Eindverslag. Het Dwaallicht (1946) is onverminderd actueel
Goh, een lekker dun boekje voor een leesclub, een fleppertje om met Gigi te spreken. Zesenzeventig pagina’s tekst. Dat heb je zo gelezen. En dan de toelichting nog even doornemen, makkelijk zat. Zo eenvoudig was het allemaal niet natuurlijk. Schijn bedriegt. De ervaren Elsschot-leesclubdeelnemers wisten wel dat er diep gegraven zou worden. Gelukkig waren degenen die voor het eerst Elsschot zouden gaan lezen na een korte schrikreactie snel bij de les en draaiden ze volledig, enthousiast en inhoudelijk to the point mee. Dat is een enorme prestatie als je je bedenkt dat het merendeel van de leesclub al de nodige Elsschotbagage heeft. Naast de veertien deelnemers die een prachtige uitgave van uitgeverij Polis toegezonden kregen (een pluim voor deze uitgeverij die Elsschot met haar uitgaven opnieuw in de belangstelling heeft gezet) meldden zich ook zeven deelnemers die met een eigen exemplaar mee zouden gaan doen. Guido Goedgezelschap, Nathalie B en Tea (oude rotten in het Elsschot-lezen) waren de enige drie die ook de eindstreep haalden en met hun bijdragen veel elan in de leesclub inbrachten.
De vragen waren vaak pittig, soms dreef het iemand tot lichte wanhoop. Maar dan is er altijd de steun van de medelezers. Er werd ook gesteld dat het soms allemaal wat ver gezocht was. Maar bedenk dat achter de taal van Elsschot gaat een hele wereld schuil gaat. Het was voor mij als coördinator ongelofelijk fijn dat jullie zo goed deze verborgen wereld van Laarmans, de drie Afghanen, Maria van Dam én die van Elsschot met elkaar behoorlijk hebben ontrafeld.
Het verhaal
De roman is gepubliceerd in 1946, maar speelt op een novemberavond in 1938. Dat konden we perfect herleiden uit de tekst. Het verhaal lijkt zo eenvoudig. Frans Laarmans, die wordt beschouwd als alter-ego van Elsschot c.q. Alfons de Ridder ontmoet drie Afghaanse zeelui (‘zwartjes’, ‘rijstkakkers’, ‘koelies’; gelukkig is de tekst niet bijgesteld. In onze tijd zouden deze woorden tot zware discussie leiden) die met hun schip in de Antwerpse haven aangemeerd zijn. Ze zijn op zoek naar een zakkennaaister, Maria Van Dam. Haar hebben ze eerder die dag gezien en ze waren van haar onder de indruk. Ze hebben het adres, Kloosterstraat 15. Laarmans besluit hen te helpen. Maar op het adres woont geen Maria Van Dam. Er ontstaat een zoektocht waarbij Laarmans de zeelieden als een gids door de stad leidt. Nergens is Maria te vinden. Ze hebben het net voor ze afscheid van elkaar nemen wel over wat hen ten diepste beweegt: hoe ze over de mens, het geloof en het leven denken.
Tea Guido Paula Natalie Atse Pollie
Helena doorzag de wereld van Elsschot meteen. Het Dwaallicht vond ze een prachtig gekozen titel, omdat die voor meerdere uitleg vatbaar is. Dwalen zij niet allemaal? Is het Laarmans, Elsschot, Ali (de leider van de Afghanen) of Maria van Dam. Ze wil dat het een mysterie blijft.
Atse had twee verklaringen voor de titel: Laarmans is het licht die de ‘zwartjes’ leidt door een nachtelijk Antwerpen. Dieper doordenkend wordt volgens hem het leiden lijden omdat ze Maria niet kunnen vinden. Daar voegt Martijn aan toe dat het ook gaat om de weg te zoeken in het doel van het leven, het zoeken naar God, religie etc. Kris geeft aan dat het vinden van Maria een lichtpunt voor Laarmans zou zijn. Hij zou een goede daad verrichten. Maar tegelijkertijd is er voor hem het gevaar te gaan dwalen en af te wijken van het pad der deugden de weg die tot zijn inkeer zou moeten leiden. Els B noemt het dwaallicht een verlokking die Laarmans van zijn (niet heel enthousiaste) voornemen om direct naar huis te gaan afhoudt. Maria wordt niet gevonden, net zoals een dwaallichtje dat je ook laat dwalen. Rita suggereert dat het gaat over ‘dwalen’ en ‘licht’; dwalen door Antwerpen op zoek naar het licht dat Maria Van Dam heet. Guido vraagt zich af of Maria wel gevonden wil worden. Misschien was ze wel getrouwd (gekooid, een verwijzing naar de winkel met vogelkooien), moest zij na het werk onmiddellijk terug naar haar echtgenoot. Zomaar een nieuwe theorie die oppopte, zoals zo vaak in deze leesclub.
Driekoningen?
De leesclub startte in de ‘donkere dagen’ voor Kerstmis en het was dan ook logisch dat de religieuze duiding van de roman aan de orde kwam. Was Laarmans de ster die de drie Afghanen met hun geschenken, een verwijzing naar de drie koningen, naar Maria moest brengen? Daar werd stevig over gediscussieerd. Gigi vond de mooie vriendschap die tussen hen ontstaat mooi bij de kerstgedachte passen. Voor Atse was het duidelijk dat de drie Afghanen een verwijzing waren naar de drie koningen waar waarbij Laarmans hun ster zou zijn. In het Bijbelse verhaal zou de ster hen leiden naar de stal waar Maria, Jozef en kind Jezus op hen wachten. De ster (Laarmans) heeft een poging gedaan hen te leiden naar Maria van Dam maar bleek onvindbaar. Marjolein ziet in het verhaal een kerstboodschap: openstaan voor elkaar (en voor een ander geloof) en verdraagzaamheid. “Je zou Laarmans kunnen zien als Jezus, die mensen die buitengesloten zijn helpt.” Tea constateert terecht dat ‘het aangekondigde’ niet gevonden wordt. Omdat het zondig is? Paula ziet in het meisje dat in het hotel het kind de borst geeft een verwijzing naar Maria met haar kind in de herberg uit het kerstverhaal. Helena heeft heel precies gelezen. De wijzen uit het oosten gingen in hun tijd op bezoek bij koning Herodes om te vragen waar ze de Koning (Jezus) konden vinden, de drie Afghanen belanden ook bij de lokale autoriteiten (de politie) om hun Maria te vinden. Jozef en Maria waren i.v.m. een volkstelling naar Bethlehem gegaan, op het politiebureau in Antwerpen blijkt ‘toevallig’ (‘want dat ding krijgen wij maar eens in de vier jaar’) de kiezerslijst van de wijk te liggen. De wijzen nemen wierook, mirre en goud mee, de drie Afghanen hebben geurige bloemen, sigaren en een pot gember. Verwijzingen te over naar het Kerstevangelie. Bart, tot slot, kijkt er op een andere manier naar: “Een Kerstverhaal is Het Dwaallicht volgens mij niet. Daarvoor is het boek te genuanceerd en bevat het veel meer elementen dan enkel het religieuze. De schrijver haalt wel Bijbelse taferelen aan en kent de Bijbel grondig”. Els B is het daar mee eens en denkt dat Laarmans misschien op zoek is naar iets van zingeving, wat hij kennelijk thuis niet vond. Hij zoekt misschien wel verlossing van een liefdeloos huwelijk. Deze vraag leidt er in ieder geval toe dat deelnemers secundaire literatuur gaan raadplegen. En dat gebeurt meer in deze leesclub. Het geeft verdieping.
Marieke Martijn Hugo Helena Marjolein Gigi
Antwerpen
De stad Antwerpen speelt een prominente rol in Het Dwaallicht. Hoewel het boek zich afspeelt in 1938 zijn er toch tal van aanknopingspunten dat Elsschot ook de oorlogsjaren in de roman verwerkt heeft. Hij spreekt bijvoorbeeld over ‘Herrenvolk’, een verwijzing naar de nazi’s. Guido, de man die gespitst is op het detail komt met een lijst aan voorbeelden die deze gedachte onderschrijft. Het levert hem veel complimenten op. Er wordt gesproken over de bombardementen, de V1- en V2-bommen/raketten, op Antwerpen. Dat raakt Hugo en hij komt met een verhaal over wat zijn ouders hebben verteld over die bombardementen. Hij vertelt dat zijn vader zelfs zo’n aanslag heeft overleefd. Het geeft een heel andere lading aan deze leesclub.
Af en toe kon uw coördinator het ook niet laten zijn eigen vragen te beantwoorden. “De stad lijkt wel uitgestorven. Je zou verwachten dat het druk was in een havenstad als Antwerpen. Het is een en al somberheid. Dat heeft Elsschot meesterlijk neergezet in de eerste zin met de motregen die zelfs de dappersten van de straat veegt. Het is donker, het is allerminst prettig om in de stad te zijn. Er staat ook te lezen ‘uit de oude riolen stijgt een walm op waar ik wee van word’. Volgens mij is Antwerpen eigenlijk een metafoor voor de gemoedstoestand waarin Elsschot verkeerd. Hij is immers op weg naar 'huis.'
Dualiteit
We stonden stil bij de hoofdpersonages en constateerden dat er sprake was van dualiteit bij hen. Marieke verwoordde dat mooi. Volgens haar voert Laarmans een innerlijke strijd. Hij zou voor het eerst sinds lange tijd gewoon naar huis gaan, maar grijpt de eerste de beste kans om toch weer weg te kunnen gaan. De Afghanen proberen zich aan te passen aan de voor hen vreemde cultuur. En Maria blijft onbereikbaar en misschien is het verlangen naar wel mooier… WillvanSebille ontdekt een zekere geilheid in zijn zoektocht. Hij moet daar tegen vechten. Ze vindt hem niet al te sociaal ten opzichte van zijn gezin. “Je vergeeft hem dat; hij heeft een melancholie over zich en iets van een ‘heer’”. Natalie: “Ali heeft naar mijn gevoel niet echt vertrouwen in de oprechte bedoelingen van Laarmans. Maar dat verandert als Laarmans opkomt voor Ali tijdens het voorval in het politiebureau (blz. 53): “En als hij (Ali) het blijkbaar over mijn (Laarmans) houding heeft, kijken zij bewonderend in mijn richting….”
WillVanSebille Els B Bart Kris Nathalie Rita
Plotwending
Zoals Helena opmerkte is in het hoofdstuk dat zich in Hotel Carlton afspeelt een plotwending te zien. Atse: “In dit hoofdstuk bevragen de Afghanen en Laarmans elkaar. Door te vragen te stellen, te luisteren en doorvragen leren ze elkaars cultuur en geloof beter kennen. Je merkt van beiden kanten een soort van waardering/ respect voor elkaars normen en waarden”. Gigi wordt getroffen door de openheid van de kant van Laarmans en de Afghanen: “Het willen weten hoe de ander denkt, voelt en gelooft. Niet veroordelend of elkaar beïnvloedend. Niet proberen de ander te overtuigen. Enkel openheid en interesse.” Nathalie: “Die broederlijkheid en dat respect zijn volgens mij dé boodschap van dit boek.” Pollie vult daarop aan: “Mensen moeten open staan voor elkaar ook al verschillen zij in afkomst, ras, geloof. Vandaar dat (Laarmans) ook het communisme aanhaalt; ongeacht je afkomst voor iedereen een gelijke behandeling”.
Tea trok de discussie nog wat breder: “Laarmans is een goed luisteraar en stelt vragen. Meestal is dat een goede manier van communiceren, met vragen stellen toon je aan dat je belangstelling toont voor anderen. Ik zie ineens een verwijzing naar Socrates, die al lopend en vragenstellend de ander uitdaagt om een standpunt in te nemen of te herzien. Ook het feit dat Laarmans zelf ook zoekende is speelt hierin een rol. Was het niet zo dat een oude wijsheid luidt: ‘ Ik weet slechts één ding, dat ik niets weet’ (citaat Socrates).”
We discussieerden over wat de kern van het boek is. Helena: “Waar het eerst vooral ging over de zoektocht naar Maria worden nu pas goed de onderlinge verschillen tussen Laarmans en zijn reisgenoten zichtbaar. In een openhartige en luchtige dialoog passeren allerlei culturele en godsdienstige gebruiken de revue. Laarmans laat zich volgens mij in dit gedeelte kennen als een zoekend mens, die zelf ook geen antwoorden heeft op een aantal grote levensvragen, maar die wel welwillend en belangstellend is naar hoe er vanuit andere culturen naar die vragen gekeken wordt”. Maar ook het communisme en politiek komen naar voren. Laarmans neemt geen stelling, luistert, ‘bemiddelt’.
De roman gaat eigenlijk over een dubbele zoektocht. Aan de ene kant de letterlijke zoektocht naar Maria Van Dam, die nooit gevonden wordt. Anderzijds een zoektocht naar reiniging /berouw/inkeer, een soort algemene zoektocht naar zingeving. Kris: “Voor mij is de zoektocht naar Maria ook het streven naar het goede, naar de deugd, naar de verlossing. Maria (ook de bijbelse) is hiervan het symbool. Laarmans probeert in zijn 'zondige' leven het ‘pad der deugd te bewandelen. Maar dat is niet eenvoudig: het is donker, hij dwaalt af, hij is de weg kwijt, en het is moeilijk (onmogelijk) om zijn doel te bereiken. Volgens Martijn is Laarmans zoekend naar de juiste manier van leven en de ‘juiste’ religie. Hij denkt dat de zoektocht naar de waarde en het doel van het leven de kern van het boek is.
Guido: beet zich helemaal vast in deze vraag. Volgens hem zoekt Laarmans naar de waarheid en citeert een zin uit het boek (zoals vele anderen) die over het denkbeeld van Laarmans over het geloof gaat: “Aan ophelderen valt niet te denken, want zij staan voor dezelfde muur waar ik reeds een halve eeuw langsloop zonder een deur te vinden en ik zit dan ook met onze mensgod lelijk in de war tegenover de abstracte eenheid van hun Allah.” Hij reageert op het woord ‘passie’ en ‘kruistocht’ en denkt dat Elsschot Laarmans een soort kruisweg laat afleggen, een boetetocht voor zijn ‘uithuizigheid’, een Dwaallichttocht langs allerlei staties.
WillvanSebille plaatste het boek in zijn tijd. “Wat mij erg opgevallen is, is de meedogendheid en openheid waarin Laarmans/Elsschot de situatie benadert, zeker als je die plaatst in de context van de tijd waarin het geschreven is, 1946, die toch meer kenmerken van terugkomende intolerantie, racisme en burgerlijkheid was dan in gesprek gaan met iemand van een andere kleur en ander geloof, en dan echt in gesprek dus, niet proberen de ander te overtuigen van zijn ongelijk maar zoeken, steeds maar zoeken naar zingeving”. Bart vult daarop aan dat Elsschot het boek laat spelen in een periode dat Europa onder druk staat van het oprukkende fascisme. Misschien heeft Elsschot tegengas willen ventileren tegen de toen heersende moraal van racisme en fascisme.
Humor
Elsschot is de man die geen woord teveel gebruikt en humor in zijn werk is nooit ver weg. In de leesclub hebben we ons vermaakt met karakteristieke beschrijvingen en mooie zinnen. Op iedere pagina prijkt wel een juweeltje. Tea merkte op dat er nogal wat dieren in de metaforen voorkomen, zoals ‘uit zijn aangezicht spreekt al de oprechtheid van een paard. En het is natuurlijk niet verwonderlijk dat ook heel wat termen verwijzen naar de scheepvaart. Zo maar wat mooie voorbeelden. Een baby is ‘een wurmpje voor wie de poort des levens zopas ontsloten werd’; ‘de vrouw blinkt alsof ze pas geboend is’; ‘als een zware schuit stevent hij langzaam op ons af en als hij voor anker gaat, vraagt hij met een hoofdbeweging wat er aan de hand is’; ‘hij heeft de etalage immers aangegaapt alsof het de Niagara was’; over Ali in het politiebureau : 'het is alsof hij een helm draagt, zo glanst zijn ravenzwart haar onder de booglamp'; ‘het meisje is lediggezogen, de borsten slordig opgeborgen, zodat de blanke huid ons door de blouse tegenschittert‘; ‘maar ik ben nu eenmaal ingescheept en moet varen tot wij stranden op een klip’; ‘met Ali’s replieken (de twee andere Afghanen die Ali steeds volgen) opnieuw in ons kielzog’; de vrouw in de krantenwinkel: ‘de stalagmiet met die hangende snijtand die niet vallen wil’. En dan is er natuurlijk die schitterende openingszin: ‘Een ellendige novemberavond, met een motregen die de dappersten van de straat veegt’.
Actualiteit
Er waren nog tal van andere zaken waar we ons over bogen, zoals de betekenis van de vogelkooien. We stonden ook stil bij het slot, waar Laarmans de harp aan de wilgen hangt. Dat leidde tot allerlei interpretaties als het einde van het schrijverschap van Elsschot (hoewel dat niet klopt, want na 1946 heeft hij nog wel geschreven, maar geen romans meer uitgebracht). Nathalie denkt dat Laarmans/Elsschot voor eigen huis en haard kiest in plaats van verder op zoek te gaan naar… En men moet streven naar verdraagzaamheid en respect. Hij is tot inkeer gekomen. Marieke is het daar mee eens: “Hij kiest voor zijn gezin. Al laat hij wel nog een optie op ‘wat Maria en Fatma betreft, is de wil des Heren ondoorgrondelijk.”
Hugo legt directe verbindingen met het nu. Hij stipt de bedenkingen bij en de verschillen tussen godsdiensten die al jaren in het nieuws zijn aan en soms bron van oorlogen zijn. Het thema van de immigratie in Europa is onverminderd actueel.
Het boek heeft sinds 1946 nog niets aan actualiteit ingeboet. Marjolein: Dit boek is zeker nog actueel, zeker waar het gaat om begrip voor elkaars standpunten en elkaars afkomst. In het boek zit geen oordeel, wat het actueel houdt. Pollie: “Veel thema’s spelen nog steeds die nog steeds spelen. Laarmans was eigenlijk een voorloper van het aanmoedigen van een multiculturele samenleving. In zijn tijd werd er nog zeer denigrerend over (gekleurde) buitenlanders gepraat en baarden zij opzien en dat leek Laarmans niet te snappen. Tegenwoordig leeft (zeker in de grotere steden) alles door elkaar en niemand kijkt er van op(hoewel dat ook spanningen blijft opleveren)”.
De kapstok van dit verhaal blijft recht overeind.” Maar terecht merkt Kris op dat het boek ook een open einde kan zijn. Dat geeft stof tot nadenken.
Wat een rijk boek is ‘Het Dwaallicht.’ Fijn dat jullie allemaal meedwaalden op zoek naar het licht.
Jan Stoel, leesclubcoördinator