Eindverslag Leesclub 'Kaas'
Dit was wel een heel lekker bolletje ‘Kaas’
Dit was de vijfde leesclub bij Hebban over werk van Willem Elsschot. Uitgeverij Polis heeft dit werk opnieuw uitgebracht om vooral ook nieuwe lezers te interesseren in het werk van deze auteur. Na ‘Tankschip,’ ‘Pensioen,’ ‘Een ontgoocheling’, ‘De Verlossing’ was nu ‘Kaas’ aan de beurt. En dat hebben de deelnemers aan deze club geweten. Er werd diep, volgens sommigen te diep, ingegaan op het boek. Toch kon iedereen het boek lezen op ‘de diepte’ die men verkoos. Naast de vragen die min of meer gerelateerd zijn aan de standaardvragen werd een nieuw fenomeen ingebracht: het diepgravertje. Spek voor het bekkie voor de echte die-hards waarvoor literatuur niet diep genoeg kan gaan. Daarnaast waren er ook de extraatjes, onder meer over de moeder van Elsschot die zo prominent in het boek naar voren komt, of beelden uit de tijd dat Elsschot in Rotterdam woonde. We zagen een stukje van de film ‘Kaas’, die in 1999 verfilmd werd door Orlow Seunke en heel mooi de sfeer van het boek treft en genoten van Bart van Loo die Elsschot enthousiast in het Franse taalgebied introduceerde. Het Edammer-kaasbolletje dat Frans Laarmans maar niet kon verkopen lieten de deelnemers aan deze leesclub zich wel goed smaken. Het was smullen. Heeft Elsschot dat voorzien in 1933? Ik denk het niet, maar wij hebben ervaren dat goede ‘Kaas’ moet rijpen.
De Elsschot-uitgaven van Polis zijn om door een ringetje te halen. Het nawoord van Peter Vandermeersch, gevolgd door een aantal verklarende aantekeningen maken de uitgave compleet. Toch ontdekten we een foutje op de achterflap. Daar staat dat Laarmans zich door ‘de gehaaide patser Boorman laat overhalen om vertegenwoordiger in kaas te worden’, maar men bedoelt natuurlijk patser Van Schoonbeke. Aandachtspuntje voor de volgende druk!
Gigi Guido Goedgezelschap Tea Marielle Nancy
Achtergrond
‘Kaas’ (1933) is de roman die Willem Elsschot succes bracht. De roman wordt geroemd en behoort tot de klassiekers in de Nederlandstalige literatuur. In 1924 was ‘Lijmen’ verschenen. Dat boek had niet het door Elsschot verwachte succes, hoewel het niet slecht verkocht. Het bleef bijna tien jaar stil. Elsschot schrijft ‘Kaas’ in de crisisjaren, die in 1930 in België uitbrak en duurde tot 1935. Elsschot begon in zijn eigen Antwerpse woning juist in die tijd een eigen bedrijf en hij heeft veel succes met de ‘Almanak der Kroostrijke Gezinnen.’ Alfons de Ridder, de echte naam van Elsschot, was een geslepen zakenman. Hij heeft dus eigenlijk een eenmanszaak en slaagt er in duizenden almanakken te verkopen. Zoals altijd in zijn werk put Elsschot uit zijn eigen leven, maar weet het anekdotische te ontstijgen. Gebeurtenissen die chronologisch ver uiteen liggen brengt hij bij elkaar. Zo brengt hij bijvoorbeeld in de openingsscene van het de dood van ‘zijn’ moeder in (zij is in 1926 gestorven) en verwerkt hij ook zijn verleden uit Rotterdam waar hij woonde van 1907 tot 1911 en werkte op de Schiedamse scheepswerf Gusto. Rotterdam en Antwerpen, Nederland en Vlaanderen worden in deze roman met elkaar verbonden.
Inhoud
De moeder van Frans Laarmans overlijdt en op haar begrafenis introduceert zijn broer Karel (die huisarts) is hem bij Van Schoonbeke, een zakenman. Van Schoonbeke biedt hem een baan aan als vertegenwoordiger van een Nederlands bedrijf dat ik kaas handelt. Natuurlijk biedt Van Schoonbeke hem die baan niet zomaar aan. Laarmans meldt zich ziek en gaat in zaken, houdt zich enorm bezig met de organisatie van zijn bedrijf maar niet met de verkoop van de kaasbollen. Hij is niet voor de handel weggelegd en keert uiteindelijk terug in de veiligheid van zijn gezin en is weer tevreden dat hij weer zijn oude baan kan oppikken: klerk op de scheepswerf.
Laura Dolinda Rita Leyman Roosje Aard Evert
Werkelijkheid?
Over de verdraaiing van de werkelijkheid hadden we het uitgebreid. Is het leugenachtigheid of juist slimheid? Zo schrijft huisarts Karel Laarmans voor zijn broer een vals doktersattest uit om hem ziek te melden, worden de invoerrechten niet voor volvette maar voor halvette kaas betaald. Rita Leyman noemt het leugentjes die Laarmans gebruikt om zichzelf te redden, maar daardoor zichzelf ook bedriegt. Tea ontdekt dat Frans Laarmans ineens ‘groothandelaar in voedingswaren’ is geworden in plaats van in kaas. Dat klinkt beter. Guido Goedgezelschap noemt ‘Kaas’ één grote verdraaiing van de werkelijkheid net zoals dat andere boek van Elsschot ‘Een ontgoocheling’ één grote ontgoocheling is. “Laarmans verschuilt zich achter de leugen om de waarheid niet te hoeven zien,” zegt Nancy. Roosje noemt Laarmans een sulletje die zonder vragen en zijn contract te lezen tekent voor zijn eigen ondergang. Hij vroeg er dus eigenlijk om beduveld te worden. Inge Drewes concludeert dat het hele boek gaat over de schijn ophouden, de werkelijkheid mooier maken dan het is. De rol van de echtgenote van Frans is opvallend. Juul: “Frans laat zich in het hele boek laatdunkend uit over zijn vrouw, maar aan het einde zoekt hij juist bij haar troost en geborgenheid.”
De diepgravers hielden zich bezig met de vraag of Elsschot echt in twee weken tijd die boek heeft geschreven. En is de inleiding, die nog steeds overal geroemd wordt en uitspraken doet over de manier waarop een boek geschreven moet worden een reclametrucje? En wat is de rol van Greshoff aan wie het boek opgedragen lijkt te zijn? Sandra denkt dat het gedicht voor Jan Greshoff een soort van dankbetuiging is voor het feit dat hij Elsschot uit de schrijfimpasse heeft gehaald. Vanuit het tijdschrift Forum (waarvan Greshoff deel uitmaakte) werd gepoogd Elsschot te overtuigen nieuw werk te schrijven. Aard Evert vulde aan dat Greshoff een vurig pleitbezorger was van Elsschot in Nederland en ziet het gedicht als een bedankje. “Maar het zou ook zo maar eens kunnen zijn dat het goede propaganda was. Greshoff was immers een geziene literator in Nederland. Hilde H, onder andere, denkt dat het boek nooit in 14 dagen geschreven kan zijn. Ze ontdekte dat hoofdstuk 15 over de démarche naar Brussel met de beroepsvereniging van de kaashandelaars pas in 1941, dus 8 jaar na de eerste publicatie, is toegevoegd.
Juul Sandra Hilde H Paula van Mourik Louiseeb
De betekenis van één woord
In de leesclub ontdekten we dat Elsschot een meester is in taalgebruik. Achter één woord kan een hele wereld schuil gaan. Aard Evert brak de discussie open en gebruikte daarvoor het vierde woord uit de roman voor, het woordje ‘je’. In de eerste zin staat ‘Eindelijk schrijf ik je weer (…)’ Dat ene woordje ‘je’ kan van alles betekenen. Aan wie wordt geschreven? Schrijft hij aan zijn moeder die aan het begin van het verhaal sterft en van wie hij aan het eind het graf zoekt? Of is het gericht aan Jan Greshoff aan wie ook de opdracht in versvorm is geschreven. Hij denkt dat ‘je’ Greshoff is aan wie het boek is opgedragen. Gigi denkt dat Elsschot zich tot de lezer richt. Paula denkt dat hij zich in ieder geval tot iemand richt die hij goed kent. In hoofdstuk 4 zegt Laarmans immers: “Je weet dat ik naar de vijftig loop.” Marielle ziet het boek als een soort lange brief aan de lezer. Hilde H heeft er de graphic novel van Dick Matena bijgepakt. Daar vindt Greshoff in zijn brievenbus een brief van Elsscjot en begint die te lezen: Greshoff leest, stopt af en toe een pijpje en leest verder. Maar zou Elsschot zich ook tot zijn moeder hebben kunnen richten. Paula constateert dat het verhaal begint met de dood van zijn moeder. Laarmans vindt dat belangrijk om te melden. Laarmans denkt steeds terug aan zijn moeder. Kortom verwarring? Maar is dat misschien niet precies wat Elsschot wil: geen stelling nemen, maar dingen open laten?
Laarmans komt er achter dat hij beter klerk had kunnen blijven en dat het ondernemerschap niet bij hem past. Guido Goedgezelschap noemt hem naïef en goedgelovig, laat zich makkelijk ompraten. Je merkt het al aan zijn start als kaashandelaar: de inrichting van zijn kantoor is belangrijker dan de verkoop van de kaasbollen. Guido stipt nog meer thema’s aan: het klasseverschil (een fenomeen van alle tijden), de veiligheid van het gezin, waar Frans op terug kan vallen als alles mislukt is. Tea noemt het verlangen naar meer aanzien het grote thema in het boek. Laarmans stapt er blind in, tragisch. Sandra stelt dat de dood van zijn moeder Laarmans bij zijn positieven brengt, Hij heeft zijn eigen gezin nodig om zelf te zijn wie hij is, met al zijn zwakheden. Ze hebben elkaar nodig om het dagelijks lief en leed het hoofd te bieden. Roosje noemt als thema ‘de zoektocht naar je zelf’ en Inge Drewes ziet als thema: het waarderen van het goede in je leven, terwijl mislukking het hoofdthema is voor Nancy.
Diepgraven
Er werd steeds dieper op het boek ingegaan. Het Faust- en Pygmalionmotief kwamen naar voren, we hadden het over dat het boek ingedeeld zou kunnen zijn volgens de Griekse tragedies. We hadden het over de tijd waarin het boek speelde en hoe de maatschappij er toen uitzag. We vonden het opvallend dat juist in de tijd dat het in Antwerpen wat beter ging, het met Laarmans dus verkeerd afliep. We hadden het over hoe Alfons de Ridder, zoals Willem Elsschot, eigenlijk heette, speelde met martiale termen die naar zijn naam verwezen: hij ‘officieerde de kaas’, ‘een eskadron van Camemberts’, ‘bij hun aankomst moet alles in slagorde staan’ , ‘kaas marcheert altijd’. Het ging soms heel ver. Dat leidde er toe dat een aantal deelnemers afhaakte. Met literatuur bezig zijn is ook soms doorbijten. Je zag dat er in de leesclub veel begrip voor elkaar was. Het mooiste voorbeeld was wel Marielle die zo bemoedigd werd dat ze weer voluit mee ging doen. Top Mariëlle en top voor degenen die haar hebben ondersteund.
Inge Drewes Jan Stoel
Smullen van taal
Maar waar iedereen vooral van genoten heeft is het taalgebruik van Elsschot, de ironie, de prachtige metaforen, de altijd aanwezige humor, de wijze waarop Elsschot met een minimum aan woorden maximale zeggingskracht weet te realiseren: “Het inrichten van zijn kantoor is voor een man van zaken wat het gereedmaken van de luiermand voor een aanstaande moeder is.”
En Laarmans houdt niet van kaas. Als hij voor een kaaswinkel staat beschrijft Elsschot het als volgt: “Uit de winkel kwam een ademtocht van verrotting, die echter verminderde toen ik er een tijdlang stond. Ik wilde niet wijken voor die stank en zou pas weggaan als ik zelf vond dat het tijd werd. Een man van zaken moet gehard zijn als een poolreiziger. “Stinkt maar op!” zei ik uitdagend. Het boek eindigt prachtig: “Thuis wordt nooit meer over kaas gesproken. (….) Wat mijn vrouw betreft, die zorgt ervoor dat geen kaas meer op tafel komt. Pas maanden later heeft zij mij een Petit Suisse voorgezet, van die witte, platte kaas, die niet méer op Edammer gelijkt dan een vlinder op een slang.”
Heeft de kaas gesmaakt?
In deze leesclub is de ‘Kaas’ in ieder geval tot volle rijping gekomen. Laura concludeerde: “Ik had niet eerder een boek van Elsschot gelezen en had dan ook geen bijzondere verwachtingen bij dit boek. Wel bevatte het boek meer humor en was het gemakkelijker leesbaar en lichter dan verwacht. Ik vermoed dat ik in de toekomst zeker nog weleens een boek van Elsschot zal lezen. Ik heb in ieder geval ‘Pensioen’ en ‘De Verlossing’ nog op mijn nog-te-lezen-lijst gezet.
Eindoordeel: 4,5 sterren!
Jan Stoel, leesclubcoördinator