met die scheve grijns van hem.
Mijn wangen beginnen te gloeien. ‘Ik bedoel Ties en Janneke natuurlijk.’
‘Ja, Ties en Janneke.’ Tina’s hoge stem doorbreekt ons onderonsje of wat het dan ook is. ‘Jullie twee moeten nu echt gaan. Er is geen tijd te verliezen.’
‘Natuurlijk,’ stamel ik. Ik probeer tijd te winnen want ik heb geen idee waar Tina ons heen wil sturen. ‘We waren, nou ja, we…’ Mijn hoofd voelt alsof ik net een emmer glühwein naar binnen heb gegoten.
‘We overlegden over de slimste route naar de onderbouw,’ maakt Jake mijn gestuntel handig af. Blijkbaar heeft hij wél gehoord waar we heen moeten. ‘Om te voorkomen dat we Ties en Janneke misschien mislopen.’ Hij glimlacht charmant naar Tina en pakt mijn hand. Die simpele handeling veroorzaakt een stroomstoot richting mijn hart. Zo gaan we op een drafje de aula uit. Ik heb het gevoel alsof alle ouders en leerlingen ons met grote ogen nastaren.
Wat een kerstviering. Het ene drama na het andere. Zouden de kinderen er trauma’s aan overhouden? Ik vrees dat ik hier op school nooit meer iets mag organiseren.
Alle speelhoeken in mijn lokaal zijn leeg. Zelfs achter de kerstboom zit niemand verstopt. De kerstlampjes volgen een hysterisch ritme, synchroon knipperend met mijn hartslag.
Met een hand op mijn borst probeer ik mijn ademhaling rustig te krijgen. Komt het door dat stukje rennen?
Ik kijk naar Jake, die hurkt om onder de zandtafel te gluren waardoor zijn broek om zijn dijen spant. En zijn billen.
Concentreren, Marloes. Er zijn kinderen kwijt.
‘Misschien zitten ze in het materiaalhok?’ Mijn stem klinkt dunnetjes en ik schraap mijn keel. ‘Dat zit naast mijn lokaal. Ik kijk wel even.’ De stof van mijn jurk ruist om mijn benen terwijl ik er snel heen loop.
Even afstand nemen.
De vertrouwde geur van papier, verf, potloden en lijm omringt me zodra ik de deur open. De ruimte is leeg.
Fronsend tik ik op mijn lippen. Waar zijn Ties en Janneke toch naartoe gegaan? Wat is een logische plek?
‘In de toiletten is niemand.’ Jake duikt naast me op. ‘Hier zijn ze ook niet?’ Zijn ogen volgen mijn tikkende wijsvinger en blijven daar rusten.
Ik stop met tikken en slik.
Ook dat lijkt hij op te merken. Aan zijn keel te zien spiegelt hij zelfs het slikken. Mijn blik dwaalt af naar het kuiltje tussen zijn sleutelbeenderen dat zichtbaar is doordat het bovenste stukje van zijn zwarte overhemd openstaat.
Ineens registreer ik wat ik zie. Deze stoere man die altijd in T-shirts rondloopt heeft speciaal voor de kerstviering een overhemd aangetrokken.
Focus!
‘Zijn er meer van dit soort plekken?’ vraagt hij.
‘De technische ruimte hebben we al gehad, daar waren ze niet. Dan hadden we ze zeker gezien. De lerarenkamer misschien?’
‘Die controleert Gijs.’
Jake heeft echt opgelet!
Een paar tellen is het stil. Dan sperren we beiden onze ogen open. ‘Buiten!’ roepen we tegelijkertijd.
‘Daar is het opberghok van de onderbouw met al het buitenspeelgoed.’ Ik open de uitgang van de onderbouw en moet de deur goed vasthouden vanwege de wind aan deze kant van het gebouw.
Terwijl we naar buiten snellen, leg ik Jake uit dat dit hok eigenlijk op slot moet zitten. ‘Maar,’ hijg ik terwijl ik mijn rok optil om grotere stappen te kunnen zetten, ‘die deur sluit lastig omdat er zo’n ouderwets deurbeslag op zit. Een boerenklink, je weet wel, met zo’n hefboom. Dat ding moet al een tijdje vervangen worden. Bovendien klemt die deur enorm. Misschien zitten Ties en Janneke daar wel opgesloten.’ Abrupt klem ik mijn kiezen op elkaar.
‘Die rare klink herinner ik me,’ reageert Jake kalmpjes, alsof ik niet net als een malle liep te ratelen. ‘Dat ding zat er al op toen ik nog kleuter was.’
De deur van het opberghok is dicht maar zit niet op slot, zo blijkt als hij het scharnier met een flinke duw van zijn schouders forceert. Meteen gaan we naar binnen. Daar is het stikdonker. Dit onderbouwdeel van het schoolplein is niet zo goed verlicht als het hoofdgedeelte met alle kerstlichtjes bij de kerstmarkt.
‘Waar ben je?’ Zijn hand strijkt langs mijn bovenbeen.
Een tinteling kronkelt vanaf de plek waar hij mij aanraakt naar boven.
Jakes vingers strelen mijn dij. ‘Daar ben je.’ In zijn stem klinkt een lach.
Nog meer hitte kruipt langs mijn been omhoog.
‘Opgepast,’ zegt hij zacht.
O, ik doe niet anders.
Zijn hand verdwijnt en laat een leegte achter. Ik hoor een knippend geluid en meteen licht het vlammetje van de aansteker op. We kijken rond in het schemerige hok. Aan de ene kant staat het rek met scheppen, aan de andere kant ligt de stapel oude kleden waarmee de kleuters graag hutten bouwen. Ervoor staan allerlei speelkarren.
Mijn schouders zakken. ‘Hier zijn ze ook niet.’
Boven onze hoofden hoor ik boomtakken tegen het dak zwiepen. Een harde windvlaag jaagt gierend het hok in en blaast het vlammetje uit. Met een harde knal klapt de deur dicht. Als verstijfd hoor ik hoe de klink in het slot valt.
Vervolgens klinkt het knippen van de aansteker. Hoe Jake ook probeert, hij krijgt het ding niet meer aan.
‘Leeg,’ verzucht hij. ‘Vertel, waarom hebben we onze mobieltjes niet meegenomen?’
‘De jouwe heb je braaf weggelegd toen ik dat vroeg.’ Die van hem ligt naast de mijne. In de lade van mijn bureau.
‘Dan probeer ik het zonder licht.’ Jake rammelt zo te horen aan de deur. Na wat gemopper, gegrom en gebons vloekt hij. Hard. ‘Fuck! O, sorry,’ klinkt er meteen schuldbewust.
‘Nu mag dat.’ Mijn keel knijpt samen. ‘Dit is immers hopeloos. De hele kerstviering is hopeloos. Ik ben hopeloos.’ Het gevoel van falen valt als een koude, natte dweil over me heen. Rillend sla ik mijn armen over elkaar.
Even is het stil. Na wat geritsel staat Jake naast me. Ik zie weinig meer dan een vage schim, maar zijn warmte laat iets van de kilte verdwijnen. Dan ademt hij scherp in. ‘Jij bent niet hopeloos, Loesje.’ Hij lijkt te aarzelen, maar komt nog dichterbij. Even later glijden zijn handen langzaam vanaf mijn ellebogen omhoog.
En dat voelt zo fijn. Mijn knieën knikken. Enigszins wankel pak ik zijn bovenarmen vast waarbij mijn handpalmen de rondingen van zijn biceps voelen.
‘Echt, Marloes, je hebt het geweldig georganiseerd. Dat er een paar rare dingen gebeuren, is niet jouw schuld. Ik vind het juist tof hoe je steeds overal een oplossing voor vindt. Bewonderenswaardig.’ Dat laatste komt er een beetje schor uit.
Zijn handen zijn inmiddels aangekomen bij de halsuitsnijding van mijn jurk en verwarmen daar de blote huid. Duimen draaien kalmerend rondjes over mijn sleutelbenen. Ruwe huid tegen gladde huid. Eigenlijk weet ik niet precies wat mijn kippenvel veroorzaakt: de koude buitenlucht of zijn aanraking.
Een van zijn handen verplaatst zich naar mijn wang waar zijn vingers natte sporen registreren. ‘Huil je?’
Ik slik en zeg dapper: ‘Niet meer.’
‘Mooi zo.’ Met beide armen om me heen trekt hij me stevig tegen zich aan. Zijn vingers beginnen mijn rug te strelen.
Ik kan niet anders dan mijn oor tegen zijn borstkas leggen en snuif stiekem zijn frisse geur op. Die kalmeert me. Net als Jakes hartslag en aanraking.
Plotseling verandert er iets tussen ons. Alsof we tegelijk beseffen dat onze lichamen van top tot teen dicht tegen elkaar gedrukt staan. In de luttele millimeters lucht tussen ons in knettert het ineens als een malle.
Tergend langzaam glijden zijn vingers van mijn rug naar de welving van mijn billen. En verder, tot aan het begin van mijn dijen. Door de sensaties die dat veroorzaakt ontsnapt er een kreun aan mijn lippen.
Blijkbaar is dat het teken voor Jake om zijn mond tegen mijn slaap te drukken. ‘Moeten we niet om hulp roepen?’ Zijn adem kietelt mijn gezicht.
‘Dat zouden we kunnen doen.’ Onder mijn vingers voel ik sterke rugspieren.
Jakes lippen verkennen mijn wang. En mijn kaaklijn. ‘Zou iemand ons horen?’
‘Misschien,’ fluister ik.
Nu volgt zijn mond de omtrek van de mijne. ‘Misschien ook niet.’
Ik voel de woorden meer dan dat ik ze hoor.
De hele omgeving was al amper te zien, maar lijkt nu compleet te vervagen. Zelfs mijn zorgen over een al dan niet mislukte kerstviering gaan in rook op. Even blijven ze nog hangen bij Ties en Janneke, maar dan lijkt alles in mij zich te concentreren op mijn lippen. Maar nog meer op de zijne. Zo vlakbij.
Jake zoent mijn ene mondhoek. Het is een lief en teder kusje, amper een lichte aanraking. Via mijn lippen verplaatst zijn mond zich naar mijn andere mondhoek.
De spanning tussen ons is bijna ondraaglijk en ik kreun nogmaals. Harder ditmaal.
‘Wat is er, Loesje?’ vraagt hij onschuldig.
‘Plaag niet zo,’ brom ik.
‘Beter springen dan stapje voor stapje?’ Jake herhaalt mijn eigen woorden en onwillekeurig schiet ik in de lach.
Meteen komt hij in actie en drukt zijn mond stevig op de mijne. Daarbij schrapen zijn baardstoppels over de gevoelige huid van mijn lippen. Geen vlinderlichte strelingen meer voor Jake.
Als hij met zijn tong plagerig over het boogje van mijn bovenlip gaat, hap ik naar adem. Direct maakt hij er handig gebruik van. Zijn tong glipt mijn mond in. Terwijl zijn vingers zich over mijn billen spreiden, drukt hij zijn onderlichaam nog dichter tegen me aan.
Ik voel hem. Tegen dat ene kleine plekje waarin alles zich lijkt samen te ballen.
Ik kan het niet laten om met mijn heupen te draaien.
‘Plaag niet zo.’ Zacht bijt hij in mijn onderlip.
‘Beter springen dan stapje voor…’ Verder kom ik niet, want met een grom neemt hij opnieuw bezit van mijn mond. Jake verslindt me. Of verslind ik hem? We gaan zo in elkaar op dat ik niet precies weet wie welke actie in gang zet.
Zijn overhemd trek ik uit zijn spijkerbroek. Ik wil nu zijn blote huid voelen. Jake sjort mijn jurk omhoog. Plotseling voel ik eeltige handen de gevoelige huid aan de binnenkant van mijn dijen strelen. Ondertussen laten onze lippen elkaar niet los. We lokken en verleiden elkaar.
Met mijn vingers probeer ik onder zijn broekband te komen. Tot mijn frustratie lukt dat niet. Daarom volg ik een andere tactiek en laat ik mijn handen naar de voorzijde gaan om zijn knoop en rits los te maken. Tijdens die beweging raak ik afgeleid doordat Jakes vingers onder mijn slipje glippen. Mijn adem stokt.
Een ondraaglijk hoge pieptoon doet ons uit elkaar springen. Daarbij stoot mijn knie gemeen tegen het stuur van een speelwagen.
Buiten klinkt Tina’s stem schel over het schoolplein. ‘Ties en Janneke zijn terecht.’ Opnieuw piept de microfoon. ‘Ik herhaal: Ties en Janneke zijn terecht. Ze waren bij Don in de fietsenstalling. Wil iedereen nu naar de kerstmarkt komen? Dan beginnen we met de muziekact.’ Het geluid wordt zachter. Blijkbaar houdt Tina de microfoon van zich af. Toch klinkt er nog duidelijk: ‘Waar zijn Marloes en Jake gebleven? Weet iemand dat?’
Gelukkig zijn de kinderen weer terecht, maar nu kan de zoektocht naar Jake en Marloes beginnen. Zullen ze snel gevonden worden? We lezen het morgen als het verhaal verder verteld wordt door Marjon Weerink.