De queeste van Alya en Hay van den Munckhof
De officiële presentatie van je eerste boek is iets speciaals. ‘Alya’ van Hay van den Munckhof (1949) is al een vijftal weken uit, is door veel bibliotheken aangekocht, wordt fiks uitgeleend, kent steevast goede recensies en ligt in heel wat boekhandels op een prominente plek. Bij Hebban loopt een leesclub over dit boek en de roman duikt in de social media vaak op. Voor een behoorlijke groep belangstellenden werd in de prachtige boekhandel Dekker v.d. Vegt in Nijmegen het boek ten doop gehouden. Niet door uitgever Arie Kok van uitgeverij Mozaïek, omdat hij op hetzelfde moment zijn roman ‘Zoete Zee’ in Spakenburg ten doop hield, maar door de auteur zelf.
Hay kun je een ‘laatbloeier’ noemen in schrijversland. In 2000 zette hij zijn eerste schreden op het schrijverspad. Zijn eerste succes was de opname van zijn verhaal in Lei, het cursistenblad van de LOI, waar hij de opleiding creatief schrijven volgde. Hij richtte zich vooral op het schrijven van fantasy-verhalen, die opgenomen werden in verhalenbundels. Onlangs verscheen in de bundel ‘Achterblijvers’ van Uitgeverij Godijn wederom een winnend fantasy-verhaal van zijn hand. Sinds 2015 schrijft hij ook historische verhalen en vaak wint hij prijzen met deze verhalen. Dat werd in 2016 door Uitgeverij Mozaïek opgepikt en het resultaat is ‘Alya’, een historische roman in twee delen. Het tweede deel verschijnt op 25 september. Mirre, een jong familielid van Hay, fungeerde bij de presentatie als een moderne Alya door een fragment uit het boek voor te lezen.
Inhoud van het boek: In het islamitische Cordoba woont de veertienjarige Alya. Ze kent alle talen uit de omliggende landen en heeft de speciale gave om zich een haar onbekende taal snel eigen te maken. Dat is de emir van Al Andalus ter ore gekomen. Hij stuurt Alya, tegen de zin van haar vader, mee als tolk met een gezantschap naar het christelijke Navarra. Dat wordt het begin van een barre tocht door het Europa van de negende eeuw.
Thema’s die in deze roman een rol spelen zijn verdraagzaamheid, respect, vriendschap, overlevingsdrang, omgaan met snel wijzigende omstandigheden en trouw zijn aan je zelf. Hay van den Munckhof laat ook vanuit de historie soms een verwijzing doorklinken naar onze tijd. In het begin ergert Alya zich aan haar oom Murad die nogal streng in de leer is: “Te pas en te onpas schermt hij met Allahs naam, maar van barmhartigheid of vrijgevigheid, de twee eerste plichten van elke moslim, lijkt hij nog nooit gehoord te hebben.” Alya is een boek dat je blijft boeien, dat vol spanning zit, maar ook ontroert en je bovendien inzicht geeft in de historie van de negende eeuw.
Voor Hebban was Hay van den Munckhof graag bereid mee te werken aan een interview.
Vraag: Alya speelt zich af rond het jaar 842. Een interessante tijd. De islamitische Moren, die vanaf 711 het Iberisch schiereiland bezetten, werden in de eeuwen erna teruggedrongen door de christenen. De Vikingen zijn in die periode actief en er wordt gestreden om de verdeling van de macht na het overlijden van Karel de Grote. Heb je bewust voor deze periode gekozen en hoe ben je tot deze keuze gekomen?
Hay: Ik heb hier inderdaad heel bewust voor gekozen en wel om verschillende redenen. De eerste en meest algemene reden is dat ik graag verhalen schrijf die zich afspelen in een ver verleden, waar veel minder betrouwbare bronnen over bestaan dan over de laatste paar eeuwen van onze jaartelling. Waarom? Ik denk dat het veel te maken heeft met mijn andere favoriete genre, namelijk de fantasy. Wanneer de bronnen geen of slechts fragmentarische antwoorden geven, moet je het verhaal zo goed en zo kwaad mogelijk vanuit je eigen verbeelding vorm en inhoud geven en dat is nu precies wat ik het liefste doe. Wat dat betreft voel ik me net iets meer een fantast dan een historicus, al vind ik ook dat alle controleerbare zaken in je verhaal dienen te kloppen. Daarom zal ik ook niet snel kiezen voor een mix van fantasy en historie, zoals dat bijvoorbeeld in de populaire serie van Diana Gabaldon gebeurt. Ik houd van beide genres, maar kies wel altijd bewust voor of het ene of het andere.
Mijn andere reden is een stuk specifieker. Omdat het mijn uitgangspunt was om de vroege Europese geschiedenis nu eens niet vanuit het geijkte perspectief te beschrijven, kwam ik bij het islamitische Al Andalus uit. Toen ik daar meer over ging lezen, ontdekte ik al snel hoe logisch dat perspectief in de negende eeuw was. Zowel qua omvang, welvaart als beschaving had de islamitische wereld, waar Al Andalus slechts een onderdeel van was, in die tijd een grote voorsprong op het christelijke Europa.
(Mirre leest voor uit Alya)
Vraag: Ik noemde je boek ‘De queeste van Alya’, een veertienjarig meisje dat een ongelofelijke talenknobbel heeft en door dit talent probeert te overleven in een Europa dat enorm in beweging is. Je zou kunnen zeggen dat het een mooi verhaal is, een zoektocht naar wie Alya zelf is en een zoeken naar een plek in de maatschappij. Heb je door dit verhaal te schrijven ook de relatie naar onze tijd willen leggen? Heb je daarin een boodschap verstopt? Kortom wat wil je eigenlijk met het boek zeggen?
Hay: Bij het schrijven speelde bij mij wel degelijk op de achtergrond een boodschap mee, die te maken heeft met de migratieproblemen waar we in het huidige Europa mee worstelen. Maar dat had ik niet bewust zo gepland. Pas in de loop van het verhaal begon ik me te realiseren dat de verhoudingen in het Europa van de negende eeuw in meerdere opzichten het spiegelbeeld waren van het heden, waarin veel Europeanen neerkijken op de in hun ogen achtergebleven, onbeschaafde en onbetrouwbare Arabische wereld. Zo zullen veel inwoners van het hoogbeschaafde Al Andalus, in 842 het enige stukje Europa waar moslims, christenen en joden redelijk vreedzaam samenleefden, ook tegen de in hun ogen barbaarse landen in het noorden aangekeken hebben. Door de ogen van Alya, die de verschillen aan den lijve ervaart, komt dat in de loop van het verhaal vanzelf aan de orde.
Vraag: Als we het dan toch over het verleden hebben kreeg ik ook een beetje het gevoel van de tocht van Odysseus, die na een opdracht op zoek ging naar zijn thuis. Stond je dit voor ogen bij het schrijven van het boek?
Hay: Daarmee zit je helemaal warm, want de Odyssee is met afstand mijn favoriete verhaal uit de Griekse mythologie. Bij het idee voor en het schrijven van Alya was het niet mijn bewuste opzet om er weer zo’n queeste van te maken, maar eerder het automatische gevolg van mijn sterke neiging om van mijn verhalen een zoektocht te maken, waarin de hoofdpersoon altijd maar weer op weg moet; om een opdracht te vervullen, om iets of iemand te redden, om het antwoord op een vraag te vinden of zoals in het geval van Alya simpelweg om weer veilig thuis te komen. Wat dat betreft hoor ik denk ik bij de schrijvers die in principe altijd hetzelfde verhaal vertellen.
Is dat erg? Dat denk ik niet. Blijkbaar ben ik daarvoor schrijver geworden en niet om bijvoorbeeld een thriller, een erotisch getinte roman of een psychologisch familiedrama te schrijven. Dat kunnen anderen veel beter dan ik.
Vraag: Alya is een boeiende historische roman waarin je veel van een nagenoeg vervlogen historie doet herleven. Ik las van jouw hand ook twee verhalen in ‘Anno Domini 892’. Het eerste verhaal ‘Umars opdracht’, heeft ongeveer dezelfde setting als ‘Alya’, het speelt zich ook in Cordoba af en er is ook sprake van een soort van zoektocht. ‘Naar Verdun’ , het tweede verhaal refereert voor mij wel aan de scene in je boek waarin Alya met de Vikingen in aanraking komt? Toeval of zijn het vingeroefeningen voor je roman geweest?
Hay: Deels is dat toeval. Ik was al lang met het verhaal van Alya bezig toen ik ontdekte dat de schrijfwedstrijd ‘Anno Domini 892’ daar mooi op aansloot. Natuurlijk kwam het voor mij mooi uit dat ik al heel wat research over die periode achter de rug had. Wat dat betreft kun je ‘Umars opdracht’ en ‘Naar Verdun’, maar ook het verhaal ‘Hisse’ (in de laatste jaarbundel van uitgeverij Historische Verhalen) beter ‘spinoffs’ dan vingeroefeningen noemen.
(Hay overhandigt het eerste exemplaar aan 'Alya')
Vraag: Je bent vooral bezig met historische verhalen en fantasy. Kunnen we in de toekomst ook werk verwachten dat in deze tijd speelt?
Hay: Dat is zeker mogelijk. Ik heb tussen 2004 en nu wel degelijk ook verhalen geschreven die zich in de huidige tijd afspelen. Een keer, in de bundel ‘In de voetsporen van de meester’ (LetterRijn 2013) werd ik daarmee zelfs tweede bij een schrijfwedstrijd. Maar als ik kijk wat ik op dit moment in de pijplijn heb zitten, waarvan ik in mijn hoofd dus al een redelijk beeld heb, namelijk twee korte verhalen, een novelle en vier (!) romans, dan is dat allemaal historisch, op een enkel dystopisch verhaal na.
Vraag: Je eerste roman wordt goed ontvangen. Waar kunnen lezers, geïnteresseerden je ontmoeten voor signeersessies, lezingen?
Hay: Signeersessies heb ik nog niet gepland. Ik ben wel al voor een paar andere gelegenheden gevraagd. In oktober ga ik bij de uitslag en presentatie van de schrijfwedstrijd ‘Odi et Amo’ van Godijn Publishing (het vervolg op de wedstrijd ‘Anno Domini 892’, die ik won) waarschijnlijk iets vertellen over het schrijven van korte en lange historische verhalen. En voor januari 2019 ben ik door de organisatie van Imagicon gevraagd om een paneldiscussie op te zetten over de overlap tussen verschillende genres, met name tussen fantasy en het historische genre. Gezien mijn eigen voorkeuren is me dat op het lijf geschreven, dus dat ga ik met veel plezier doen.
(Kim Schreurs, Hebban Scifi en Fantasyclub, en Jan Stoel, Literatuurclub, bij Hay)
Tekst: Jan Stoel
Foto's: Nienke Pool, Kim Schreurs
Banner: Natalie van den Dobbelsteen