Vraag 2: Nell/Brighton
Aan het begin van het boek bekijkt Nell haar tuin en bedenkt ze: "De wandeling naar mijn brievenbus aan het begin - of eind - van de lange oprit is al jaren een dagelijkse gewoonte. Soms loop ik twee keer per dag over dat natuurlijke pad, gewoon voor de frisse lucht, maar vooral om mezelf eraan te herinneren dat ik dat kan. Ik beschouw vrijheid nooit als iets vanzelfsprekend. Het grindpad overleefde het bijna niet toen wij hier kwamen wonen. Mijn kinderen wilden dat we het pad verhardden, zodat het makkelijker zou zijn voor hun fiets of scooter. Maar het idee van een betonnen of asfalt pad dat ons groene gazon zou scheiden van de grassen die wild en ongetemd aan de andere kant groeiden, stond me tegen. Die strook tussen het getemde en het wilde is me te dierbaar en te vertrouwd om afstand van te doen." (p. 8)
Wat zegt dit fragment over haar en komt dit ook uit de rest van de roman naar voren?