Brengt Katarina Bivald ons opnieuw aan het lachen?
Katarina Bivald brak met haar debuut Läsarna i Broken Wheel rekommenderar (De boeken van Sara Lindqvist) in Zweden meteen door. Het boek werd bovendien vertaald in 23 landen en werd een internationale bestseller. Hoewel ik de personages nogal vlak vond en het einde voorspelbaar was, heb ik toch enorm genoten van deze roman. Het boek overstijgt namelijk het gros van de chick-lit door de humor waarmee het geschreven is en de massa’s verwijzingen naar andere boeken. De titel van haar tweede roman Livet, motorcyklar och andra omöjliga projekt maakte me opnieuw nieuwsgierig (vrij vertaald: Het leven, motors en andere onmogelijke projecten). Het boek werd nog niet vertaald, ik las het in het Zweeds.
Haar tweede boek kan je net als haar debuut onderbrengen in de categorie van grappige feelgood boeken. Deze keer volgen we Anette, een 38-jarige alleenstaande moeder die al haar hele leven in hetzelfde dorpje woont. Wanneer haar 19-jarige dochter het huis verlaat om te gaan studeren, weet Anette niet wat ze moet doen met zichzelf. Ze mist Emma vreselijk en komt tot de vaststelling dat ze haar hele leven rond haar dochter heeft opgebouwd. Behalve haar werk in de plaatselijke supermarkt en de avondjes uit met haar twee collega-vriendinnen heeft ze niets om handen. In een opwelling besluit ze haar leven spannender te maken en motorlessen te gaan volgen. Wanneer ze ook ingeschakeld wordt om het dorpsfeest mee te helpen organiseren, raakt haar leven in een stroomversnelling en is er van verveling absoluut geen sprake meer. Ze leert nieuwe kanten van zichzelf kennen en durft opnieuw te dromen.
Het verhaal is regelmatig overdreven, maar – zeker in de eerste helft – ook erg grappig. Zo heb ik bij de beschrijving van Anettes eerste les motorrijden hardop moeten lachen. Haar onzekerheden en mislukkingen worden zo aandoenlijk beschreven dat er een heerlijke combinatie van plaatsvervangende schaamte en empathie bij de lezer ontstaat. Bivald maakt het hoofdpersonage tegelijk stoer genoeg, waardoor je nooit echt medelijden met haar krijgt. Het verhaal glijdt dus niet af naar een pathetisch of dramatisch verhaal over een volwassen vrouw die haar weg opnieuw moet vinden.
Behalve de humor zijn de beschrijvingen van de verschillende moeder-dochterrelaties een sterkte van het boek. Anette wil de fouten van haar eigen moeder niet maken en zorgt er daarom voor dat haar dochter het centrum van haar leven wordt. Ze geniet er met volle teugen van, maar verliest tegelijk haar eigen dromen en toekomstplannen uit het oog. Met haar dementerende moeder is haar relatie het tegenovergestelde. Ze heeft als kind nooit warmte gevoeld en dat haar moeder haar nu niet meer herkend betekent amper een verschil met hun vroegere band. Wanneer haar moeder in haar verwarring toegeeft dat ze vroeger een minnaar heeft gehad, raakt Anette voor het eerst echt geïnteresseerd in het verleden van haar moeder.
Bivald is heel goed in het beschrijven van het alledaagse. De schrijfstijl is empathisch, maar toch met voldoende afstand om de ironische ondertoon geloofwaardig te houden. In de uitwerking van Anettes verliefdheid schiet ze echter wel regelmatig uit de bocht en overschaduwt het melodramatische de scherpte dat het hoofdpersonage eerder had. In het tweede deel wordt Anette een naïeve bakvis, waardoor het verhaal minder interessant wordt. Bovendien worden in de laatste honderd bladzijden plots verschillende nieuwe verhaallijnen opgestart, alsof de auteur nog snel een aantal thema’s wou behandelen. Die overdaad maakt het uiteindelijk moeilijk om mee te leven met Anette en staat de ontroering - die er aanvankelijk wel was - aan het einde van het boek in de weg.
Net als in haar debuut beschrijft Bivald de samenhang in een kleine gemeenschap waar mensen tegen wil en dank op elkaar aangewezen zijn. Hoewel het hoofdpersonage en de gebeurtenissen verschillend zijn, zijn er grote gelijkenissen tussen beide romans. Heb je genoten van het eerste boek, dan is dit ook iets voor jou.