Meer dan 6,1 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Harry G. de Vries: “Een knipoog naar Reve en een eerbetoon aan Lampo”

op 18 oktober 2024 door

“Soms duurt het even voordat mensen hun stem hebben gevonden, voordat ze beseffen dat zij een verhaal te vertellen hebben waarmee ze andermans leven kunnen verrijken. Uitgeverij GiST richt zich op auteurs van vijftig jaar en ouder,” staat te lezen op de homepage van deze uitgeverij. Onlangs verscheen de roman Het Horloge van Celis van Harry G. de Vries (1961). Ik vond het een ontdekking. En De Vries heeft een verhaal te vertellen!

De drie delen waaruit de roman bestaat spelen zich af tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog. Het gaat over zaken die ‘verzwegen’ zijn. En het gaat om keuzes maken. Als het erop aankomt, wat ga je dan doen? Kun je wat je doet verenigen met jezelf? Ken je jezelf? De tegenstelling tussen goed en kwaad en hoe je als mens in balans kunt zijn met je omgeving zijn thema’s die de rode draad vormen in de roman.

Je komt in deze roman allerlei mooie verbindingen tegen. Zo is er op de eerste plaats de verbinding tussen de drie delen. Het lijken op zichzelf staande verhalen, maar de auteur heeft ze op ingenieuze wijze met elkaar vervlochten. Op het gebied van de literatuur is er de relatie met het magisch realisme (denk aan boeken van Johan Daisne en Hubert Lampo) en in het bijzonder met De komst van Joachim Stiller.

De Vries slaagt erin om een vlot leesbare roman te schrijven, maar zorgt er ook voor dat je aan het denken wordt gezet: hoe gaan we om met trauma’s uit het verleden, hoe vrij zijn we om te denken? Beschouwen we iedereen als gelijkwaardig, maken we de juiste keuze als we voor een dilemma komen te staan?

foto_Harry_G._de_Vries-002-1024x575.jpgHarry G. de Vries

Auteur
Harry. G. de Vries (1961) studeerde Engels en Nederland aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij debuteerde in 2003 met vertalingen van de Engelse dichter Philip Larkin. In 2017 en 2018 werden Engelstalige gedichten van hem opgenomen in Amerikaanse en Britse literaire tijdschriften zoals The Broadkill Review en ENVOI. In 2022 verscheen zijn berijmde vertaling van het Halliwell Manuscript uit 1425, de oudst bekende bron voor de internationale vrijmetselarij. In 2024 publiceerde uitgeverij Lewis Masonic in het Verenigd Koninkrijk zijn vertaling van dit werk in modern Engels.

Inhoud
Kun je een ‘juiste’ keuze maken? Het is de centrale vraag in dit drieluik. Techeletblauw speelt net na de Tweede Wereldoorlog. Een Amsterdamse huisschilder doet een bijzondere vondst bij het opknappen van een woning. Hij is straatarm en kan zichzelf ineens eenvoudig verrijken. In dezelfde periode, in het toenmalig Nederlands-Indië, heeft een ogenschijnlijk nobele daad funeste gevolgen: Het Horloge van Celis. Ten slotte, bij Het Buitenlid, vormt een soldaat van de Wehrmacht een dilemma. Moet deze man als vijand worden gedoogd of afgewezen?

Het Horloge van Celis is een roman in drie verhalen. Deze grijpen op subtiele wijze in elkaar en laten de lezer niet los tot het laatste woord is gezegd. Het zijn stuk voor stuk situaties waarin je je de vraag kunt stellen: wat zou ik doen? Pas dan besef je dat een juiste keuze soms onmogelijk blijkt.

Interview

Door: Jan Stoel

Je eerste publicatie was een bloemlezing met vertaald werk van Philip Larkin (1922-1985) Sneeuw Valt op een Zondag in April (An April Sunday Brings the Snow), uitgegeven bij de ter ziele gegane uitgeverij Wagner & Van Santen. Waarom Larkin?

“Het verzamelde werk van Philip Larkin heeft gedurende de jaren negentig permanent op mijn nachtkastje gelegen. Daarnaast heb ik vrijwel alles gelezen wat er over hem in die periode verscheen. Hij behoort tot de top van de Engelse dichters van de twintigste eeuw en trok zich niets aan van het academische deel van zijn publiek, dat hem hogelijk waardeerde. Dat gold overigens ook voor zijn ‘gewone lezers’ die hem tot de dag van vandaag vaak noemen als hun favoriete dichter. Hij schiep er genoegen in volledig zijn eigen gang te gaan, alhoewel de ‘spreekstijl’ die hij hanteerde wel was vervat in versvormen waarvoor strikte ‘voorschriften’ gelden, bijvoorbeeld het sonnet. Daardoor waren zijn gedichten zowel modern, alsook zeer klassiek. De combinatie daarvan met zijn kijk op liefde, relaties, de wereld, et cetera raakt me. En wekt nog steeds diepe bewondering.”

Dan is er ook nog het Halliwell Manuscript dat je vertaalde, de oudst bekende bron van de vrijmetselarij. Waarom ben je dit gaan vertalen?

“Ik maakte kennis met dat middeleeuwse handschrift nadat ik was ingewijd als vrijmetselaar. Het trok mij omdat het een gedicht was. Hoewel ik het zogenaamde Middelengels uit die tijd redelijk goed heb leren lezen tijdens mijn studie Engels te Amsterdam, ging ik toch op zoek naar een moderne vertaling. Tot mijn verbazing kon ik die nergens op het internet vinden. Ik vond wel tamelijk zouteloze prozavertalingen. Die deden het gedicht geen recht. Niemand bleek moeite te hebben gedaan om dit document te vertalen en daarbij het rijm mee te nemen. Dat vond ik opmerkelijk. En misschien ook een beetje begrijpelijk. De sprekers van het moderne Engels hebben namelijk veel moeite met het Middelengels. Voor Nederlanders, daarentegen, is het Middelengels toegankelijker. Wij herkennen bijvoorbeeld de zinsstructuren beter. Na mijn vertalingen van Larkin, leek het mij een uitdagende klus om de eerste te worden die het gedicht heeft vertaald in berijmd Nederlands, en in modern berijmd Engels. De Engelse versie is verschenen in het Verenigd Koninkrijk. De Nederlandse vertaling is door een Nederlandse uitgeverij verzorgd.

Het gedicht gaat niet over de vrijmetselarij maar over gedragsvoorschriften voor middeleeuwse bouwers. Die voorschriften heeft de vrijmetselarij voor een groot deel overgenomen, waardoor het gedicht veel herkenning biedt voor deze groep.”

De vrijmetselarij speelt op de achtergrond een rol in Het Horloge van Celis. Hoe ben je op het idee voor deze roman gekomen?

“Het eerste verhaal (Techeletblauw) zat al jaren in mijn hoofd, maar zonder structuur of wat dan ook. Het waren flarden. Ik beschouwde mezelf altijd als vertaler en dichter, en daarom lag een roman niet voor de hand. Toch wilde ik iets met die flarden.

Techeletblauw was echter te kort voor een volwaardige roman. Dus ging ik verder met een andere flard. Dat is het eerste hoofdstuk van deel II, Het Horloge van Celis. Ik luisterde namelijk af en toe naar De Ridderdans van Sergei Prokofiev. Die muziek riep bij mij altijd een beeld op van een man die in een sneeuwbui over een plein liep. Waarom weet ik niet.”

Vanuit het idee moet je gaan bouwen. Hoe doe je dat?

“Ik werk niet met een vast plan. Bij mij zul je geen muur met notities treffen op mijn werkkamer. Zo zou ik niet kunnen schrijven. Ik ben niet het type schrijver dat iets bedenkt om het daarna op te schrijven. Dat ontneemt te veel het creatieve wat je ten deel valt als je gewoon je gang gaat, om het plat te zeggen. Ik wil verrast worden. Pas als het hele verhaal is voltooid, begin ik aan zo’n muur met notities. Maar dat is dan om te kijken of alles klopt. In Techeletblauw, bijvoorbeeld, gebruikt de huisschilder in 1946 een apparaat om behang af te stomen. Ik heb een hele correspondentie gevoerd met een medewerker van een schildersmuseum om na te gaan of dergelijke apparaten gangbaar waren in die tijd.”

En dan moet er nog een uitgeverij zijn die het wil uitgeven.

“Ik beken dat het manuscript door zo’n dertig uitgevers is geweigerd. Het is dus niet eenvoudig om een voet tussen de deur te krijgen. Je bent dan geneigd om te denken dat je manuscript niet goed genoeg is. Uitgever Eus Wijnhoven (Uitgeverij GiST) is volgens mij de enige die de tijd nam voor mijn werk. Veel uitgeverijen werken namelijk als controleurs op bloemenveilingen. Ze trekken een bosje irissen uit een partij van vijf karren en dat ene bosje bepaalt hoe de bloemen worden aangeprezen door de veilingmeester. En als dat ene bosje net een geknakte bloem heeft – terwijl de rest onbeschadigd is – dan verdient de teler weinig meer aan zo’n partij. Eus Wijnhoven nam echter de tijd om de hele lading te beoordelen. En dat maakte het verschil.”

Presentatie-uitgever-en-auteur-002-1024x768.jpegPresentatie van het boek, met links uitgever Eus Wijnhoven

Kernthema’s in de roman zijn het omgaan met dilemma’s, respect voor de ander, angst, schuldgevoelens en de vrijheid van denken. Ga je bij de keuzes waarvoor je komt te staan voor eigen belang of voor het belang van de gemeenschap en wat betekent dat voor jezelf? Heb je deze roman geschreven als een waarschuwing, een aanklacht tegen wat we om ons heen zien gebeuren? Of had je er andere bedoelingen mee?

“Mijn roman is een verhaal waarin de lezer een aandeel krijgt. Die bepaalt zelf hoe hij het interpreteert. Eén van de karakters heet niet voor niets Rorschach. Deze wetenschapper ontwikkelde in het begin van de twintigste eeuw een test gebaseerd op de interpretatie van willekeurige inktvlekken. Die interpretatie gaf volgens Rorschach een beeld van degene aan wie zo’n inktvlek werd voorgelegd. Zag men een engel in zo’n vlek? Of de klauw van een roofdier? Voor zover ik als auteur dus een speciale bedoeling had, dan was het om de lezer een rol te geven. Het gaat niet om wat ik vind als auteur, maar om wat de lezer ervan maakt. En dat geldt ook in de vrijmetselarij. Daar probeert men elkaar namelijk niet te overtuigen van de eigen visie, maar biedt men elkaar de mogelijkheid om zich daarover een eigen oordeel te vormen.”

De Tweede Wereldoorlog speelt een rol in je verhalen. Waarom?

“In oorlogen is doorgaans sprake van uitersten: bijvoorbeeld goed en fout. Dat er ook een grijs gebied is, weten we allemaal. Maar wat ‘goed’ of ‘fout’ over een mens zegt, is volgens mij tamelijk onvoorspelbaar. Dat zie je nu ook in de discussie over de oorlogsarchieven die recentelijk zijn ontsloten. Mijn schoonvader heeft deelgenomen aan de politionele acties. Mijn echtgenote was opgelucht dat hij was overleden nu die jongens geleidelijk als oorlogsmisdadigers worden weggezet. Het is te makkelijk als historici daar vanuit hun leunstoelen over oordelen. Ik hoop dat Het Horloge van Celis aanzet om wat kritischer te zijn. Om daarmee terug te komen op je vorige vraag: misschien was dat mijn bedoeling, niet meteen (ver)oordelen.”

Drebbelstraat-002-767x1024.jpg

Het eerste verhaal begint als volgt: “Omstreeks tien uur, op donderdagmorgen 21 november 1946, stalt Jacob Geerts zijn transportfiets, een Empo, tegen de gevel van het huis aan de Cornelis Drebbelstraat in Amsterdam.” Het deed me denken aan de openingszin van De Avonden van Gerard Reve: “Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.” Waarom deze referentie?

“Een knipoog naar Reve om aan degene die zijn boek heeft gelezen te laten weten dat dit verhaal op hetzelfde moment begint. In 1946 dus. Frappant is wel dat ik me nooit heb gerealiseerd dat Frits van Egters aan de Schilderskade woonde. Dat is een verwijzing naar de schilder uit Techeletblauw. Daarvan werd ik me pas bewust toen ik mijn eigen roman in handen had en die naast De Avonden legde.”

Zitten er nog meer van dit soort literaire verwijzingen in je roman?

“Zeker! Maar die zijn niet belangrijk voor wie ze er niet uithaalt. Dat zijn paaseieren die ik heb verstopt voor de ervaren lezer. Ga maar zoeken.”

De figuur van Harm Celis, de leraar Engels, die ineens in het tweede verhaal opduikt en ook weer onverwachts verdwijnt, vind ik om een aantal redenen interessant. Allereerst is er de literatuurles met de Engelse gedichten die hij behandelt. Het sneeuwt als hij in de klas komt en je schrijft “Ik zag belichte vlokken langs het venster stuiven als in een tekening van Jeroen Henneman”. In zijn lessen laat Celis de leerlingen ervaren wat de kracht van poëzie is. Net als bij Henneman is er ook een andere werkelijkheid. We hebben dichters “om ons het onbekende te laten herkennen en waardigheid terug te geven aan de onschuldigen en weerlozen. En dichters kunnen ons de kou van de wereld laten voelen.” Je doet hetzelfde nog twee keer met het gedicht The Death of the Ball Turret Gunner van Randall Jarell (dat gaat over de WO II) en dat van Six Young men van Ted Hughes (over WO I). Waarom doe je dat?

“Ik ben zelf docent Engels, maar ik ben niet Harm Celis. Zijn les had echter de mijne kunnen zijn. Zoals hij de gedichten bespreekt, zo zou ik het ook doen. Ik denk dat ik het niet kon laten om in deze roman ook zelf even aan het woord te zijn, al klinkt dat raar voor een auteur. Poëzie kan mensen raken. Het raakt mij altijd en ik wil dat met anderen delen. Maar ik vrees dat hier ook sprake is van een stukje frustratie: Celis is de docent die ik graag had willen zijn. Na mijn studie Engelse letterkunde heb ik vijfendertig jaar zogenaamd ‘business English’ gedoceerd. Dat heeft niets met poëzie te maken, integendeel. En hier kon ik mijn oude ideaalbeeld uitleven.”

Celis is ook een interessant personage, omdat hij me doet denken aan Joachim Stiller, een ‘soort van engel’ in Hubert Lampo’s De komst van Joachim Stiller, een roman waarin het gaat om angst en schuldgevoelens. Harm Celis zou je kunnen zien als een boodschapper die op aarde komt. Lampo schreef zijn boek vanuit een psychisch trauma dat hij aan de oorlog van 1940-1945 had overgehouden, een V-bombardement in Antwerpen waarbij een majoor, Joachim Stiller, omkwam.Aan de gewone realiteit wordt met Celis iets magisch toegevoegd. Er ontstaat een nieuwe realiteit. Is Het Horloge van Celis een ode aan Lampo? Een magisch realistische roman? Vanwaar die fascinatie voor Lampo?

“Deel II van mijn roman is een verholen eerbetoon aan de Belgische schrijver Hubert Lampo. Diens boek is voor mij het mooiste dat ooit is geschreven. Ook de verfilming ervan is buitengewoon goed gedaan. Je kunt je wellicht voorstellen hoe verbaasd ik was toen ik twee jaar geleden ontdekte dat Lampo ook een vrijmetselaar was. In België is de vrijmetselarij weliswaar heel verschillend van die in Nederland, maar toch.”

Zijn er nog meer verwijzingen naar De komst van Joachim Stiller?

“Ja. De hoofdpersoon ontmoet een voormalig medewerker van een archief in een café in de Kloosterstraat te Antwerpen. In die straat begint ook het verhaal over Joachim Stiller. Het betreft echter een ander café. Ik schrijf over Het Heilig Huisken, een bestaand etablissement waarvan de naam zich mooi laat verbinden met de persoon/engel Harm Celis.”

Ik kom ook nog David Bowie tegen in je roman met het nummer Don’t look back in anger van het album Sound and Vision. Hij kijkt hierin terug op alles wat hij deed in zijn verleden. Het gaat over een engel des doods en Bowie wordt in de clip een schilder die zijn eigen schilderij wordt. Toeval zal het allerminst zijn.

“Als de hoofdpersoon (de scholier Johan) het nummer van Bowie hoort spelen op het carillon, dan zingt hij mee met de melodie. Na de regel You know who I am, he said zwijgt de roman. De liefhebbers van Bowie weten wat er op die regel volgt: The speaker was an angel.”

Arctisch-onderkomen-Shackleton-002.jpgArctisch onderkomen Ernest Henry Shackleton

Dan is er nog de vrijmetselarij. Ik noem wat elementen: het horloge op de cover met de tekst “Love your fellow man, lend him a helping hand”, het magische getal drie (je roman bestaat niet voor niets uit drie delen; in het laatste deel komt camping De Driehoek ter sprake), de spiegel, de belangstelling voor de kosmos, de kleur blauw, de maçonnieke symbolen, zoals de passer en de winkelhaak (symbool voor het in juiste verhouding met jezelf te staan), en het feit dat de belangrijkste personages allemaal iets hebben met de vrijmetselarij. En niet alleen zij. Ook Lampo was vrijmetselaar evenals Wolfgang Amadeus Mozart die ook in je roman opduikt. Of de ontdekkingsreiziger Shackleton. Wat betekent de vrijmetselarij voor jou?

“De vrijmetselarij betekent voor mij niet zoveel als je zou verwachten na het lezen van dit boek. De normen en waarden die het propageert onderschrijf ik, maar ik blijf mezelf vragen stellen in hoeverre haar vorm bijdraagt aan haar doel. Ik heb moeite met het theatrale vlagvertoon waartoe de vrijmetselarij neigt of soms zelfs volledig in opgaat. Ik hoop altijd maar dat broeders die de buitenkant hoog in het vaandel hebben, in hun gewone leven handelen naar hetgeen de vrijmetselarij nastreeft.”

Je boek straalt ook de hoop voor een betere wereld uit. Als je van je angsten en schuldgevoelens verlost bent, zoals Hubert Lampo stelt in De Komst van Joachim Stiller, dan vind je het geluk. Is dat wat je de lezers wil meegeven?

Harry-G.-de-Vries-002-768x1024.jpeg

“Nee, want het gaat niet om verlossing van angsten en schuldgevoelens. Of om het vinden van geluk. Wat ik de lezer wil meegeven, wordt door een van de hoofdpersonen geformuleerd in het voorlaatste hoofdstuk. De discutabele broeder en oud-commissaris van de Amsterdamse gemeentepolitie, Reynders, reageert op een vraag van een journalist. Deze verslaggever wil weten of de oud-commissaris er prijs op stelt de tekst voor een artikel over de vrijmetselarij te controleren op juistheid. Reynders zegt dan:

Nee, meneer Overdulve. Daar gaat het nu om. Uw interpretatie is wat hier telt, niet de mijne. Het is aan u om te schrijven wat u goed acht. Het druist in tegen de principes van de broederschap als ik uw arbeid zou willen toetsen. Dat kunt u alleen zelf. Maar u kent uw vak. Professionele bekwaamheid, ofwel het traject via leerling en gezel tot meester, is ook in de steenhouwerij het fundament.’

Dat ene zinnetje – Dat kunt u alleen zelf – zegt alles. Je moet jezelf recht in de ogen kunnen kijken. Maar dat moet je soms leren. De vrijmetselarij kan je voorzien van het gereedschap om je daarbij te helpen. Daar leert men je hoe je deze gereedschappen kunt inzetten om aan jezelf te werken, en een oordeel over jezelf te vellen. Maar je moet het wel zelf doen. Je inspanningen slagen dus niet direct of op het moment dat je resultaat verwacht. Of helemaal niet. Maar als je serieus aan de slag gaat en jezelf de maat blijft nemen, dan heeft de wereld daar altijd baat bij.”

35ec3f4de4e9530c2e0d4ba74f3db93b.jpg



Reacties op: Harry G. de Vries: “Een knipoog naar Reve en een eerbetoon aan Lampo”

Meer informatie

Gerelateerd

Over

Hubert Lampo

Hubert Lampo

Hubert Léon Lampo (Antwerpen, 1 september 1920 - Essen, 12 juli 2006) was...

Gerard Reve

Gerard Reve

Gerard Reve (1923) groeide op in de wijk Betondorp in de Watergraafsmeer. Na een...