Een 'tritonistische' dichter-troubadour: Peter Holvoet-Hanssen
We stellen jullie graag een nieuw artikel in onze ‘Versafdeling’ voor!
Een tijd geleden liep ik met mijn hoofd wat in de wolken omdat het met beide voeten op de grond wat te zwaar was, en ook wel een beetje saai met dat thuiswerken en zo. Gelukkig zijn er dan boeken, waaronder ook POËZIE! Momenteel heeft een van de meest tot de verbeelding sprekende en spraakmakende Nederlandstalige dichters op dit moment, Peter Holvoet-Hanssen, zijn nieuwe bundel De wolkendragers uitgebracht. Samen met jazzmuzikant Joachim Badenhorst die mee de gelijknamige CD maakte (op Bandcamp), werd de bundel voorgesteld in Bozar in Brussel, en deden ze samen nog een voorstelling in de Rataplan in Borgerhout, vooraleer corona weer toesloeg en alles terug dicht moest. Ik vroeg aan deze Antwerpse StadsPeter of ik hem mocht interviewen over deze laatste bundel. Hieronder vind je het hieruit gekomen uitgebreide verhaal, dat ik slechts door enkele vragen te stellen, van hem doorgestuurd kreeg. Als Peter begint te vertellen, is het ook de bedoeling om vooral te zwijgen en aan zijn lippen te hangen. Daar kwam ik tijdens het Letterenhuisfestival in 2018 en in cultuurhuis Arenberg in 2019 sowieso al achter…
Vragen en banner: Nathalie
Met medewerking van Peter Holvoet-Hanssen (en ook Martin Overheul)
Foto banner: Koen Broos
Foto artikel: rechtenvrije foto
Vraag: Als een presentator dat mag in een boekenmarathon, mag ik het dan ook, al is het waarschijnlijk een vraag die bijna niet te beantwoorden is in dit geval? Waarover gaat volgens u uw gedichtenbundel? Is er een rode lijn in te vinden en zo ja, de welke? Wie is Goleman?
Echte reizen maak je in je hoofd
Noëlla Elpers
Wat voorafging
Er is een verschil met mijn meeste collega-dichters nl. dat mijn rode draden zich aftekenen doorheen meerdere, opeenvolgende bundels – wat je ‘betekenislijnen’ zou kunnen noemen. Ik maak dan ook ‘expedities’ die een heel aantal jaren duren. Ik publiceer gemiddeld om de twee jaar een soort logboek, een poëtisch verslag, uiteindelijk komt dat na lange tijd allemaal samen in één gehavend spinnenweb: de definitieve dichtbundel. Zo noemde ik mijn eerste poëziereis De reis naar Inframundo en zo heette ook het gelijknamige, bloemlezende gedichtenboek anno 2011: een reis naar het binnenste in mijn eigen hoofd. Een expeditie die zich vanaf 1990 uitstrekte via de gedichtenboeken Strombolicchio, over mijn officieel debuut Dwangbuis van Houdini (in 1999 bekroond met de toenmalige Debuutprijs voor proza en poëzie), naar Santander tot Spinalonga en Navagio. Dat waren geen gewone dichtbundels, ik verkende de gangbare grenzen en de schaduwzones: in Strombolicchio verzamelde ik eigen poëziegenres zoals ‘baldakijnen’, ‘vliegende tapijten’ en ‘drijvende doodskisten’. De Houdini-bundel was meer een ontploft theaterstuk. Santander kreeg als ondertitel ‘ontboezemingen in het vossenvel’, ik speelde er met evenwicht én onevenwicht, enz. Maar laat ons naar het afgelopen decennium kijken …
Goleman
Na mijn avonturen als Antwerpse ‘StadsPeter’ (red: de benaming die PHH zichzelf ten tijde van zijn stadsdichterschap gaf) en Oostendse ‘Dichter ter Zee’ (ontdek het dubbelboek Antwerpen/Oostende uit 2012, ik was niet enkel stadsdichter maar schreef ook gedichten voor het toenmalige Visserijblad), startte ik een nieuwe poëziereis met als werktitel Liedboek voor de grote reus. Eerst was er een soort prelude, de ouverture Gedichten voor de kleine reus in 2016, met eerbetoon aan wat ik ‘kleine reuzen’ noem: Paul van Ostaijen, Louis Paul Boon,… Vervolgens publiceerde ik een donker testament-bij-leven: Blauwboek (2018). Tussen de regels door piept daar een Grote Reuzin, een oermoeder die leeft voorbij onze begrippen van goed en kwaad, licht en donker.
En nu is er dus De wolkendragers, een soort ‘interventie’ omdat de tijden helaas zeer benauwend zijn, en de tegenpolen oververhitten: West versus Oost, Eigenbelang versus Grootouders voor het Klimaat, enz. Waar sta je dan als dichter, wat doet de poëzie? Zoals in mijn meeste boeken kom ik zelden zelf aan het woord, ik ben meer een doorgeefluik, een scenarist, een regisseur, een troubadour.
Rode draad in mijn jongste publicaties: een oprukkende reus, een zekere Goleman. Ja, wie is hij? Dat kan ieder voor zich invullen. Het is dan ook poëzie en geen proza. De lezer moet mee op avontuur, soms valt hij/zij uit de boot maar je moet volhouden, mee een vrijheidsstrijder zijn. Goleman is de laatste van een reuzengeslacht dat er was vóór goden en mensen verschenen. Scheppers van bergen en dalen, we zijn ze vergeten. Goleman – verzonnen maar geen sprookjesfiguur – is gefixeerd op het mensenras doch hij ziet dat hij die tweebeners eigenlijk niet meer moet vernietigen: de mensheid is zelf ‘goed bezig’, en op de koop toe zaait corona dood en tweespalt …
Of hebben wij deze vernietigende Moloch zelf gecreëerd en kunnen wij hem niet meer doen stilstaan? Denk aan de klimaatopwarming, het materialisme, de polarisatie alom, …
Draag mee de wolken op uw schouders
Wie zijn ‘de wolkendragers’? Ze gaan de onzichtbare maar alles infiltrerende reus Goleman tegemoet, enkel gewapend met gedichten, verhalen en muziek – wetend dat ze haast geen kans maken. ‘Trumpvoeten staan gedrukt in de rubbermat’. De poging telt echter, een spirit van verbeeldingskracht en medemenselijkheid. Het boek De wolkendragers is een soort totaalervaring, het bevat niet enkel poëzie: soms is er ‘goud zoekend’ proza en al eens een liedjestekst.
Solo maak ik graag ‘muziekdoosgedichten’ maar er staan heel wat groepsgedichten in (met jong, oud, ziek, gezond) waarbij ik de eindregisseur was. Ik zit dan in ‘de mix’. Dat deed ik eerder als ‘StadsPeter’ met het 3,2 km lange kaaiengedicht – dat nu afgebroken wordt. Samen met mijn echtgenote en privé-redactrice Noëlla Elpers, jeugdschrijfster, mixten wij toen meer dan 500 inzendingen. Zoals ik nu weer doe in mijn nieuwe project Illuster Antwerpen.*
Ieder van ons (je hoeft daarom geen dichter(es) te zijn) die het opneemt voor het kwetsbare, voor de poëzie, voor bomen die zich niet kunnen verdedigen: die is in wezen mee een ‘wolkendrager’. Wolken zijn solitair maar toch spelen ze op elkaar in – solidair, ze zijn cyclisch en verbindend van nature (tussen aarde en lucht, vandaar ook gedichten over het wezen van nimfen zoals Eurydice), ze kunnen licht zijn maar ook donker, soms vonkend … Ieder van ons draagt onweer in zich, maar er is ook speelsheid en zachtheid die we terug kunnen bovenhalen. En elke mens op aarde is vluchtig. Maar in dit boek telt elke zandkorrel: zonder zand geen strand. Zoals ik schreef: geen windstoot zonder zucht, geen vuur zonder vonk of vlam.
Vergeet dus het gangbare concept van een dichtbundel: open het zolderraampje in je hoofd voor een brede sliert van poëziewolken, van schapenplukjes tot donderkoppen.
* Illuster Antwerpen - oproep:
Iedereen kan straffe verhalen en pittige anekdotes van vroeger en nu uit het Antwerpse opsturen, tot Kerstmis 2020, naar illusterantwerpen@outlook.be. In juni 2021 komt er bij leven en welzijn dan een grote stadsballade die ik zal brengen samen met Jos Smos en Mauro. Twee uitersten – ik ben de verbindingsofficier tussen wal en schip.
Vraag: Uw ontelbare samenwerkingen zijn opvallend, ook in deze bundel. Met volledige klassen uit enkele scholen, met psychiatrische patiënten, met andere dichters. Welke samenwerking sprong er voor u uit, welke zou u daarvan het meest in de kijker willen zetten?
De groepsgedichten zijn 100% gemaakt uit verzen, woorden en uitspraken van een groep die ik zelf uitnodigde om een gedicht te maken. Humaniorastudenten, psychiatriepatiënten, … Het zijn dus géén ‘gelegenheidsgedichten’, ik maakte de gelegenheid. Ik werd bijvoorbeeld uitgenodigd om een lezing of poëzieworkshop te geven in het Atheneum op de Rooseveltplaats in Antwerpen en in het Lyceum Waterbaan te Deurne of in de Psychiatrie Bethanië te Zoersel (daar schreven we Ik ben maar een gedicht, waar ik trots op ben). Doorheen de jaren merkte ik dat poëzie de eigenwaarde kan opkrikken, het gekneusde terug kracht kan geven, het onuitspreekbare een taal kan geven. Daarom besloot ik om deze groepen uit te dagen: we schrijven sàmen een gedicht, tegen oprukkende zwarte gaten in. Eerst bracht ik iedere deelnemer aan het verstand dat je zoals bij Van Ostaijen zomaar geen euro in een gedicht moet stoppen om begrip en betekenis te krijgen, je kunt ook dansen met klank, ritme – ik bracht hen in een soort roes om zelf een priesteres te worden, een zeemeermin, een zeemeerman (zoals de dichter Paul Snoek), een derwisj, een sjamaan, … Dat lukte meestal aardig want ik ben goed zot, haha.
De meest ingrijpende ervaring: de ontmoetingen met jongeren in Ziekenhuisschool De Leerexpert (die organiseerde kunstprojecten i.s.m. M KHA). Ik kende de ziekenhuizen ZNA Middelheim en UZA in Edegem maar wist niet dat er achter die hospitalen ook schoolgebouwen huisden waar langdurig zieke kinderen en jongeren les krijgen. (Red: De leerexpert Ziekenhuisschool organiseert onderwijs in Middelheim (Antwerpen), Hoge Beuken (Hoboken), UZA (Edegem) en RevArte (Edegem).) De inzet en gedrevenheid van de lesgevers daar vergeet ik nooit. De ochtendbriefings: die en die zullen vandaag niet kunnen meedoen, X had een slechte nacht, Y is zo ziek dat er geen woord meer mogelijk is. Ik ging ooit met een beschermend pak in de kamer waar een terminaal zieke jongeling vergeefs tegen kanker vocht, ‘op een oneindige weg’. Een Turkse jongen die geïnteresseerd was in voetbal en zo, poëzie was letterlijk en figuurlijk ver van zijn bed. Maar we hadden een zeer intense ontmoeting, er hing poëzie in de lucht. Met zijn laatste krachten schreef hij enkele zinnen op, in de geest van Rumi oftewel ‘Mevlana’: die zijn zo in De wolkendragers terechtgekomen … (Red.: Rumi is een van de belangrijkste personen uit de Perzische dichtkunst door zijn religieuze dichten die God prijzen. In religieuze kringen wordt hij ook wel Maulana of Mevlana, ‘de meester’, genoemd.)
Vraag: Over scholen en leerlingen gesproken: wilt u ook een woordje uitleg geven over het Kapersnest, dat er gekomen is samen met uw vrouw, jeugdschrijfster Noëlla Elpers? Ik vind dat namelijk zelf ook een prachtig project als ik het zo lees, waarvan ik het alleen maar spijtig vind dat het nog niet bestond toen ik jong was…
Vooreerst, Het Kapersnest is geen organisatie, zelfs geen vzw. Vanaf 1994 vergezelde ik mijn ‘kaperskapiteine’ Noëlla tijdens lagere-school-lezingen, ik was ‘Peter Peperkoek’, een personage uit haar sprankelend kinderboekendebuut Gringo de Bliksemkater (1993). Omdat er in Antwerpse wijken scholen waren waar er geen geld was om een auteur uit te nodigen, noemden we onszelf ‘Het Kapersnest’ – om als duo liefde voor literatuur bij kinderen en jongeren ook daar aan te wakkeren ‘waar cultuurparticipatie niet evident is’. Toen Antwerpen Boekenstad werd opgericht (red: in 2003) steunde die ons initiatief met een tournee langs scholen en bibliotheken. Voordat de klas of zaal openging hadden we het lokaal ingericht als een piratennest met schelpen en een koffer, duister gemaakt en met kaarsjes en lichtjes verlicht. Betoverende muziek op de achtergrond: zelfs de meest baldadige deugnieten werden er stil van. Noëlla startte telkens met een gedicht in de half-duisternis en … Het werkte.
Onze dochter Anna Roza groeide in die sfeer op, ik trad op met zigeunermuzikanten … Mijn ‘KapersDochter’ begon mensen te ridderen, zij die ondanks alles, door dik en dun, ‘hun ding blijven doen’. Daar waren muzikanten en auteurs bij (denk maar aan het schrijversduo Elvis Peeters), maar ook niet-kunstenaars. Bekend of niet, in goede en kwade tijden: als ze maar trouw bleven aan hun innerlijke ‘drive’. Af en toe gaven we een dansbal en dan waren de Ridders en ‘Ridd-sters’ van Het Kapersnest de eregasten. En nu nog is deze losse kring onderling onzichtbaar verbonden.
Foto: Noëlla Elpers en Peter Holvoet-Hanssen
Vraag: U hebt niet iets maar wel heel veel met Paul van Ostaijen. In het boek Miavoye bezingt u samen met Koen Peeters, Koen Broucke en Pascal Verbeken uw liefde voor hem en zijn poëzie, en volgen jullie zijn sporen naar het Waalse dorp Miavoye waar Paul van Ostaijen in 1928 in het sanatorium Le Vallon stierf aan tuberculose. Kunt u wat meer vertellen over dit grote voorbeeld van u en dit boek?
Sinds jaar en dag heb ik een lezingenreeks voor humaniorajongeren – nu helaas door corona onderbroken omdat ik risicopatiënt ben (ik heb een longaandoening) – waarbij ik een avontuurlijke reis doorheen de poëziegeschiedenis maak. Van de druïden tot de middeleeuwen, van Vondel tot Guido Gezelle en verder: ik laat een poëziestroom zien van Gezelle tot Van Ostaijen en zo naar Claus en onze tijd. Een weerslag daarvan is te vinden op de schatkaart (door de geniale Brecht Evens gemaakt, om in te verdwalen!) – zie wereld.paukeslag.be en bekijk https://vimeo.com/209204984 – een soort hinkstap-springende sporentocht naar het ‘Land van Music-Hall’, waar poëzie zoals in de oude traditie gezongen wordt. (Red: Erg de moeite als je dit nog kan vinden!) Vroeger schreef ik gedichten waarbij je al eens een paracetamol moest nemen, nu probeer ik vernuftige ‘speeldoosjes’ te maken, waar muziek in zit. Poëzie is voor mij de aanzet van een tegenstroom tegen het oppervlakkige, de ‘ratrace’, de consumptiedrang – op zijn minst een onderstroom. Dat zijn trouwens de drie hoofdafdelingen van De wolkendragers: bovenstroom – onderstroom – tegenstroom.
Paul van Ostaijen is voor mij een boegbeeld. Hij die op tien jaar tijd met zelfstudie en doorzettingsvermogen zo vele ontwikkelingsfasen doormaakte! Uiteindelijk verdween Van Ostaijen àchter zijn gedichten, dat vind ik zo mooi. De lyriek van ‘Melopee’: dat is voor mij het ultieme. Onder de maan… En: Slaap als een reus, slaap als een roos … Ook ik probeer als ontsnappingskunstenaar de ultieme verdwijning te bereiken.
Enfin, samen met schrijver Koen Peeters, kunstenaar Koen Broucke en journalist Pascal Verbeken ging ik op expeditie naar Miavoye-Anthée, waar ‘Zot Polleke’ in een sanatoriumkamertje vereenzaamd (en door de literatuur niet bepaald op handen gedragen) aan tuberculose stierf. Het groepsboek Miavoye (2014) – met mooie foto’s en een bloemlezing van PvO-gedichten – is nog steeds verkrijgbaar bij uitgeverij De Bezige Bij en in de bibliotheek. Ik schreef voor deze ontdekkingsreiziger en grondlegger van onze moderne poëzie Nagestuurde gedichten, ze werden opgenomen in Gedichten voor de kleine reus. En zo startte mijn tweede poëziereis. Bij leven en welzijn komt in 2022 mijn solo-finale uit: Goleman, een ultieme confrontatie.
Intussen wens ik ù goede en gezonde wind in alle zeilen toe!
Er staat ons bij leven en welzijn dus nog veel moois te verwachten van u, als we dit allemaal mogen lezen en mee beleven. Laat het maar vlug - in alle gezondheid - volgend jaar zijn dus. Nogmaals hartelijk dank om te kunnen meereizen in uw hoofd!
Mini-biografie:
‘Tritonistische’ dichter-troubadour. Woont samen met jeugdschrijfster Noëlla Elpers (samen ‘Het Kapersnest’) in het Antwerpse Begijnhof. Bekroond van de Debuutprijs tot de driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap. Na de expeditie De reis naar Inframundo – Arkprijs van het Vrije Woord – en zijn avonturen als Antwerpse stadsdichter, maakte hij de schatkaart Wereld van de Poëzie in kaart – Het land van Music-Hall – wereld.paukeslag.be - en zijn testament Blauwboek (Louis Paul Boonprijs 2019). Hij zette zijn reuzenexpeditie voort met De wolkendragers (herfst 2020, uitgeverij Polis; gelijknamige cd met Joachim Badenhorst op Bandcamp).
- Voor een uitgebreide bio- en bibliografie en de indrukwekkende prijzenlijst: https://schrijversgewijs.be/schrijvers/holvoet-hanssen-peter/
- www.facebook.com/peterholvoethanssen
- Stadsgedichten (2010-2012): https://www.antwerpenboekenstad.be/stadsdichters/1/peter-holvoet-hanssen
- Interview met Tom De Cock, Boekenmarathon VRTnu en boek.be (klik op de foto of op https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/boekenmarathon/5-november/boekenmarathon-s5-novembera23/):
Ik ben maar een gedicht
onbeschreven blad
gevangen in beweging
leegte of leven
dit is de beklimming van de diepte
als smeltende sneeuw op de takken
gepluimde vogels, gefixeerd op de lens
wij zijn het glas dat vallen mag
dromenvangers, stap voor stap de berg af
licht van de bomen, breek mij open
ik hoef geen sterrenpracht te zien
ik wil het stof van uw lippen praten
het zand is zacht maar groot is de woestijn
een zilveren toren, een mensenvogel in dromendracht
met het spinnenwiel van de tijd tussen zijn knoken
staart hij naar het kleed dat hij nooit zal weven
- met mijn ogen open probeer ik toch te dromen
- de haaien zonnen, je moet de dood leren zwemmen
alleen op een bank, als klank zonder kleur
kijkend naar een toekomst die ik wil vinden
liggend op mijn rug, gedachten dwalen naar de sterren
geef mij 1000 namen, stralen die de maan vasthouden
snorrenbaardje, ik mis je zo graag
groepsgedicht voor ‘stigWA’ van nomadisch psychiatrie-poëzieproject ‘de Ruimte Scheppende Geheelden’ (vanuit Bethanië te Zoersel)