Buddyread Een berg mens onder witte lakens
Het begon allemaal met een simpele vraag aan de hoofduitgever van uitgeverij Vrijdag: of dat we niet eens mochten langskomen met ons Literatuurclubje? Hij mailde me terug: Ja hoor, en of hij misschien nog een schrijver mee zou uitnodigen voor ons om een nieuw boek voor te stellen, Erik Vlaminck bv. als we toch langskwamen?
Wat? Las ik dat goed? Een van mijn favoriete auteurs die zich wilde voorstellen aan de Literatuurclub die ik mee zou brengen: hoe tof is dat! (Lees hier meer over ons groepsgebeuren die dag.)
Jan, een liefhebber van Vlaanderen en Vlaamse auteurs nochtans, had nog geen enkel boek van Erik Vlaminck gelezen tot hier toe. Daar wilde ik al lang iets aan veranderen. En nu zag ik mijn kans schoon met deze nieuwe worp: Jan en ik kregen het nieuwe boek van Erik Vlaminck te lezen en te bespreken voor Hebban!
Nathalie
Introductie
Jan: Wat een prachtige titel! Op de cover zie je onder een berg lakens (en dekens) twee voeten uitsteken. Aan wie behoren ze toe?
Erik Vlaminck, een van de belangrijkste en meest succesvolle Vlaamse schrijvers, heeft een daverend boek geschreven. Tragisch en hilarisch, vol van legendarische ongenuanceerde uitspraken, herkenbaar en meeslepend. Vlaminck schrijft zo beeldend dat het is alsof je naar een film zit te kijken. En wat een creativiteit, plasticiteit in taalgebruik. Dit boek lezen betekent genieten van taal.
Nathalie: In Een berg mens onder witte lakens is een schrijver onverwacht in een ziekenhuisbed beland. En nog erger: hij moet een tweepersoonskamer delen met een man die nooit zwijgt en hem zijn levensverhaal vertelt. Vervelend natuurlijk, of net niet als je er een boek over kan schrijven?
Jan: De man kletst hem de oren van het hoofd, zonder op te houden, deelt ongezouten allerlei opvattingen met de schrijver. Hij vertelt zijn levensverhaal en dwingt de schrijver, die af en toe korzelig antwoord geeft of probeert te nuanceren, constant naar hem te luisteren. Hij is totaal niet geïnteresseerd in zijn kamergenoot , de schrijver.
'Hij vraag me niet hoe ik heet.
Hij zegt me niet hoe hij heet.'
De ambetanterik, het ongeleid projectiel, uit dit verhaal
Nathalie: Tot op het einde van het verhaal kom je de naam van de man in kwestie niet te weten. Dat heeft er mee te maken dat die persoon niet de meest aangename standpunten inneemt en toch wel een grote ‘ambetanterik’ is eigenlijk. Hij is een Vlaamse camioneur (vrachtwagenchauffeur) van wie we het levensverhaal volgen: hoe hij zijn vrouw leerde kennen en begon met zijn eigen zaak op te starten, niet zonder slag of stoot.
Jan: Pas aan het eind van het boek wordt de naam van dit ongeleid projectiel bekend. We komen erachter dat hij eerst bij General Motors stuurwielen plaatst. Maar omdat hij in zijn slaap ‘stuurwielen begint vast te vijzen’ wil hij iets anders. Hij is stamgast bij café De Volksvriend en zegt tegen de waardin Jeanne dat hij verkering met Karlien Wouters wil. Die adviseert hem voor Karlien op de kermis smoutebollen te kopen. ‘En als er dan suiker van die smoutebollen op haar frak valt, dan blaast ge die heel voorzichtig weg.’
Karlien gaat gretig op zijn avances in en samen beginnen ze een eigen zaak, vervoer en verhuizingen. Hij rijdt graag met een camion en blijft zijn leven lang een passie voor trucks hebben. Hij neemt het niet zo nauw met de regels: ‘Alles en iedereen kan vierkant zijn kloten kussen.’ Door zijn gedrag raakt hij steeds meer in de problemen. Als zijn vriend en collega Staf Blockx een ongeval met de truck krijgt en voor het leven gehandicapt is begint de miserie. Lumatrans is niet verzekerd. Het gaat van kwaad naar erger.. In zijn persoonlijk leven gaat ook van alles mis. Het leidt tot een onverwachte apotheose, die ontroert en laat zien dat er onder die ruwe bolster een blanke pit zit.
Wisselend perspectief en plastisch prachtig taalgebruik
Nathalie: Kamer 226 is de kamer die ze delen, één op de 2de verdieping dus... We springen van de niet zo vriendelijke commentaren die de man met de auteur naast hem deelt naar zijn verhaal dat zich in langere stukken in het verleden afspeelt, vanaf 1962 tot ongeveer het heden. Over zijn huwelijk, over hoe dat verkeerd loopt, over zijn trauma en kwetsuren die doorheen de tijd zijn aangebracht, over zijn affaire met een andere vrouw, zijn kinderen die opgroeien, waaronder een van zijn zonen die uiteindelijk zijn zaak zal overnemen en moderniseren, en de nieuwe tijd zal inloodsen.
Jan: Steeds wisselt de auteur van perspectief, kiest hij voor een andere invalshoek. De auteur laat het verhaal voornamelijk afspelen in Kapellen, vlakbij Antwerpen. Hij weet de sfeer van de jaren zestig en zeventig perfect weer te geven en in te kleuren met feiten uit die tijd. Als de camionchauffeur wordt aangehouden op de weg tussen Kapellen en Putte op 27 juni heeft hij net gehoord dat Rik Van Linden het tweede deel van de eerste etappe van de Tour de France gewonnen heeft.
Nathalie: Hoe spreekt een camioneur die op de baan is in de jaren ’60-’70 en nog later? Juist ja, in het Vlaams en voor mij is dat geen verrassing meer na al een aantal andere boeken van de schrijver te hebben gelezen. Voor mij komt dit ondertussen erg natuurlijk over, en die regionale taal vind je ook al eens terug bij grote auteurs uit andere taalgebieden (Roddy Doyle, Paul Auster). Uiteraard zijn de beeldrijke schrijfstijl en het prachtige taalgebruik met heel wat uitdrukkingen die onze noorderburen niet zullen kennen, en misschien verrassend voor hen, ook niet weg te denken bij deze auteur. Het is ook een taal die bij het milieu en de tijd van het verhaal past natuurlijk. De dialogen zijn inderdaad erg levendig, het geheel is inderdaad heel filmisch.
De schrijver las bij onze ontmoeting een stukje voor uit het boek waarin hij op de taalverschillen tussen Nederlanders en Vlamingen wijst. Ik ga er een beetje van uit dat dat niet toevallig was voor ons gemengde groepje eigenlijk.
Jan: De schrijver hanteert de taal die bij de personages past. Dus geen standaardtaal, maar spreektaal waarin het woord ‘ge’ en ‘gij’ gemeengoed is en waar woorden als mazout (stookolie), stylo (balpen), camion (vrachtwagen), droogzwierder (centrifuge), vijzen (schroeven) en soepteljoren (soepbord) perfect passen bij de plek waar alles zich afspeelt. Het vormt een meerwaarde voor het boek, maakt het verhaal authentiek, dichtbij de personages. Opvallend is dat de lezer zelf moet bedenken hoe de personages er uit zien. Door zijn manier van schrijven ontstaat een beeld van het personage.
Erik Vlaminck schrijft schitterende dialogen, hanteert een sprankelende stijl en verlevendigt die met schitterende uitdrukkingen en metaforen:
‘Zie ik er uit als of ik iemand blazen wijsmaak.’
‘Hij verslijt meer vrouwen dan schoenen.’
‘Ik krijg bij die uitspraken uitsluitend tegenwind van minstens acht beaufort. Mijn haar valt niet uit, het waait uit.’
‘Een mens die van zichzelf geen marginaal wil maken, die heeft geen tatoeages.’
Een verbitterd personage maar wàt een verhaal!
Nathalie: Het is een verhaal van een verbitterde man uit een voor mij compleet andere wereld, dat toch enorm toegankelijk wordt en waarin het dagelijkse leven, de acties en de gedragingen van ‘ambetanterik’ in kwestie heel aannemelijk worden gemaakt. Grappige anekdotes en smakelijke, maar ook soms minder smakelijke en ook wel vrouwonvriendelijke uitspraken van ‘ambetanterik’, buitelen over elkaar heen in dit boek. (Het is tijdens de boekenweek als ik me over dit boek buig.) Maar je neemt ze aan met de glimlach, die anekdotes en gevatte commentaren, omdat ze gewoon erg geestig zijn neergeschreven:
‘Maar wanneer die zwijnen in de laadbak staan, vertikken ze het, juist gelijk oude wijven op een tram, om door te schuiven. Ge kunt dan maar één ding doen. Laadbak sluiten, starten, serieus optrekken en bruusk weer afremmen. Op die manier schuiven die varkens vanzelf naar voren. Tegelijk krijsen ze gelijk een groep jonge grieten die in een roeiboot stapt.’
Zie je in dit stukje ook de geestige tegenstelling die er in is gekropen? Gelukkig probeert de schrijver uit het andere ziekenhuisbed hier en daar ook wat tegengas te geven.
Jan: Het boek is meer dan een aaneenschakeling van al die sappige anekdotes, die het boek hilarisch maken en je constant hardop laten lachen. De tirades van de hoofpersoon in kamer 226 vertolken wat er bij hem als gekweld personage leeft, maar geeft tegelijkertijd uiting aan onderbuikgevoelens die bij een deel van de bevolking leven, hij geeft ongezouten zijn mening. Over de buitenlanders die ‘allemaal denken dat er hier manna uit de hemel valt. Na een paar weken ondervinden ze dat het motregen of plaksneeuw is’. Over de Europese Unie, het mestquotum, homoseksualiteit, tatoeages, de witte frakken (witte jassen) en de gezondheidszorg, vlees eten, het katholicisme (‘Wist ge dat Christus zijn katholieke kerk indertijd begonnen is als familiebedrijf? De helft van de apostelen was directe familie. Hoe verzint ge het’). De schrijver probeert die uitvallen te nuanceren, te temperen, een tegenargument te geven. Daardoor lijkt de domheid van de man nog versterkt te worden. Maar de man is er niet gevoelig voor en tettert gewoon door. Het decor van de roman is Vlaams, maar eigenlijk is het verhaal universeel.
Nathalie: De hoofdstukken waarin ‘ambetanterik’ met of beter tegen de schrijver aan het spreken is, voorspellen ook (bijna) altijd over wat het volgende stukje in het leven van ‘ambetanterik’ zal gaan. De structuur zit dus ook zeer goed in elkaar. Ik herkende enkele namen en sommige thema’s (zoals de kermis) uit andere boeken van de schrijver waardoor het verhaal nog herkenbaarder werd, ook al waren de personages natuurlijk al weggedeemsterd onder het stof van andere boeken en verhalen. Niet altijd maar hier wijst Vlaminck zijn lezers in een promotionele vlaag daar wel op:
‘Ik weet opeens wie zij is. Ze heet Betty Verreyken. Ze woont in Wommelgem in een kermiswagen. Ik heb haar jaren geleden geïnterviewd toen ik research deed voor mijn roman De Zwarte Brug.’
Onze conclusie
Jan: Vlaminck is een rasverteller, weet situaties en personages prachtig uit te vergroten. De humor die hij daarbij gebruikt zet het allemaal nog meer aan. De mens onder witte lakens heeft wel een grote mond, maar eigenlijk een klein hartje. Het feit dat zijn vrouw dementie heeft doet hem pijn. En hij maakt zich zorgen over de toekomst van zijn vak: ‘Gelooft gij dat er ooit auto’s zonder chauffeur zullen rondrijden?’
Wat een verhaal komt er uit die berg mens onder de witte lakens!
Nathalie: Ik kreeg een opdracht van de schrijver mee toen hij mijn boek signeerde op een boekvoorstelling: ik moest neutraal blijven. Maar zonder overdrijven: ik heb weer formidabel genoten van dit prachtige verhaal, de gevatte replieken, de kleurrijke taal, en het tragikomische aspect. Dit boek is een echte 'mustread'!
Lees hier ook de recensies van Jan en Nathalie en morgen het interview dat Jan met de schrijver had.
Tekst: Nathalie & Jan
Banner: Anne