Vraag 5. Tegenstellingen
Vraag 5.a. Welke hoofdthema’s kun je onderscheiden? Hoe worden die uitgewerkt door de auteur?
Vraag 5.b. Diepgravertje. Een van de thema’s in het boek is de Vlaams-Franse tegenstelling. Je zou ‘Een ontgoocheling’ kunnen zien als een aanklacht tegen de verfransing van het onderwijs en het zaken doen in Vlaanderen voor de Eerste Wereldoorlog. Vlamingen delven steeds het onderspit. Op heel veel plekken in het boek kom je dat tegen:
- De hondenkar die Kareltje moet trekken die zwart, geel en rood geverfd is. Dat is de Belgische driekleur.
- De Keizer bestelt kolen bij Dubois, hoewel hij dat eigenlijk niet wil. De Vlaamse ‘burger’ valt ten prooi aan de francofone koopman. De kolen worden in de kelder van De Keizer gestort. Hij delft als het ware het onderspit. En moeder moet goed toekijken of ze worden verneukt in het gewicht van de kolen
- En dan is er natuurlijk nog de taal. Kareltje slaagt er maar niet in het Frans onder de knie te krijgen. Daarmee vervliegt zijn kans op een glorievolle toekomst.
Heb je ook voorbeelden in dit boek gevonden waar de tegenstelling tussen Vlamingen en Francofonen naar voren komen en waarin je kunt zien dat de Vlamingen eigenlijk geminacht worden?
Aan de Vlaming zat 'een luchtje' volgens Elsschot. Je moet in België Frans of Engels spreken om serieus genomen te worden. Dat probleem had hij niet in Nederland.
(foto afkomstig uit de aankondiging van een Elsschot-avond in Vlaams Cultuurhuis 'De Brakke Grond' in Amsterdam; 2015)